Besluit van 26 maart 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 maart 2012, nr. RZP/RSA/2012/4526;

Gelet op artikel 13 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening treden in werking met ingang van 1 juli 2012, met uitzondering van de artikelen 5 en 11.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 maart 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Uitgegeven de negenentwintigste maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 13 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voorziet in de mogelijkheid dat de artikelen van die wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het onderhavige besluit wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

De artikelen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening treden in werking met ingang van 1 juli 2012, met uitzondering van de artikelen 5 en 11.

Artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening dat betrekking heeft op het moratorium kan nog niet op 1 juli 2012 in werking treden omdat de procesrechtelijke aspecten die verband houden met het afkondigen van het moratorium, wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereisen. Die wetswijziging is thans in voorbereiding. Voorts zal over de algemene maatregel van bestuur, die op grond van het tweede lid van artikel 5 zal worden vastgesteld, en waarin zal worden bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een afkoelingsperiode te kunnen afkondigen, een groot aantal instanties worden geconsulteerd, zodat inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur met ingang van 1 juli 2012 niet in de rede ligt. Tot slot moeten de kosten van de rechterlijke macht die zijn gemoeid met het moratorium worden gefinancierd uit de opbrengsten van het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en enige andere wetten in verband met de verhoging van griffierechten (Kamerstukken 33 071), zoals aangegeven in de toelichting op het amendement over de invoering van een moratorium van de leden Sterk en Spekman (Kamerstukken II 2010/2011, 32 291, nr. 49). Dit wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer der Staten Generaal. Het streven is erop gericht dat artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 januari 2013 in werking zal kunnen treden.

Voor het in werking treden van artikel 11 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, dat betrekking heeft op de basisbankrekening is nog een wijziging van de Wet op het financieel toezicht noodzakelijk. Dit om te voorkomen dat banken die geen betaalrekeningen aan consumenten aanbieden ook verplicht kunnen worden basisbankrekeningen te verstrekken. Het streven is erop gericht dat artikel 11 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening eveneens op 1 januari 2013 in werking zal kunnen treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Naar boven