Besluit van 21 december 2011, houdende tijdelijke regels inzake de opleiding, deskundigheid en tijdelijke zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen van de physician assistant (Besluit tijdelijke zelfstandige bevoegdheid physician assistant)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 november 2011, kenmerk DWJZ-3090777;

Gelet op artikel 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 december 2011, nr. W13.11.0495/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2011, nr. DWJZ-3098020;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

b. Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs:

het register, genoemd in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

c. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluitbuitenslands gediplomeerden volksgezondheid.

§ 2. Aanwijzing en titel

Artikel 2

  • 1. Als bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 7 wordt de physician assistant aangewezen.

  • 2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geldt voor een termijn van vijf jaar.

Artikel 3

  • 1. Het recht tot het voeren van de titel physician assistant is voorbehouden aan degene:

    • a. aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene het afsluitende examen van een opleiding voor physician assistant met goed gevolg heeft afgelegd, welke opleiding is opgenomen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs en die voldoet aan de artikelen 4 en 5, of

    • b. die in het bezit is van een door Onze Minister afgegeven verklaring van vakbekwaamheid:

      • waaruit blijkt dat betrokkene een examen heeft afgelegd van een opleiding, die is gericht op de uitoefening van het beroep van physician assistant en aan de betrokkene daarvan een getuigschrift is uitgereikt dat niet is afgegeven binnen een staat aangesloten bij de overeenkomst van Oporto van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132) of Zwitserland, en

      • waarin Onze Minister verklaart dat de door de betrokkene verworven vakbekwaamheid voor de toepassing van deze wet geacht kan worden gelijkwaardig te zijn aan de vakbekwaamheid welke uit de artikelen 4 en 5 kan worden afgeleid, of

    • c. die in het bezit is van een door Onze Minister afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als physician assistant in de zin van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

  • 2. De verklaring bedoeld in het eerste lid, onder b, en de erkenning, bedoeld in het eerste lid, onder c, geven aan voor welk deelgebied van de geneeskunst zij van toepassing zijn.

§ 3. Opleiding

Artikel 4

De opleiding, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, heeft een studielast van 4200 studiebelastingsuren, omvat zowel theoretisch als praktisch onderwijs, en is er op gericht dat de betrokkene competenties verwerft, die betrekking hebben op het gebied van deskundigheid als bedoeld in artikel 6, ter zake van:

  • a. medische deskundigheid;

  • b. communicatie;

  • c. organisatie;

  • d. samenwerking;

  • e. kennis en wetenschap;

  • f. maatschappelijk handelen;

  • g. professionaliteit.

Artikel 5

  • 1. De competentie medische deskundigheid omvat de bekwaamheid om:

    • a. met betrekking tot veelvoorkomende aandoeningen, doeltreffende, ethisch verantwoorde diagnostische, therapeutische, prognostische en op het individu gerichte preventieve vaardigheden toe te passen in de praktijk;

    • b. relevante informatie aangaande diagnostische, therapeutische, prognostische en op het individu gerichte preventieve opties op te zoeken en te integreren in de klinische praktijk;

    • c. doeltreffend in woord en geschrift te communiceren met andere zorgverleners over de aan hem toevertrouwde patiëntenzorg;

    • d. medische deskundigheid te tonen in situaties die niet te maken hebben met directe patiëntenzorg.

  • 2. De competentie communicatie omvat de bekwaamheid om:

    • a. met patiënten een therapeutische relatie aan te gaan dan wel te onderhouden op basis van wederzijds begrip, empathie en vertrouwen;

    • b. informatie te verzamelen over de aandoening van de patiënt, van familie of van relevante derden uit de omgeving van de patiënt en de verzamelde informatie te integreren;

    • c. relevante informatie te bespreken met de patiënt, de familie of andere zorgverleners om zo optimale zorg aan de patiënt te leveren;

    • d. de patiënt en de bij de patiënt betrokkenen te begeleiden;

    • e. met diverse patiëntengroepen zoals kinderen, ouderen, mannen en vrouwen en patiënten met verschillende culturele achtergronden om te gaan.

  • 3. De competentie organisatie omvat de bekwaamheid om:

    • a. doeltreffend gebruik te maken van informatietechnologie;

    • b. een visie en doelstelling te formuleren, een strategie te ontwikkelen en adequate actie te ondernemen en daarbij adequaat taken en verantwoordelijkheden te delegeren;

    • c. middelen effectief in te zetten voor gezondheidszorg, onderzoek en onderwijs.

    • d. goed geïnformeerd te zijn over het Nederlandse gezondheidszorgsysteem, de invloed hierop van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, en deze kennis doeltreffend en efficiënt te benutten voor de eigen functie en organisatie;

    • e. de uitgangspunten van kwaliteitszorg, zijnde bewaking, bevordering en waarborging, in de praktijk toe te passen.

  • 4. De competentie samenwerking omvat de bekwaamheid om:

    • a. in samenspraak met de patiënt op doeltreffende wijze te komen tot samenwerking met andere zorgverleners binnen de gezondheidszorgorganisatie;

    • b. een doeltreffende bijdrage aan interdisciplinaire teams op het gebied van patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek te leveren.

  • 5. De competentie kennis en wetenschap omvat de bekwaamheid om:

    • a. toegepast empirisch wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren;

    • b. de principes van kritisch denken toe te passen op bronnen van medische informatie en in interactie met anderen;

    • c. bij concrete beslissingen in de klinische praktijk het beschikbare wetenschappelijke bewijs te betrekken;

    • d. een persoonlijke leerstrategie te ontwikkelen, implementeren en documenteren.

  • 6. De competentie maatschappelijk handelen omvat de bekwaamheid om:

    • a. kennis over de determinanten van gezondheid en ziekte toe te passen in de praktijk en mee te werken aan maatregelen die de gezondheid van individuen en groepen bevorderen;

    • b. risicovolle determinanten van gezondheid op het niveau van het individu, patiëntengroepen en maatschappij te herkennen;

    • c. adequaat te reageren op risicovolle determinanten van gezondheid op het niveau van het individu, patiënten-groepen en de maatschappij.

  • 7. De competentie professionaliteit omvat de bekwaamheid om:

    • a. op een eerlijke, betrokken wijze hoog-gekwalificeerde zorg te leveren, met aandacht voor de integriteit van de patiënt;

    • b. adequaat professioneel gedrag te demonstreren in gezondheidszorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs;

    • c. geneeskunde te beoefenen op een ethisch verantwoorde manier, die de medische, juridische en professionele verplichtingen van het lidmaatschap van een zelfregulerende groep respecteert;

    • d. op sterke en zwakke kanten in het eigen functioneren te reflecteren en daardoor sturing te geven aan het eigen leerproces en verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen professionele groei, met als doel levenslange ontwikkeling als professional;

    • e. te reflecteren op het eigen handelen in de medische praktijk, in relatie tot de eigen gevoelens en cognities;

    • f. te reflecteren op de invloed van eigen attitude, normen en waarden op het eigen medisch handelen.

§ 4. Deskundigheid

Artikel 6

  • 1. Tot het gebied van deskundigheid van de physician assistant wordt gerekend het verrichten van handelingen op het deelgebied van de geneeskunst waarbinnen de physician assistant is opgeleid. Deze handelingen omvatten het onderzoeken, behandelen en begeleiden van patiënten met veel voorkomende aandoeningen binnen dat deelgebied van de geneeskunst.

  • 2. Tot de handelingen, bedoeld in het eerste lid, behoren het:

    • a. onderzoeken en beoordelen van een patiënt en het op basis van de verkregen gegevens stellen van een diagnose en het opstellen van een behandelplan;

    • b. uitvoeren van het behandelplan en het daartoe verrichten van gangbare medische handelingen;

    • c. stellen van indicaties en het herkennen van complicaties van medische handelingen en verrichtingen en het daarop anticiperen;

    • d. verlenen van spoedeisende hulp, het bewaken van vitale lichaamsfuncties en waar nodig het treffen van maatregelen ter herstel daarvan;

    • e. verwijzen naar, consulteren van en samenwerken met artsen en met andere gezondheidszorgmedewerkers;

    • f. geven van advies, voorlichting en het verlenen van preventieve zorg.

§ 5. Voorbehouden handelingen

Artikel 7

  • 1. De physician assistant is bevoegd tot:

    • a. het verrichten van heelkundige handelingen;

    • b. het verrichten van endoscopieën;

    • c. het verrichten van catheterisaties;

    • d. het geven van injecties;

    • e. het verrichten van puncties;

    • f. het verrichten van electieve cardioversie;

    • g. het toepassen van defibrillatie;

    • h. het voorschrijven van UR-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van de Geneesmiddelenwet.

  • 2. De bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, geldt uitsluitend voor zover het betreft:

    • a. handelingen die vallen binnen het deskundigheidsgebied, bedoeld in artikel 6;

    • b. handelingen van een beperkte complexiteit;

    • c. routinematige handelingen;

    • d. handelingen waarvan de risico’s te overzien zijn;

    • e. handelingen die worden uitgeoefend volgens landelijke geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 8

  • 1. Alvorens een verklaring af te geven als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wint Onze Minister advies in van de commissie.

  • 2. De commissie onderzoekt en laat Onze Minister weten of naar haar oordeel voldaan is aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 3. De artikelen 3a, eerste lid, 5, 6 en 7, van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b. De leden-deskundigen die deel uitmaken van de commissie, zijn deskundig ter zake van de opleiding of van het beroep van physician assistant.

Artikel 9

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid physician assistant.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 december 2011

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de negenentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Met de onderhavige maatregel van bestuur wordt uitvoering gegeven aan artikel 36a van de Wet op de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) om voor een periode van maximaal 5 jaar, een bepaalde categorie van beroepsbeoefenaren tot het verrichten van in de maatregel aangewezen handelingen zelfstandig bevoegd te verklaren. Artikel 36a voorziet voorts in een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen opleiding die betrekking heeft op de aangewezen voorbehouden handelingen.

De onderhavige maatregel wijst de beroepsgroep van physician assistants aan. De physician assistant verleent op basis van een geaccrediteerde hbo-masteropleiding medische zorg binnen een deelgebied van de geneeskunde. De physician assistant is in Nederland geïntroduceerd om een bijdrage te leveren aan de opvang van de sterk toenemende vraag naar medische zorg. Het gaat hierbij voornamelijk om het overnemen van (geprotocolleerde) medische standaardtaken van artsen (taakherschikking). Daarnaast levert de physician assistant een bijdrage aan de kwaliteit van zorg, met name waar het de continuïteit van die zorg betreft.

Naast de aanwijzing van de beroepsgroep en de vereiste opleiding worden in deze maatregel ook de voorbehouden handelingen aangewezen waarvoor een zelfstandige bevoegdheid aan de physician assistant wordt verleend. Het gaat hierbij om voorbehouden handelingen welke te rekenen zijn tot het gebied van deskundigheid van de physician assistant en om het stellen van beperkingen die de physician assistant bij het verrichten van die handelingen in acht dient te nemen.

De physician assistant beschikt over het diploma Master Physician Assistant van een door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) geaccrediteerde hbo-masteropleiding. Om tot de masteropleiding physician assistant te worden toegelaten dient de aspirant-physician assistant te beschikken over een bewezen hbo-opleidingsniveau in de gezondheidszorg (onder andere verpleegkunde of fysiotherapie) en ten minste twee jaar relevante werkervaring. Bovendien dient men te beschikken over een physician assistant-opleidingsplaats binnen een deelgebied van de geneeskunst, dit vanwege het duale karakter van de opleiding. Gedurende de masteropleiding verwerft de physician assistant een brede geneeskundige basiskennis. Daarnaast ontwikkelt de physician assistant specifieke medische bekwaamheden binnen het deelgebied waar deze werkzaam is. De brede geneeskundige basis biedt de physician assistant de mogelijkheid om zich na de opleiding ook op andere deelgebieden van de geneeskunst te ontwikkelen en werkzaam te zijn.

Het opleidingsprofiel is gebaseerd op het beroepsprofiel zoals dat in 2007 is vastgesteld door de Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA). In het beroepsprofiel staan de vereisten (beroepskwalificaties) beschreven waarover een beginnend physician assistant beschikt. In het opleidingsprofiel worden de eindtermen, geformuleerd in competenties, uiteengezet. Dit zijn vaardigheden die de student gedurende de opleiding dient te verwerven en die hem in staat stellen het beroep op een zelfstandige, bekwame manier uit te oefenen.

Positionering van de physician assistant

De physician assistant verricht werkzaamheden binnen een deelgebied van de geneeskunst in de eerste en tweede lijn. De physician assistant ondersteunt de arts door zelfstandig medische taken uit te voeren. Gezien het deskundigheidsgebied van de physician assistant is hij werkzaam binnen een samenwerkingsverband waarvan tenminste één arts-specialist deel uitmaakt. Voor zover de physician assistant werkzaam is in een instelling is onverkort de Kwaliteitswet zorginstellingen van toepassing. Ook zijn de in het Burgerlijk Wetboek, Titel 7, afdeling 5, opgenomen regels inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst) van toepassing. Dat betekent onder meer dat een patiënt alleen met zijn of haar toestemming door hulpverleners behandeld mag worden.

Deskundigheidsgebied

Het deskundigheidsgebied van de physician assistant is omschreven in artikel 6 van dit besluit. De omschrijving van het deskundigheidsgebied sluit aan bij de kennis, het inzicht en de vaardigheden die op grond van de opleiding tot physician assistant zijn opgedaan. Omschreven wordt met betrekking tot het verrichten van welke voorbehouden en andere handelingen op het deelgebied van de geneeskunst de physician assistant deskundig is.

De basis van de uiteenlopende takenpakketten van de physician assistants, afgeleid van het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel physician assistant, bestaat uit het verrichten van anamnese, lichamelijk onderzoek, diagnosticeren van (potentiële) gezondheidsrisico’s, initiëren en uitvoeren van behandelplannen. De voorbehouden handelingen die daarbij door de meeste physician assistants worden verricht en waarvan de bevoegdheid voor een adequate en doelmatige beroepsuitoefening een onmisbare voorwaarde is, staan opgesomd in artikel 7.

In de uitwerking van het gebied van deskundigheid liggen ook besloten de beperkingen die de physician assistant bij het verrichten van deze voorbehouden en andere medische handelingen in acht neemt. Als de physician assistant constateert dat er handelingen zijn aangewezen die buiten het betreffende deelgebied van de geneeskunst liggen of geen betrekking hebben op de veelvoorkomende aandoeningen die de physician assistant behandelt, dan handelt de physician assistant als ter zake kundig door een arts te consulteren of diens hulp in te roepen dan wel de patiënt door te verwijzen naar een arts-specialist. Aldus is de deskundigheid van de physician assistant afgegrensd van die van de arts-specialist.

Voorbehouden handelingen

Kern van dit besluit vormt de toekenning aan de physician assistant van een zelfstandige bevoegdheid ten aanzien van de in artikel 7 opgesomde voorbehouden handelingen. Deze zelfstandige bevoegdheid omvat zowel de indicatiestelling voor de betreffende voorbehouden handeling als de uitvoering ervan. De physician assistant kan de voorbehouden handeling zelf uitvoeren of een opdracht daartoe verlenen aan een ander (mits deze bekwaam is de handeling uit te voeren).

De zelfstandige bevoegdheid die wordt toegekend is in omvang beperkt. De bevoegdheidsgrenzen van de physician assistant worden bepaald door de opleiding, de eigen bekwaamheid, de omschrijving van het deskundigheidsgebied en de bij dit besluit gestelde beperkingen met betrekking tot de voorbehouden handelingen. Tot slot geldt ook ten aanzien van de physician assistant de algemene eis, dat uitsluitend bevoegdheid bestaat voor een voorbehouden handeling, als sprake is van bekwaamheid om deze uit te voeren (gezien het bepaalde in artikel 36, vijftiende lid van de wet). Aangezien bekwaamheid individueel bepaald is, zal de zelfstandige verrichting van die handeling in het concrete geval ook daarvan afhangen. De vereiste bekwaamheid voor die handelingen wordt tijdens de opleiding door de superviserend arts-specialist vastgesteld.

De voorbehouden handelingen die door de physician assistants worden verricht zijn in principe beperkt tot de voor het betreffende deelgebied van de geneeskunst gangbare handelingen van een beperktere complexiteit. In de dagelijkse praktijk is de physician assistant daarbij gebonden aan de richtlijnen en daarvan afgeleide protocollen van het betreffende geneeskundig specialisme en vindt afstemming met de arts-specialist plaats. Binnen deze kaders neemt de physician assistant zelfstandig beslissingen omtrent de indicatie en de verrichting van de aangewezen voorbehouden handelingen.

In concreto betekent dit onder meer dat de physician assistant geen grote risicovolle operaties zelfstandig uitvoert, en dat alleen medicijnen worden voorgeschreven die voor het deelgebied van de geneeskunst gebruikelijk zijn.

Opdrachtverlening

Artikel 38 van de Wet BIG, dat gaat over de opdrachtverlening tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen, is van overeenkomstige toepassing. Omdat het gaat om een nieuwe bevoegdheid voor een specifieke categorie beroepsbeoefenaren die het beroep in de volle breedte moet kunnen gaan uitoefenen, is het opdrachtgeverschap onder de reikwijdte van artikel 36a gebracht. Dit betekent dat de in dit besluit aangewezen beroepsbeoefenaren ook opdracht kunnen geven tot het verrichten van voorbehouden handelingen aan anderen die daartoe niet zelfstandig bevoegd zijn indien aan de in artikel 38 genoemde voorwaarden is voldaan.

Kwaliteitsregister

Met het tijdelijk toekennen van bevoegdheden verhoudt het zich echter niet om voor de beroepsbeoefenaren waaraan de bevoegdheid is toegekend een publiekrechtelijk register en een daaraan gekoppelde beroepstitel in het leven te roepen. Een dergelijk register en een beroepstitel staan namelijk de noodzakelijke omkeerbaarheid van het experiment in de weg.1 Om die reden is afgezien van toekenning van een beroepstitel en van registratie in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet (het BIG-register).

Niettemin is een zekere kenbaarheid van de physician assistants die tot de aangewezen categorie behoren van belang. Dit is mogelijk doordat de beroepsvereniging van physician assistants, de Nederlandse Associatie voor physician assistants, een register voert van physician assistants. In dit zgn. Kwaliteitsregister staan de physician assistants vermeld die hun opleiding hebben voltooid. Aan de registratie is geen verplicht lidmaatschap van de beroepsvereniging verbonden. Bij de registratie is tevens het deelgebied vermeld waarbinnen de physician assistant is opgeleid. Het register is openbaar toegankelijk, zodat deze ook raadpleegbaar is door apothekers. Op deze wijze kan een apotheker de voorschrijfbevoegdheid van een physician assistant eenvoudig verifiëren.

Handhaving

Zoals hiervoor aangegeven staan de physician assistants niet geregistreerd in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet (het BIG-register).

Dit betekent dat de physician assistants weliswaar onder de werking van het tuchtrecht van de wet zijn gebracht, maar dat de tuchtmaatregelen die betrekking hebben op inschrijving in het BIG-register niet kunnen worden opgelegd. Andere handhavingsinstrumenten kunnen echter onverkort worden ingezet. Onder de Kwaliteitswet zorginstellingen beschikt de minister over de mogelijkheid om een aanwijzing te geven aan de betreffende zorgaanbieder; voor spoedeisende gevallen beschikt de inspectie over een bevelsmogelijkheid.

De voorhang

Het ontwerp van dit besluit heeft voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Naar aanleiding van die voorhang zijn geen vragen of opmerkingen naar voren gekomen die hebben geleid tot aanpassing van dit besluit2. Los van enkele aanpassingen van redactionele aard is ten opzichte van het voorgehangen ontwerp een wijzing opgenomen om de gelijkstelling mogelijk te maken van buitenslands gediplomeerden. De relevante bepalingen van wet BIG (artikel 41 en 45) zijn namelijk niet van toepassing op de physician assistant.

Artikelsgewijs

Artikel 2, tweede lid

In deze algemene maatregel van bestuur is niet gekozen voor een horizonbepaling, doch voor de vaststelling van een termijn van vijf jaar waarvoor de physician assistants als categorie wordt aangewezen. Dat brengt artikel 36a mee. Mocht echter voor het verstrijken van die termijn een voorstel van wet in voorbedoelde zin bij de Tweede Kamer worden ingediend, dan wordt de termijn verlengd. De verlengde termijn zal vervolgens vervallen in de gevallen aangegeven in artikel 36a, zevende lid, van Wet BIG. De verlenging kan niet langer duren dan vijf jaar.

In het geval er geen wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend, zal de aanwijzing na vijf jaar vervallen. Deze algemene maatregel van bestuur zal dan worden ingetrokken.

Artikel 3

Het recht om de titel van physician assistant te voeren komt toe aan degene die de desbetreffende opleiding, opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, met goed gevolg heeft doorlopen en waarvoor in het onderhavige besluit eisen zijn gesteld, alsmede aan buitenslands gediplomeerden die daaraan zijn gelijkgesteld. Deze systematiek van de opleidingstitelbescherming is vergelijkbaar met de beroepen die in artikel 34 van de Wet BIG zijn opgenomen. Voor een toelichting over de opleidingstitel voor de physician assistant wordt verwezen naar de kamerstukken behorende bij artikel 36a van de Wet BIG.3

Voor de beroepen, bedoeld in artikelen 3 en de beroepen die zijn aangewezen op grond van artikel 34, eerste lid van Wet BIG, zijn in artikel 41, onderscheidenlijk 45, regels gesteld over de gelijkstelling van buitenslands gediplomeerden met Nederlands gediplomeerden.

Voor een deel vallen de buitenslands gediplomeerde onder de werking van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Voor dat deel kan volstaan worden met een aanpassing van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties in de individuele gezondheidszorg. Voor het resterende deel van de buitenslands gediplomeerden voorziet dit artikel in een regeling om gelijkstelling mogelijk te maken.

Artikelen 4 en 5

Voor de opleiding tot physician assistant, bedoeld in artikel 4 zijn landelijke eindkwalificaties ontwikkeld die zijn vastgesteld door de HBO-raad (Competentieprofiel van de Masteropleiding Physician Assistant, zomer 2003). Deze landelijke eindkwalificaties zijn gebaseerd op het Beroepsprofiel Physician Assistant, dat in nauw overleg met artsen en physician assistants tot stand is gekomen (Beroepsprofiel Physician Assistant, 1 november 2007, NAPA). Alle geaccrediteerde opleidingsinstituten die de opleiding tot physician assistant mogen geven, zijn gehouden deze landelijke eindkwalificaties te hanteren. De opleiding omvat zowel theoretisch als praktisch onderwijs dat gericht is op het verwerven van de navolgende competenties die de basis vormen voor de beroepsuitoefening binnen het deskundigheidsgebied van de physician assistant.

Deze competenties zijn conform het model CanMEDS-2008. De CanMEDS (Canadian Medical Education Directives for Specialists) beschrijven het profiel van de physician assistant in zeven rollen/competentiedomeinen namelijk: medisch deskundige, communicator, samenwerker, organisator, samenwerker, academicus, gezondheidsbevorderaar en beroepsbeoefenaar. Hierna worden de verschillende competenties toegelicht.

Competentie medische deskundigheid:

De physician assistant beschikt op een welomschreven terrein over de kennis en vaardigheden om gegevens te verzamelen en te interpreteren, een probleemanalyse te maken, de juiste klinische beslissingen te nemen, en uit te voeren, met inachtneming van de grenzen van eigen discipline en expertise. De geleverde zorg door de physician assistant is zoveel mogelijk evidence based, actueel, ethisch onderbouwd, kosteneffectief.

Competentie communicatie:

De physician assistant kan een doeltreffende relatie aangaan/onderhouden met patiënten, collegae en andere zorgverleners. Medische communicatieve vaardigheden zijn daarbij essentieel van belang om hoog gekwalificeerde zorg te kunnen bieden. De geleverde zorg wordt door de physician assistant doeltreffend mondeling/schriftelijk gecommuniceerd aan patiënt(-en), familie en andere medewerkers in de zorg.

Competentie organisatie:

Als organisator neemt de physician assistant dagelijks besluiten over beleid en de toewijzing van beperkte financiële, materiële en personele middelen. Tevens is de physician assistant in staat op verantwoorde wijze taken in het werk (op strategisch, tactisch en operationeel niveau) als daarbuiten af te stemmen en in staat taken te prioriteren, uit te voeren in een team en te evalueren.

Competentie samenwerking:

De physician assistant kan een collegiale samenwerking opbouwen en kan doeltreffend samenwerken in een multidisciplinair samenwerkingverband om besluitvorming rond optimale patiëntenzorg, onderwijs en/of onderzoek te realiseren. De physician assistant kan doeltreffend samenwerken met patiënten en patiëntengroepen, collega’s en andere zorgverleners. De physician assistant is tevens in staat vaardigheden te hanteren om informatie over te brengen, te onderhandelen, leiding te geven, consultaties uit te voeren en intercollegiaal te toetsen.

Competentie kennis en wetenschap:

De physician assistant levert een wetenschappelijke bijdrage aan de beoordeling, opbouw en begrip van kennis en kunde van de gezondheidszorg en neemt op een omschreven terrein klinische beslissingen op wetenschappelijk verantwoorde wijze. Hij erkent het belang van levenslang leren en fungeert hierin als rolmodel.

Competentie maatschappelijk handelen:

De physician assistant erkent en bepleit actief het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele patiënt, patiëntengroepen en de maatschappij. De physician assistant draagt dit belang individueel dan wel in teamverband uit aan beleidsmakers op het terrein van de volksgezondheid.

Competentie professionaliteit:

De physician assistant vervult als professional, met adequate kennis, kunde en gedrag, een maatschappelijk rol om de gezondheid en het welbevinden van de samenleving naar een zo goed mogelijk niveau te brengen. Hij beoefent de patiëntenzorg volgens de geldende medische en ethische standaarden, beheerst en houdt de standaarden van zijn vakgebied bij. De physician assistant exploreert weloverwogen en doelbewust ervaringen ter bevordering van het leren, de persoonlijke en professionele ontwikkeling en het verbeteren van het eigen functioneren als physician assistant in de beroepspraktijk.

Artikel 6, eerste lid

De werkzaamheden van de physician assistant reiken van geneeskundige basistaken tot specialistische taken binnen het geneeskundig proces van onderzoek, diagnostiek en behandeling. De physician assistant neemt de standaardwerkzaamheden van de arts-specialist over. Deze werkzaamheden betreffen handelingen van een beperkte complexiteit.

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aan de orde kwam, wordt hier een uitwerking gegeven aan de beperkingen die de physician assistant in acht neemt bij het verrichten van handelingen op het deelgebied van de geneeskunst en andere handelingen. Door het stellen van deze beperkingen wordt het gebied van deskundigheid van de physician assistant afgegrensd van de deskundigheid van de arts- specialist op het gebied van de geneeskunst.

Een eerste afbakening van de deskundigheid is gelegen in de omvang van de geneeskunst. De deskundigheid van de physician assistant is in die zin algemeen, dat de physician assistant wordt opgeleid om patiënten te kunnen onderzoeken, diagnoses te kunnen stellen en behandelplannen op te stellen en uit te voeren. Deze deskundigheid richt zich echter specifiek op een deelgebied van de geneeskunst. Binnen dat deelgebied handelt de physician assistant zelfstandig en draagt hij verantwoordelijkheid voor de behandeling van patiënten met veelvoorkomende aandoeningen.

Een tweede afbakening betreft de aandoeningen die de physician assistant behandelt binnen zijn deelgebied. De deskundigheid van de physician assistant richt zich op veel voorkomende aandoeningen en de behandelingen van deze aandoeningen kenmerken zich door een beperktere complexiteit. Zeldzame aandoeningen en complexe behandelingen vallen buiten de deskundigheid van de physician assistant, ook al behoren dergelijke aandoeningen en behandelingen wel tot het desbetreffende deelgebied.

Artikel 6, tweede lid

De handelingen, genoemd in het tweede lid vormen een invulling van het deskundigheidsgebied van de physician assistant. De handelingen zijn algemeen omschreven. Dit is ingegeven door het feit dat de physician assistant beschikt over algemene basiskennis van de geneeskunst, welke hem in staat stelt om te onderzoeken, te diagnosticeren, een behandelplan op te stellen en uit te voeren. Daarnaast is een algemene omschrijving noodzakelijk, omdat de physician assistant op allerlei verschillende deelgebieden van de geneeskunst opgeleid en werkzaam kan zijn. De handelingen die in de onderdelen a, c, d, e en f zijn omschreven, zijn daarom ook algemeen te noemen.

De beperking in de handelingen is vooral gelegen in de koppeling met de beperkingen in het eerste lid: het deelgebied van de geneeskunst waarbinnen de physician assistant zijn specifieke deskundigheid heeft en de aard van de aandoeningen welke de physician assistant behandelt.

Onderdeel b kent nog een specifieke beperking. In onderdeel b is bepaald dat de medische handelingen die de physician assistant verricht gangbaar dienen te zijn. Dit sluit aan bij de patiëntenpopulatie die de physician assistant behandelt, namelijk die met veel voorkomende aandoeningen. De handelingen die niet gebruikelijk zijn bij de behandeling van deze patiënten vallen buiten de deskundigheid van de physician assistant. Het gaat dan om zeer bijzondere of complexere handelingen, bijvoorbeeld experimentele behandelingen in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 7

De beperkingen van de deskundigheid werken in omvang door in de zelfstandige bevoegdheid van artikel 7. Een algemene beperking is dat niet ten aanzien van alle voorbehouden handelingen van artikel 36 van de Wet BIG een zelfstandige bevoegdheid wordt toegekend. De zelfstandige bevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van acht van de in totaal 14 voorbehouden handelingen van artikel 36 van de Wet BIG. Ten aanzien van de overige zes voorbehouden handelingen geldt dat deze een specifieke deskundigheid vergen welke niet tot het deskundigheidsgebied van de physician assistant valt te rekenen. De toedeling van de betreffende acht voorbehouden handelingen is in overeenstemming met de beroepsorgansiaties van physician assistants en artsen geschied. Daarnaast vloeien uit het deskundigheidsgebied van de physician assistant ook andere beperkingen voort: alleen voor díe voorbehouden handelingen wordt een zelfstandige bevoegdheid toegekend welke vallen binnen het deelgebied van de geneeskunst.

Ten slotte gelden met betrekking tot de zelfstandige bevoegdheid nog enkele specifieke beperkingen. Deze zijn ingegeven door het feit dat het hier gaat om risicovolle handelingen, welke onnodige schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van de patiënt indien deze ondeskundig worden uitgevoerd. Ook hier zijn de beperkingen algemeen van aard, gegeven de variëteit in de deelterreinen van de geneeskunst. De grenzen aan de zelfstandige bevoegdheid zijn cumulatief. Zij worden gevormd door de beperktere complexiteit van de handelingen, de routinematigheid ervan, alsmede door de eisen dat de risico’s goed te overzien moeten zijn en dat de landelijke richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen worden gevolgd.

Omdat binnen een categorie voorbehouden handelingen een soms grote variëteit aan handelingen kan schuilgaan (zoals bij de heelkundige handelingen) is het noodzakelijk om een begrenzing aan te geven. Gezien de deskundigheid van de physician assistant komen van de voorbehouden handelingen, aangewezen in artikel 7, alleen die met een beperktere complexiteit in aanmerking voor zelfstandige verrichting. Ten aanzien van de complexere voorbehouden handelingen is de arts-specialist zelfstandig bevoegd. Ook handelingen die de physician assistant niet regelmatig verricht, vallen buiten de zelfstandige bevoegdheid van de physician assistant. Hiermee wordt voorkomen dat bepaalde handelingen, die weliswaar binnen het deelgebied van de geneeskunst vallen waar de physician assistant werkzaam is maar niet veel voorkomend zijn, toch door een physician assistant zelfstandig uitgevoerd gaan worden. Daarmee samenhangend zal de physician assistant de handelingen waarvan de risico’s door hem niet goed te overzien zijn, evenmin tot diens zelfstandige bevoegdheid kunnen rekenen. Hierbij kan het gaan om complexere handelingen, maar ook om handelingen die weliswaar uitvoeringstechnisch niet ingewikkeld zijn maar waarvan de gevolgen van die handeling – gegeven de deskundigheid van de physician assistant – vooraf niet goed in te schatten zijn.

Een en ander houdt in dat de physician assistant bijvoorbeeld ten aanzien van de heelkundige handelingen niet bevoegd is complexe heelkundige handelingen zoals intracraniële, intrathoracale, intra-abdominale ingrepen en grote gewrichtsingrepen te verrichten. Ten aanzien van catheterisaties, puncties en endoscopieën valt op te merken dat technieken waarbij het risico van een perforatie van een orgaan groot is (hart, hersenen, nieren, lever, pancreas) eveneens buiten de bevoegdheid van de physician assistant liggen. Het indiceren en voorschrijven van UR-geneesmiddelen is beperkt tot alle gangbare UR-geneesmiddelen binnen het deelgebied van de geneeskunst waarin de physician assistant werkzaam is.

Tot slot geldt ook ten aanzien van de physician assistant de algemene eis, dat uitsluitend bevoegdheid bestaat voor een voorbehouden handeling, als sprake is van bekwaamheid om deze uit te voeren (gezien het bepaalde in artikel 36, vijftiende lid). Aangezien bekwaamheid individueel bepaald is, zal de zelfstandige verrichting in het concrete geval ook daarvan afhangen.

De eerder genoemde protocollen zijn afgeleides van de richtlijnen en vormen in feite een weerslag van de samenwerking tussen de physician assistant en de arts specialist. De specifieke deskundigheid welke de physician assistant gedurende de opleiding verkrijgt, wordt vastgelegd door de supervisor in het portfolio dat deel uitmaakt van de opleiding. Na afronding van de opleiding leggen de supervisor en de physician assistant samenwerkingsafspraken omtrent het medisch handelen van de physician assistant en de door hem te behandelen patiëntengroepen schriftelijk vast.

Artikel 8

Dit artikel regelt dat, alvorens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een verklaring van vakbekwaamheid afgeeft, de commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, een onderzoek instelt waaruit blijkt of die afgifte gerechtvaardigd is.

Artikel 9

Door de bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen in artikel 36 Wet BIG uit te breiden met een specifieke categorie beroepsbeoefenaren en dit vast te leggen in een op artikel 36a Wet BIG gebaseerde algemene maatregel van bestuur wordt duidelijk dat het vooralsnog om een tijdelijke regeling gaat, zodat – als gevolg van de uitkomst van een evaluatie – nog wijziging kan plaatsvinden in de toegekende bevoegdheden. Tevens kan in de periode van vijf jaar blijken in hoeverre de dagelijkse praktijk inderdaad vereist dat de beroepsbeoefenaar met de bijzondere of nieuwe deskundigheid over de mogelijkheid beschikt zelfstandig de indicatie voor de handeling te stellen en vervolgens de handeling zelfstandig bevoegd te verrichten. Dit vormt een van de aspecten die zullen worden meegewogen in de evaluatie van de tijdelijke toekenning van bevoegdheden. Meer in het algemeen zal het bij de evaluatie daarvan gaan over de vraag of de toedeling van de zelfstandige bevoegdheid doelmatig en doeltreffend is; dus in hoeverre het bijdraagt aan efficiëntere en effectievere zorg.

De variabelen waarop wordt geëvalueerd zijn:

kwaliteit (veiligheid, patiëntgerichtheid en toegankelijkheid);

effectiviteit;

doelmatigheid;

continuïteit van zorg.

Het onderzoek zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksinstituut.

Artikel 10

De betrokken beroepsorganisatie (NAPA) en die van artsen, de KNMG zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van deze algemene maatregel van bestuur. Derhalve is de eerste uitzonderingsgrond van het beleid inzake de vaste verandermomenten van toepassing (TK, 2009–2010, 29 515, nr. 309, p. 4).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


X Noot
1

Nader rapport, Kamerstukken II, 32 261, nr. 4.

X Noot
2

Kamerstukken I, 32 261, B, C en D; Kamerstukken II, 32 261, nr. 23.

X Noot
3

Kamerstukken II 2009-2010, 32 261, nr. 3.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven