Besluit van 22 december 2011 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 oktober 2011, nr. IVV/I/11/18759;

Gelet op de artikelen 78f van de Wet werk en bijstand, 34, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting, 2, vijfde lid, 10, tweede en derde lid, 21, tweede lid, en 43, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 november 2011, nr. W12.11.0446/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2011, nr. IVV/I/22419;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT AANWIJZING REGISTRATIES GEZAMENLIJKE HUISHOUDING 1998

Het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel m, vervalt onder verlettering van de onderdelen n en o tot m en n.

B

Artikel 2, onderdeel m, vervalt onder verlettering van de onderdelen n en o tot m en n.

C

Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 13, vervalt onder vernummering van de subonderdelen 14 en 15 tot 13 en 14.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «, ZW en WWIK» vervangen door: en ZW.

2. In de aanhef wordt «, artikel 2, tweede lid tot en met zesde lid, van de IOW en artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van de WWIK» vervangen door: en artikel 2, tweede lid tot en met zesde lid, van de IOW.

E

In artikel 5a vervalt: , artikel 2, vijfde lid, van de WWIK.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 43, eerste lid, vervallen de laatste twee volzinnen.

B

Na artikel 43 worden aan hoofdstuk V vier artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 43a

  • 1. Bij beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep vangt de aflossing van de geldlening onder verband van hypotheek of verpanding aan op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening.

  • 2. De aflossing van de geldlening onder verband van hypotheek of verpanding vindt maandelijks plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 3. Het college stelt het maandbedrag van de aflossing vast aan de hand van het inkomen, bedoeld in paragraaf 3.4 van de Wet werk en bijstand, en de noodzakelijke, voor rekening van de zelfstandige en zijn gezin komende, bijzondere bestaanskosten. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wijzigt het college het maandbedrag van de aflossing.

  • 4. Bij een inkomen van de zelfstandige en zijn gezin als bedoeld in het derde lid dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in de paragrafen 3.2 en 3.3 van de Wet werk en bijstand, wordt geen aflossing gevergd.

  • 5. Indien de zelfstandige en zijn gezin tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig zijn in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 43b

  • 1. Indien door toepassing van artikel 43a, derde of vierde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2. De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente, verminderd met drie procent.

  • 3. Indien de zelfstandige naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4. Indien de zelfstandige naar het oordeel van het college geen rente kan betalen wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5. Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 43c

  • 1. Bij verkoop van de woning dan wel bij vererving van de woning na het overlijden van de zelfstandige of, indien het een echtpaar betreft, na het overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 43b, vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2. Indien bij de verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 43d

Aan de zelfstandige of langstlevende echtgenoot, bedoeld in artikel 43c, eerste lid, wordt, telkens na afloop van een kalenderjaar, een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN HET BESLUIT EXTRAMURALE VRIJHEIDSBENEMING EN SOCIALE ZEKERHEID

Het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, aanhef, vervalt «10, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars,».

B

In artikel 1a vervalt «10, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars,».

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN HET BESLUIT GELIJKSTELLING VREEMDELINGEN WWB, WIJ, IOAW, IOAZ EN WWIK

Het Besluit gelijkstelling vreemdelingen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, aanhef, wordt «, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet werk en inkomen kunstenaars» vervangen door: en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

B

In artikel 1a wordt «, artikel 2, derde lid, van de Wet investeren in jongeren en artikel 10, tweede lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars» vervangen door: en artikel 2, derde lid, van de Wet investeren in jongeren.

C

In artikel 3 wordt «, IOAZ en WWIK» vervangen door: en IOAZ.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN HET BESLUIT SUWI

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, onderdeel d, vervalt onder verlettering van de onderdelen e tot en met w tot d tot en met v.

B

In artikel 4.1, derde lid, wordt «, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ en artikel 21, eerste lid, van de WWIK,» vervangen door: en artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ,.

C

In artikel 6.1 wordt «, artikel 34, vijfde lid, van de IOAZ en de artikelen 21, tweede lid en 43, derde lid, van de WWIK» vervangen door: en artikel 34, vijfde lid, van de IOAZ.

D

In Bijlage II als bedoeld in artikel 5.2a, eerste lid, vervalt «WWIK: gegevens over uitkering.»

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 22 december 2011 tot intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Stb. 645) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 22 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de negenentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur aan het bij koninklijke boodschap van 18 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Kamerstukken 32 701).

De wijzigingen in dit besluit zijn van technische aard en dienen er toe de verwijzingen naar de Wet werk en inkomen (WWIK) te schrappen aangezien met het bovengenoemd wetsvoorstel de WWIK wordt ingetrokken.

In het artikelsgewijze deel van de nota van toelichting wordt slechts artikel II, onderdeel B, behandeld, omdat dit onderdeel nadere toelichting behoeft.

Artikelsgewijs

Artikel II (Wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004)

Onderdeel B

Het huidige artikel 43, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) verklaart de artikelen 12 tot en met 15 van het Uitvoeringsbesluit WWIK van overeenkomstige toepassing. Aangezien het Uitvoeringsbesluit WWIK van rechtswege vervalt doordat de WWIK (de grondslag van het betreffende besluit) wordt ingetrokken, is er voor gekozen om de inhoud van de artikelen 12 tot en met 15 van het Uitvoeringsbesluit WWIK over te hevelen naar nieuwe artikelen 43a tot en met 43d van het Bbz 2004.

Door deze overheveling blijft het Bbz 2004 materieel ongewijzigd. Er zijn wel enkele technische aanpassingen aangebracht. Ten eerste is de term kunstenaar vervangen door de term zelfstandige.

Daarnaast is de zinsnede van artikel 43, eerste lid, van het Bbz 2004 waarin werd bepaald dat in afwijking van het Uitvoeringsbesluit WWIK de aflossing aanvangt op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening, overgeheveld naar artikel 43a, eerste lid. Wellicht ten overvloede: het maakt hierbij niet uit of deze bijstand is verleend met toepassing van het Bbz 2004 of met toepassing van de Wet werk en bijstand.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven