Besluit van 8 juli 2011 tot wijziging van het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang in verband met het toevoegen van de erkenning van EG-beroepskwalificaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 2011, nr. KO/2011/9483;

Gelet op artikel 1.56b, tweede lid, onderdeel b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juni 2011, nr. W12.11.0200/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 juli 2011, nr. KO/2011/10675;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 3, eerste lid, van het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «, of» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. het bezit van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van de door hem te verrichten werkzaamheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 8 juli 2011

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de twaalfde augustus 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Wat regelt dit besluit?

Dit besluit regelt de erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, opgenomen in het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang. In Nederland is de toegang tot pedagogische beroepen in de kinderopvang gereglementeerd. Dat wil zeggen dat men om het beroep in Nederland te kunnen uitoefenen, moet voldoen aan de in de wetgeving inzake kinderopvang opgenomen eisen. Dit betreft ook het beroep van gastouder. De van toepassing zijnde beroepseisen zijn geregeld in het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang, de Regeling Wet kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Deze zijn gebaseerd op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Wie in Nederland toegelaten wil worden tot het beroep van gastouder en beschikt over elders in de EU, in de EER-staten IJsland, Noorwegen en Liechtenstein, of in Zwitserland behaalde beroepskwalificaties voor hetzelfde beroep in de kinderopvang, valt voor de erkenning van deze beroepskwalificaties onder de werking van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. In artikel 3 van deze wet is geregeld dat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen het beroep dat de migrerende beroepsbeoefenaar in Nederland wenst uit te oefenen, wordt aangemerkt als hetzelfde als dat waarvoor hij in de betrokken staat van oorsprong of herkomst de kwalificaties bezit, indien daaronder vergelijkbare werkzaamheden vallen. Uitgangspunt is dat Nederland de migrerende beroepsbeoefenaar de toegang tot of uitoefening van het betrokken kinderopvangberoep niet wegens onvoldoende beroepskwalificaties mag weigeren als de beroepsbeoefenaar in de betrokken staat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De uitvoering hiervan is geregeld in de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties kinderopvangpersoneel (Stcrt. 2010, 9216).

2. Achtergronden van het besluit

Op 7 september 2005 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties vastgesteld (PbEU L 255, hierna: de richtlijn). De richtlijn vervangt een vijftiental richtlijnen en heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een EU-lidstaat, de EER-staten IJsland, Noorwegen en Liechtenstein, of Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere EU-lidstaat, genoemde EER-staten of Zwitserland. Daartoe voorziet de richtlijn in een eenvoudiger procedure van wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties.

De lidstaten hebben de verplichting de richtlijn om te zetten in hun nationale wet- en regelgeving. In Nederland is een belangrijk deel van de richtlijn geïmplementeerd door middel van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (hierna: de Algemene wet). De Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties kinderopvangpersoneel geeft een nadere uitwerking aan diverse bepalingen van de Algemene wet.

3. Uitvoeringsgevolgen en administratieve lasten

De migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland toegang wenst tot een beroep in de kinderopvang op basis van beroepskwalificaties die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot dat beroep dient een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties in bij Dienst Uitvoering Onderwijs, afdeling Diploma-erkenning en Legalisatie, te Groningen (hierna: DUO). Bij deze aanvraag moet een aantal documenten worden verstrekt, zoals voorgeschreven in de zojuist genoemde erkenningsregeling. De migrerende beroepsbeoefenaar dient een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties in c.q. doet een voorafgaande melding bij de minister die het aangaat. De minister kan de taken en bevoegdheden die hij heeft op grond van de Algemene wet delegeren. Voor de beroepen in de kinderopvang heeft de minister deze taken en bevoegdheden belegd bij DUO.

Voorliggend besluit genereert geen administratieve lasten; het opent immers alleen de mogelijkheid om op basis van een in het buitenland behaalde kwalificatie in de Nederlandse kinderopvang een beroep uit te oefenen. De daartoe te doorlopen procedure was al in de erkenningsregeling vervat en de uitvoeringsconsequenties zijn in dat verband al aan de orde geweest.

4. Financiële gevolgen

Evenmin als administratieve lasten vloeien – om dezelfde redenen als daar vermeld – uit dit Besluit financiële gevolgen voort.

5. Artikelsgewijze toelichting

Terugwerkende kracht van de gelijkstelling is voorzien met ingang van 1 januari 2010, de datum waarop het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang in werking is getreden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven