Besluit van 16 maart 2012, houdende intrekking van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 13 maart 2012, nr. IenM/BSK-2012/23330, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 maart 2012

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de drieëntwintigste maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding en achtergrond

In de Nota Vernieuwing Rijksdienst die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens het destijds zittende kabinet op 24 september 2007 aan de Tweede Kamer heeft gezonden (Kamerstukken II 2007/08, 31 201, nr. 3 (herdruk), p.9), is opgenomen dat voor het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) wordt gestreefd naar een eenduidige juridische en financiële grondslag, met een duidelijke afbakening van het werk in betaalde werkzaamheden. In dat kader is door de Secretaris-Generaal voor de Vernieuwing van de Rijksdienst aan Staatsraad in buitengewone dienst mr. G.N. Roes gevraagd een rapport op te stellen. Dit rapport is in november 2008 uitgebracht en bevat een aantal aanbevelingen. In de brief van 6 april 2009 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 20) heeft het toen zittende kabinet in het licht van die aanbevelingen aangegeven over de functioneringsvoorwaarden van de planbureaus te zullen beslissen in de ministerraad. In de brief is het kabinet tevens ingegaan op de relatie en positionering van planbureaus ten opzichte van ministers en de Staten-Generaal.

Ten behoeve van een eenduidige juridische en financiële grondslag voor de planbureaus en ter uitvoering van de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 20) van 6 april 2009, heeft de minister-president, handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, de «Aanwijzingen voor de Planbureaus» vastgesteld (Stcrt. 2012, 3200). In aanwijzing 3 is bepaald dat de eerst verantwoordelijke minister het planbureau opneemt in het organisatiebesluit van zijn ministerie. Ter toelichting is erop gewezen dat ingevolge het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 de minister belast is met de organisatie van zijn departement. Opneming van het planbureau in het organisatiebesluit van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is duidelijk en afdoende.

Aangezien het PBL in het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 is opgenomen en de Aanwijzingen aangeven hoe met planbureaus wordt omgegaan, kan gezien het vorenstaande het koninklijk besluit van 8 oktober 2001 (Stb. 2001, 488), houdende vaststelling van het Besluit Instelling Ruimtelijk Planbureau, waarvan de citeertitel is gewijzigd bij besluit van 7 mei 2008 tot instelling van het Planbureau voor de Leefomgeving (Stb. 2008, 161), worden ingetrokken. Het onderhavige besluit strekt hiertoe.

2. Hoofdlijnen voorstel

Het merendeel van de artikelen uit het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving, wordt tegelijkertijd getransponeerd in de Aanwijzingen voor de Planbureaus, het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 en het onder het Organisatie- en mandaatbesluit hangende Protocol voor de Planbureau voor de Leefomgeving. Op de benoeming, schorsing of ontslag van de directeur van het PBL is voortaan het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) van toepassing. De artikelen houdende de definities, de inwerkingtreding en de citeertitel vervallen vanzelfsprekend.

3. Gevolgen

Het voorliggende besluit heeft geen gevolgen voor burgers, bedrijfsleven, overheid en milieu. Het intrekken van het Besluit voor het Planbureau voor de Leefomgeving heeft te maken met het coördineren van regeringsbeleid en met de organisatie van het departement van Infrastructuur en Milieu. Aan dit besluit zijn geen bestuurlijke lasten of administratieve lasten voor het bedrijfsleven gebonden.

4. Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit zal op 1 april 2012 in werking treden. Met de inwerkingtreding van het voorliggende besluit en het besluit houdende de intrekking van het Besluit houdende instelling van een Sociaal en Cultureel Planbureau, zullen de bepalingen van de Regeling houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus in werking treden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven