Wet van 27 oktober 2011 tot wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek inzake aanpassing aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek aan te passen aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING NWO-WET

De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidende:

Artikel 2a. Toepassing Kaderwet zbo's

Op de organisatie is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing met uitzondering van artikel 15 van die wet.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Taak algemeen bestuur

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoort de bevoegdheid tot regeling en bestuur van de organisatie.

  • 2. Het algemeen bestuur is, met inachtneming van het instellingsplan, bedoeld in artikel 18, eerste lid, en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, belast met het toewijzen van middelen ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.

C

Artikel 5 vervalt.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij koninklijk besluit bepaald» vervangen door: door Onze Minister vastgesteld.

2. De eerste en tweede volzin van het tweede lid komen als volgt te luiden: Onverminderd artikel 12 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, worden de voorzitter en de overige leden van het algemeen bestuur benoemd door Onze Minister, het algemeen bestuur gehoord. De benoeming geschiedt voor een termijn van ten hoogste vijf jaren.

3. In het derde lid wordt «over de voordrachten, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: over een voornemen tot benoeming als bedoeld in het tweede lid.

4. Onder vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid vervalt het vierde lid.

E

Artikel 8a vervalt.

F

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Taken gebiedsbesturen

  • 1. Het algemeen bestuur kan voor een wetenschapsgebied een gebiedsbestuur instellen.

  • 2. Onverminderd mandaatverlening aan andere organisaties dan gebiedsbesturen, kan het algemeen bestuur aan een gebiedsbestuur mandaat verlenen om, met inachtneming van door het algemeen bestuur te geven richtlijnen, het instellingsplan, bedoeld in artikel 18, eerste lid, en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, middelen te verstrekken ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.

  • 3. Een gebiedsbestuur adviseert het algemeen bestuur desgevraagd of uit eigen beweging.

  • 4. Bij reglement wordt bepaald welke de verdere bevoegdheden en inrichting van een gebiedsbestuur zijn.

G

Artikel 10 vervalt.

H

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16. Vaststelling reglement

Onverminderd artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt het reglement vastgesteld door het algemeen bestuur.

I

In artikel 18 vervalt het vijfde lid.

J

In artikel 19 vervalt het vijfde lid.

K

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21. Begroting

  • 1. Het algemeen bestuur zendt jaarlijks voor 1 november aan Onze Minister de begroting voor het daaropvolgende jaar.

  • 2. Onverminderd de artikelen 26 tot en met 30 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, is in de begroting een allocatie van middelen opgenomen die in overeenstemming is met het instellingsplan, bedoeld in artikel 18. In de begroting wordt rekening gehouden met de voorstellen van de gebiedsbesturen.

L

De artikelen 22 en 23 vervallen.

M

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24. Jaarverslag

Onverminderd artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen geeft het jaarverslag aan in hoeverre de doelstellingen uit het instellingsplan, bedoeld in artikel 18, zijn verwezenlijkt.

N

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25. Jaarrekening

De goedkeuring, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, kan tevens worden onthouden op de grond dat de jaarrekening naar het oordeel van Onze Minister niet of niet voldoende in overeenstemming is met het instellingsplan, bedoeld in artikel 18. Artikel 10:30 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

O

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26. Aanvullende eis jaarrekening

Onverminderd artikel 35 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen kan Onze Minister, indien uitgaven zijn geschied in strijd met het bepaalde bij of krachtens de wet, dan wel indien werkzaamheden ten behoeve waarvan de rijksbijdrage is verleend, niet behoorlijk zijn uitgevoerd of de rijksbijdrage ondoelmatig is aangewend, bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de rijksbijdrage. Hij maakt dit binnen een jaar na ontvangst van de jaarrekening bekend aan het algemeen bestuur.

P

De artikelen 30, 31, 32, 33 en 41 vervallen.

ARTIKEL II. OVERGANGSRECHT

  • 1. Besluiten die zijn genomen op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te berusten op de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Voor zover er ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze plaats overeenkomstig de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 3. Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven in stand.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 oktober 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 875

Naar boven