Besluit van 2 december 2011, houdende wijziging van het Besluit Rode Kruis 1988, onder meer ter codificatie van de auxiliaire rol en van twee taken van het Rode Kruis, opneming van een verwijzing naar een protocol en aanpassing aan gewijzigde verantwoordelijkheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 oktober 2011, nr. 5713465/11/6, gedaan mede namens Onze Ministers van Defensie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 14 van het Statuut alsmede op het op 8 december 2005 te Genève tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Protocol III) (Trb. 2006, 46);

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, (advies van 2 november 2011, nr. W03.11.0445/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 29 november 2011, nr. 5717748/11/6, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Defensie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

De bepalingen van het Statuut van het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Rode Kruis 1988 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. het op 8 december 2005 te Genève tot stand gekomen Aanvullende Protocol bij de onder a tot en met d genoemde verdragen, betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Protocol III) (Trb. 2006, 46).

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. ramp: een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wetveiligheidsregio’s.

3. In het vierde lid wordt «de plaats van de ramp of het zware ongeval» vervangen door: de plaats van een ramp.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, zwaar ongeval» en wordt «Internationale Conferenties van het Rode Kruis» vervangen door: Internationale Conferenties van Rode Kruis en Rode Halve Maan.

2. In het derde lid wordt «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het Rode Kruis draagt voorts zorg voor:

    • a. het, ingeval een gewapend conflict is uitgebroken waarbij het Koninkrijk is betrokken, in werking hebben van een organisatie die aan krijgsgevangenen en andere personen die zich in de macht van een vijandelijke mogendheid bevinden, poststukken en zendingen tot hulpverlening en toegestane geldzendingen kan doen toekomen en hun correspondentie kan verzorgen;

    • b. het in werking hebben van een informatiebureau, indien de verplichting daartoe voor het Koninkrijk uit de Verdragen en Protocollen van Genève voortvloeit, alsmede voor het geval dat een ramp of een andere bijzondere gebeurtenis daartoe noodzaakt;

    • c. het opsporen van vermiste personen en het herstellen van contact tussen familieleden die van elkaar gescheiden zijn geraakt als gevolg van een gewapend conflict, een ramp of andere bijzondere gebeurtenis, alsmede het voorkomen van vermissingen en het verschaffen van opheldering over het lot van vermiste personen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «de bestrijding van rampen en zware ongevallen» vervangen door: de rampenbestrijding.

2. Het derde lid komt te luiden:

Onze Ministers van Defensie, van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voeren ter zake van het inzetten van de eenheden van het Rode Kruis met elkaar overleg.

D

In artikel 5, tweede lid, wordt «Onze Ministers van Defensie, van Binnenlandse Zaken en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Ministers van Defensie en van Veiligheid en Justitie.

E

Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «, zware ongevallen».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. het zo ruim mogelijk verspreiden van het humanitair oorlogsrecht.

F

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende

Artikel 6a

  • 1. Het Rode Kruis en het bevoegd gezag werken waar mogelijk en wenselijk samen bij de hulpverlening aan slachtoffers van een gewapend conflict, ramp of andere bijzondere gebeurtenis binnen het Koninkrijk, alsmede de voorbereiding daarop.

  • 2. Het bevoegd gezag bevordert waar mogelijk de toegang van hulpvragers tot de hulpverlening van het Rode Kruis.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Voor de uitvoering van en de voorbereiding op de in dit besluit genoemde taken verstrekt Onze Minister van Veiligheid en Justitie subsidie aan het Rode Kruis.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 december 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

De Minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de achtste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

1. Inleiding

Het Besluit Rode Kruis 1988 is een algemene maatregel van rijksbestuur die de verhouding regelt tussen het Nederlandse Rode Kruis en het Koninkrijk der Nederlanden. Het besluit bevat primair de taakopdracht van het Rode Kruis binnen het Koninkrijk, namelijk het verlenen van hulp aan gewonden, zieken en anderszins hulpbehoevenden, die slachtoffer zijn van een gewapend conflict, ramp of andere bijzondere gebeurtenis (artikel 3, eerste lid, van het Besluit Rode Kruis 1988). Voorts bevat het Besluit Rode Kruis 1988 aanvullende bepalingen omtrent de taken van het Rode Kruis, de wijze waarop de taken worden uitgevoerd en de relatie tussen de overheid en het Rode Kruis.

Dit besluit strekt ertoe het Besluit Rode Kruis 1988 op een aantal onderdelen te actualiseren en aan te vullen. Primaire aanleiding was de gewijzigde departementale verantwoordelijkheidsverdeling voor het Rode Kruis tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voorheen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur). Overigens is nu in het Besluit Rode Kruis 1988 de Minister van Veiligheid en Justitie vermeld in plaats van de Minister van BZK, omdat het koninklijk besluit van 14 oktober 2010, houdende departementale herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528), bepaalt dat de Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van veiligheid – behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst – voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van BZK.

Voorts bleek in gesprekken met het Rode Kruis dat er ook behoefte was om de taken van het Rode Kruis nader te specificeren en de verhouding tussen de overheid en het Rode Kruis te verduidelijken.

Om tot een goed begrip van de inhoudelijke wijzigingen te komen, wordt in het algemeen deel van deze toelichting in paragraaf 2 ingegaan op de verhouding tussen de overheid en het Rode Kruis. Vervolgens worden in paragraaf 3 de belangrijkste wijzigingen besproken. Voor het overige worden de wijzigingen toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota.

Deze nota van toelichting is opgesteld in overeenstemming met de Minister van Defensie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Verhouding overheid – Rode Kruis

Het Rode Kruis is bij de hulpverlening aan slachtoffers van gewapende conflicten en rampen een waardevolle partner van de overheid. Vooral de inzet van vele vrijwilligers en de mogelijkheden van het Rode Kruis om (internationaal) vermiste personen op te sporen en familierelaties te herstellen, springen daarbij in het oog. Het Rode Kruis heeft daarom een vaste plaats in de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen het Koninkrijk. De hulpverlenende taak van het Rode Kruis is aanvullend op, en strekt in sommige gevallen ter vervanging van de taakvervulling door de overheid. Deze positie ten opzichte van de overheid wordt de auxiliaire rol van het Rode Kruis genoemd.

Bijzonder in de relatie tussen de overheid en het Rode Kruis is enerzijds dat het Rode Kruis onafhankelijk van de overheid opereert en anderzijds dat de overheid het Rode Kruis als hulpverleningsorganisatie erkent en daarmee samenwerkt. De grondbeginselen van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging1 geven het Rode Kruis een eigen identiteit. Om deze eigen identiteit te waarborgen, bepalen deze grondbeginselen dat de nationale Rode Kruisorganisatie onafhankelijk van de overheid haar taken moet kunnen uitvoeren. Dit is temeer van belang in situaties waarbij de nationale overheid zelf deel uitmaakt van een gewapend conflict. Het Rode Kruis is daarom geen onderdeel van de overheid, maar een onafhankelijke privaatrechtelijke vereniging. Het Rode Kruis staat echter niet los van de overheid, want de hulpverleningstaak van het Rode Kruis is nauw verwant met de overheidstaken bij een ramp of crisis. Het Rode Kruis is dan ook, conform de eigen grondbeginselen, onderworpen aan nationale wet- en regelgeving. Ook bepalen de statuten van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging dat de nationale Rode Kruisorganisatie door de overheid als enige Rode Kruisorganisatie moet zijn erkend.

Deze bijzondere verhouding tussen de overheid en het Rode Kruis is ook zichtbaar in het Besluit Rode Kruis 1988. Enerzijds wordt het Rode Kruis in artikel 3, eerste lid, van dat besluit opgedragen de taken in overeenstemming met de grondbeginselen van het Rode Kruis uit te voeren: onafhankelijk en neutraal. Anderzijds wordt in het tweede en derde lid van dat artikel weergegeven dat het Rode Kruis zijn taken uitoefent in overeenstemming met regelingen van de verschillende verantwoordelijke ministers. Het vijfde lid bepaalt dat het Rode Kruis bij het vervullen van bepaalde taken de aanwijzingen van het bevoegd gezag in acht moet nemen. Ook bepaalt artikel 2, derde lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 dat de statuten van het Rode Kruis instemming van de Kroon behoeven.

In samenhang betekent het bovenstaande dat de overheid bij het uitoefenen van bevoegdheden ten opzichte van het Rode Kruis de onafhankelijke en neutrale positie van het Rode Kruis heeft te respecteren.

Tijdens de 30e Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanconferentie van 2007 in Genève hebben de overheden en de nationale verenigingen uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld over de invulling van de auxiliaire rol. Dit heeft geresulteerd in een resolutie waarin de lidstaten en nationale verenigingen deze auxiliaire rol hebben bevestigd en nader uitgewerkt. De belangrijkste conclusie van deze conferentie was dat zoveel mogelijk duidelijkheid moet bestaan over de relatie tussen de nationale overheid en de nationale Rode Kruisorganisatie. Daarvoor is het nodig dat de nationale Rode Kruisvereniging een heldere taakomschrijving heeft en voortdurend in contact is met de overheid.

In Nederland wordt het contact met het Rode Kruis vormgegeven door een permanente dialoog waarbij ambtelijke vertegenwoordigers van de betrokken departementen regelmatig in gesprek zijn met bestuurders en medewerkers van het Rode Kruis. Met betrekking tot de duidelijkheid over de relatie tussen het Rode Kruis en de overheid is tijdens deze overleggen geconcludeerd dat het Besluit Rode Kruis 1988 op enkele punten geactualiseerd en aangevuld moet worden. Zo ontbraken in het besluit enkele taken die het Rode Kruis al geruime tijd uitvoert. Ook de auxiliaire rol, waarbij het Rode Kruis als partner van de overheid fungeert en daartoe samenwerkt met de overheid, werd nog onvoldoende tot uitdrukking gebracht in het besluit. Deze conclusies hebben geleid tot enkele wijzigingen in het besluit.

3. Wijzigingen

Taken

In de eerste plaats zijn in het Besluit Rode Kruis 1988 nu twee taken opgenomen die het Rode Kruis al geruime tijd uitvoert.

De eerste taak die is toegevoegd, is het opsporen van personen die als gevolg van een gewapend conflict of (natuur)ramp of een andere bijzondere gebeurtenis zijn vermist en het contactherstel tussen familieleden die van elkaar gescheiden zijn geraakt. Deze taak is tevens gericht op het voorkomen van vermissingen en het verschaffen van opheldering over het lot van vermiste personen. Het Rode Kruis heeft daarvoor een uniek wereldwijd netwerk. In resoluties van de 25e en 30e Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanconferentie (gehouden in 1986 respectievelijk 2007) is de tracing-taak van het Rode Kruis expliciet benoemd. Resolutie 16 van de 25e Internationale Conferentie benoemt de rol van de het centrale tracing-agentschap (Central Tracing Agency) van het Internationale Rode Kruis. Tevens benoemt die resolutie de verantwoordelijkheid van nationale verenigingen voor het opsporen van en het contact te herstellen tussen familieleden die van elkaar gescheiden zijn geraakt als gevolg van een gewapend conflict, interne spanningen of een (natuur) ramp. Resolutie 4 van de 30e Internationale Conferentie roept de staten op om hun nationale Rode Kruisvereniging te steunen in hun tracing-taken. Tracing-activiteiten worden in Nederland al jaren gesubsidieerd – tot nu toe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Aanvullend op die subsidieverlening is het goed om deze activiteit in het Besluit Rode Kruis 1988 te benoemen als taak van het Rode Kruis.

De tweede taak die nu in het Besluit Rode Kruis 1988 is opgenomen, is het zo ruim mogelijk verspreiden van het humanitair oorlogsrecht.

Dit is conform de Verdragen en Aanvullende Protocollen van Genève primair een taak van de overheid. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Statuten van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging heeft evenwel ook het Rode Kruis hierin een taak. Die statuten dragen de nationale verenigingen op het humanitair oorlogsrecht te verspreiden en hun nationale regering daarin bij te staan. In de praktijk voert het Rode Kruis deze taak al jaren uit, onder andere door middel van publicaties, lezingen en gastlessen aan diverse opleidingsinstituten en scholen. Deze activiteiten van het Nederlandse Rode Kruis zijn onder andere gericht op studenten, journalisten, medici, parlementariërs en het algemene publiek.

Auxiliaire rol

In de tweede plaats heeft de wijziging geleid tot het invoegen van artikel 6a in het Besluit Rode Kruis 1988, dat de auxiliaire rol van het Rode Kruis ten opzichte van de overheid uitdrukt. Het eerste lid regelt dat het Rode Kruis waar mogelijk en wenselijk samenwerkt met de overheid. In deze bepaling wordt tot uitdrukking gebracht dat het Rode Kruis en de overheid partners zijn, die samenwerken bij de hulpverlening. Samenwerking betekent evenwel niet dat er te allen tijde sprake is van een geïntegreerde hulpverlening of andere vergaande vormen van samenwerking. Samenwerken kan ook beteken dat het Rode Kruis en de lokale overheid elkaar informeren en afspraken maken wie welke rol heeft bij de hulpverlening. De eigen identiteit en het onafhankelijke karakter van het Rode Kruis maken het nodig te waarborgen dat het Rode Kruis zijn taken zelfstandig kan uitvoeren. Daarom regelt deze bepaling dat samenwerking het uitgangspunt is, maar dat de samenwerking ophoudt of verminderd kan worden indien deze onmogelijk of onwenselijk is – dit ter beoordeling van de overheid en het Rode Kruis, en met inachtneming van de grondbeginselen van het Rode Kruis.

Het tweede lid van artikel 6a regelt dat de overheid de toegang van hulpvragers tot de hulpverlening van het Rode Kruis binnen het Koninkrijk waar mogelijk bevordert. Hiermee wordt aangegeven dat de overheid de onafhankelijke hulpverlening door het Rode Kruis zal respecteren en waar mogelijk faciliteren. Het bevoegd gezag ter plaatse moet zich ervoor inspannen dat burgers de hulpverlening kunnen krijgen die zij nodig hebben.

Verantwoordelijkheid

In de derde plaats regelt dit wijzigingsbesluit de gewijzigde departementale verantwoordelijkheid voor het Rode Kruis voor de hulpverlening aan de burgerbevolking. Voorafgaand aan deze wijziging waren de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. Sinds 2006 werd de subsidie voor de hulpverleningstaken van het Rode Kruis ten behoeve van de burgerbevolking al uitsluitend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt. Het uitgangspunt dat één minister verantwoordelijk is, is nu ook doorgevoerd in het Besluit Rode Kruis 1988. Hiermee is een eenduidige aansturing en vermindering van de bestuurlijke drukte bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing beoogd. Vanwege het in de inleiding genoemde koninklijk besluit van 14 oktober 2010, ligt de verantwoordelijk nu bij de Minister van Veiligheid en Justitie.

Aanvullend Protocol

De definitie van de Verdragen en Protocollen van Genève, in artikel 1, eerste lid, van het Besluit Rode Kruis 1988, is aangevuld met het op 8 december 2005 te Genève tot stand gekomen Aanvullende Protocol, betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Trb. 2006, 46) (Hierna: Protocol III). Protocol III is op 25 september 2006 goedgekeurd door de Staten-Generaal en voor het Koninkrijk der Nederlanden op 13 juni 2007 in werking getreden (Trb. 2007, 38).

Protocol III is een aanvulling op de op 12 augustus 1949 tot stand gekomen Verdragen van Genève, te weten: 1) het Verdrag voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde, 2) het Verdrag voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee, 3) het Verdrag betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, en 4) het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Trb. 1951, 72 tot en met 75). Deze Verdragen van Genève zijn reeds aangevuld met een Protocol I betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Trb. 1978, 41) en een Protocol II betreffende de bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten (Trb. 1978, 42).

In artikel 38 van het eerste Verdrag van Genève en artikel 41 van het tweede Verdrag van Genève worden het «rode kruis», de «rode halve maan» en de «rode leeuw en zon» als emblemen erkend. Sinds 1980 zijn alleen nog het Rode Kruisembleem en het Rode Halve Maanembleem in gebruik. Deze emblemen hebben een beschermende en onderscheidende functie. Zij beschermen de hulpbehoevenden en hun hulpverleners in tijden van gewapend conflict. Daarnaast dienen zij ter aanduiding van de nationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanorganisaties, het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging. Als lid van de wereldwijde humanitaire beweging moeten de nationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen de erkende emblemen gebruiken. Thans maken ruim 190 staten gebruik van het Rode Kruis- of Rode Halve Maanembleem. Enkele staten hadden moeite met het gebruiken van deze emblemen vanwege de religieuze, culturele of politieke gevoelswaarde van de gebruikte symbolen. Dit heeft een negatieve invloed gehad op het respect voor de emblemen, hetgeen de beschermende invloed van de emblemen voor het hulpverleners en slachtoffers onder druk zette. Met het oog daarop is in Protocol III een nieuw embleem vastgesteld («het embleem van het derde Protocol») dat dezelfde status heeft als het Rode Kruis- en Rode Halve Maanembleem. Het aanvullende embleem bestaat uit een rood kader in de vorm van een gekanteld vierkant op een wit veld. Geen van de emblemen heeft een religieuze, culturele of politieke achtergrond. Voorts voorziet Protocol III in de noodzaak om bescherming te bieden in situaties waarin het Rode Kruis- en Rode Halve Maanembleem niet als neutrale emblemen worden gerespecteerd. Met betrekking tot de landen die, in strijd met de internationale regels, reeds lang andere emblemen gebruiken of de erkende emblemen tegelijk toepassen, bevat Protocol III nieuwe afspraken.

Overige wijzigingen

Enkele meer technische aanpassingen, in verband met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s, in verband met de aanduiding van ministeries en in verband met bepalingen over subsidies in de Algemene wet bestuursrecht, komen ter sprake in de artikelsgewijze toelichting.

B. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, onder 1

Deze wijziging (over het toevoegen van een protocol in artikel 1 van het Besluit Rode Kruis 1988) is reeds toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze nota (onder «Protocol»).

Onderdeel A, onder 2 en 3, onderdeel B, onder 1, onderdeel C, onder 1, en onderdeel E, onder 1

Deze wijzigingen vloeien voort uit de invoering van de Wet veiligheidsregio’s. Die wet vervangt de Wet rampen en zware ongevallen, waarnaar artikel 1, derde lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 voorheen verwees. Tevens is in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s de aanduiding «zwaar ongeval» als afzonderlijke definitie vervallen. Die gebeurtenis valt nu binnen het begrip «ramp». Met het begrip «ramp» wordt aangesloten bij de Wet veiligheidsregio’s (en eerder al bij de Wet rampen en zware ongevallen). Het begrip is en was dus zeker ruimer dan «natural disasters» dat wordt gebruikt in de Engelstalige versie van de statuten van het Internationale Rode Kruis, als deel van de aanduiding: natural disasters and other emergencies. Daarbij aansluitend, wordt in het besluit het begrip «andere bijzondere gebeurtenis(sen)» gebruikt. Op die wijze is er geen twijfel mogelijk dat er gebeurtenissen zijn die niet onder het begrip «ramp» zijn te scharen, maar waarbij het Rode Kruis toch een taak heeft. Als voorbeeld kan worden genoemd de opvang van reizigers die zijn gestrand vanwege extreme weersomstandigheden.

Onderdeel B, onder 1

De internationale aanduiding «International Conference of the Red Cross and Red Crescent» wordt nu ook doorgevoerd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit Rode Kruis 1988.

Onderdeel B, onder 2

Artikel 3, derde lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 wordt aangepast in verband met de herverdeling van de taken van (nu) het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Onderdeel B, onder 3

Artikel 3, vierde lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 bevatte reeds enkele specifieke taken van het Rode Kruis. De aanhef en de onderdelen a en b zijn uitsluitend redactioneel gewijzigd. Onderdeel c is nieuw en regelt dat tracing een taak is van het Rode Kruis. Zie hiervoor paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting (onder «Taken»). Tracing is te onderscheiden van de activiteiten van het informatiebureau (artikel 3, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit Rode Kruis 1988), dat is opgericht voor situaties waarin het Koninkrijk betrokken is geraakt in een gewapend conflict. Bij de totstandkoming van het Besluit Rode Kruis 1988 is daaraan toegevoegd dat het informatiebureau ook in werking moet zijn wanneer een ramp of bijzondere gebeurtenis daartoe noodzaakt.

Tracing is een voortdurende activiteit van het Rode Kruis en niet afhankelijk van een gebeurtenis of situatie binnen het Koninkrijk. Daarom is tracing als een afzonderlijke taak opgenomen in het besluit.

Onderdeel C, onder 2

Artikel 4, derde lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 is aangepast in verband met de (gewijzigde) aanduiding van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijft betrokken bij het overleg over het inzetten van eenheden van het Rode Kruis vanwege de specifieke taken van die minister bij een ramp of crisis waarbij geneeskundige hulp nodig is.

Onderdeel D

Artikel 5, tweede lid, van het Besluit Rode Kruis 1988 wordt aangepast in verband met de herverdeling van de ministeriële verantwoordelijkheid voor het Rode Kruis, zoals toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting (onder «Verantwoordelijkheid»).

Onderdeel E, onder 2

In artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit Rode Kruis 1988 is de taak van het verspreiden van het humanitair oorlogsrecht opgenomen. Deze taak is in artikel 6 en niet in artikel 3 opgenomen omdat het geen primaire hulpverleningstaak betreft. Zie hiervoor paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting (onder «Taken»).

Onderdeel F

Deze wijziging (over het invoegen van artikel 6a in het Besluit Rode Kruis 1988) is reeds toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting (onder «Auxiliaire rol»).

Onderdeel G

Artikel 8 van het Besluit Rode Kruis 1988 ging er voorheen van uit dat het mogelijk was om op grond van een zelfstandige algemene maatregel van bestuur een vergoeding te geven voor de taken die het Rode Kruis uitvoert. Vóór de invoering van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht op 1 januari 1998 was dit ook het geval. Sindsdien moet een dergelijke kostenvergoeding worden aangemerkt als een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vereist een wettelijke grondslag voor een structurele subsidie. Afwijkingen hiervan zijn geregeld in het tweede en derde lid van artikel 4:23, van de Algemene wet bestuursrecht. Zo is er geen wettelijke grondslag nodig voor een eenmalige subsidie of wanneer het subsidiebedrag voor de specifieke organisatie is opgenomen in de departementale begroting. Het verstrekken van een subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur is slechts mogelijk voor een periode van maximaal vier jaar (artikel 4:23, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Na de periode van vier jaar vervalt van rechtswege de subsidiegrondslag in een algemene maatregel van bestuur. Het Besluit Rode Kruis 1988 kan daarom geen grondslag vormen voor een structurele subsidiëring van het Rode Kruis.

Het Rode Kruis heeft er tijdens overleggen met de overheid sterk op aangedrongen dat de relatie tussen de opgedragen taken en de bekostiging daarvan zichtbaar blijft in het Besluit Rode Kruis 1988. Dit is in artikel 8 verankerd door de bepaling dat subsidie wordt verstrekt door de Minister van Veiligheid en Justitie. Deze bepaling staat er niet aan in de weg dat ook andere ministers subsidies kunnen verstrekken. Artikel 8 is immers niet de grondslag voor de aanspraak van het Rode Kruis: zoals hierboven is uiteengezet, is in beginsel een wettelijke grondslag nodig om de subsidie te kunnen verstrekken. Op grond van de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid zal de subsidie aan het Rode Kruis gaan berusten op de Wet Justitie-subsidies (in plaats van op de Wet overige BZK-subsidies), en worden geregeld in een subsidieregeling die in de plaats komt van de Subsidieregeling Rode Kruis 1988.

Artikel II

De inwerkingtreding ligt op een zogeheten vast verandermoment, in casu 1 januari 2012. Met het oog daarop is afgeweken van de minimuminvoeringstermijn, hetgeen gelet op de aard van de wijzigingen en op de doelgroep van het besluit, niet problematisch is.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Deze grondbeginselen zijn vastgesteld op de twintigste Internationale Conferentie van het Rode Kruis in 1965 te Wenen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven