Besluit van 28 juni 2011, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de wijziging van de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer per bus en het openbaar vervoer per bus, alsmede per metro of tram

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 16 maart 2011, nr. IENM/BSK-2011/16020, sector spoor en weg, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 61, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2011, no. W14.11.0076/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 24 juni 2011, nr. IENM/BSK-2011/56670, sector spoor en weg, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 36b, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit personenvervoer 2000 wordt «1 januari 2012» vervangen door: 1 januari 2013.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 28 juni 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de dertigste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: Bp2000) houdt in dat de verplichting tot aanbesteding voor het openbaar vervoer per bus of openbaar vervoer per bus in combinatie met openbaar vervoer per metro of tram in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in gaat op 1 januari 2013 in plaats van 1 januari 2012.

In artikel 36b, tweede lid, onderdeel a, van het Bp2000 was geregeld dat het openbaar vervoer per bus of per bus, alsmede per tram of metro (multimodaal vervoer) op 1 januari 2012 moest zijn aanbesteed. In april 2010 is een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 ter uitvoering van de PSO-verordening1 bij de Tweede Kamer ingediend2. Daarin werd de keuze geïntroduceerd voor de stadsregio’s Amsterdam, Den Haag en Rotterdam om het openbaar vervoer in de hiervoor genoemde drie steden aan te besteden of in te besteden3. In het regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid» van 30 september 2010 is de keuze gemaakt voor verplichte aanbesteding van het openbaar vervoer in die steden. Dat houdt in dat het hiervoor genoemde wetsvoorstel in overeenstemming wordt gebracht met het regeerakkoord. Voor de drie stadsregio’s betekent het regeerakkoord dat zij als concessieverlenende overheid een aanbesteding moeten voorbereiden. In de stadsregio’s Rotterdam en Den Haag betreft het concessies voor het openbaar vervoer per bus en in de stadsregio Amsterdam betreft het een concessie voor multimodaal vervoer. Een aanbestedingstraject voor een busconcessie neemt gemiddeld negen tot twaalf maanden in beslag en voor een tram- en metroconcessie een tot anderhalf jaar.

De totstandkoming van het aan het regeerakkoord aangepaste wetsvoorstel zal nog enige tijd vergen. Het is dan ook van belang dat de stadsregio’s duidelijkheid hebben wanneer de aanbestedingsplicht daadwerkelijk ingaat. De stadsregio’s zullen moeten nagaan welke maatregelen met betrekking tot de organisatie van de gemeentelijke vervoerbedrijven nodig zijn ter voorbereiding van een openbare aanbesteding. Te denken valt aan het nemen van organisatorische maatregelen als het ontvlechten van infrastructuur en vervoer. In sommige stadsregio’s zijn voorbereidingen getroffen om de gemeentelijke vervoerbedrijven voor te bereiden op de nieuwe situatie en gunningswijze. De stadsregio’s zullen wellicht die constructies opnieuw moeten beoordelen en waar nodig aanpassen. Gelet op de duur van een aanbesteding van het openbaar vervoer, is het niet goed mogelijk om een voor 1 januari 2012 een zorgvuldige aanbesteding te houden. Daarnaast moeten ook de commerciële vervoerders zich goed op een aanbesteding kunnen voorbereiden. Verder verplicht de PSO-verordening tot publicatie in het publicatieblad van de Europese Unie van de beschrijving van de inhoud van de concessie en de voorgenomen gunningswijze ten minste één jaar voor de start van de gunningsprocedure. Dit alles in ogenschouw genomen, heeft het kabinet besloten de aanbestedingsverplichting voor de concessies voor bus en multimodaal vervoer met een jaar uit te stellen teneinde een zorgvuldige aanbesteding mogelijk te maken. Uitstel tot 1 januari 2013 wordt voldoende geacht. De oorsponkelijk verplichte datum voor aanbesteding van het openbaar vervoer in steden met een gemeentelijk vervoerbedrijf was 2007. Die datum is daarna nog twee maal uitgesteld. De stadsregio’s hebben zich dus reeds sinds jaren kunnen voorbereiden op de – verplichte – aanbesteding. Het stadsgewest Haaglanden heeft op 22 maart 2011 in het publicatieblad van de Europese Unie het voornemen tot aanbesteding van de concessie voor het busvervoer gepubliceerd. De marktconsultatie van het programma van eisen is inmiddels gestart. De beoogde start van de gunningsprocedure is 11 juli 2011. De stadsregio Rotterdam heeft het voornemen de huidige twee busconcessies voor het stadsvervoer en voor het streekvervoer samen te voegen tot één concessie. Het voornemen tot aanbesteding van die concessie is in het publicatieblad van de Europese Unie van 11 maart 2011 gepubliceerd. De beoogde start van de gunningsprocedure is 31 augustus 2011.

Het uitstellen van de datum van de aanbestedingsverplichting past binnen de kaders van en doelstelling van de PSO-verordening. In artikel 8, tweede lid, van die verordening is bepaald dat de lidstaten maatregelen nemen om er voor te zorgen dat vanaf 3 december 2019 de gunning van openbare dienstencontracten over de weg en per spoor (omvat ook tram en metro) overeenkomstig de PSO-verordening geschiedt. Het uitstel van een jaar past naar de mening van het kabinet in dit kader.

Administratieve lasten

Met de onderhavige wijziging worden noch voor het bedrijfsleven, noch voor burgers informatieverplichtingen in het leven geroepen in vergelijking met de huidige situatie. Het ontwerp is derhalve niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Bedrijfseffecten en markteffecten

Uitgangspunt voor de markteffectentoets is de huidige situatie in het regionaal openbaar vervoer waarbij in het gehele land een aanbestedingsplicht geldt, met een uitzondering voor het stadsvervoer in de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Dit vervoer is nu ondershands gegund aan de gemeentelijke vervoerbedrijven van genoemde steden. Het openbaar vervoer per bus alsmede per bus en tram of metro moest op 1 januari 2012 zijn aanbesteed. Door de onderhavige wijziging gaat die aanbestedingsverplichting een jaar later in. Er treedt geen verandering op in de markt. De vervoermarkt die reeds is aanbesteed, blijft aanbesteed.

Uitvoerings- en handhavingstoets

Een ontwerp-besluit van de wijziging van het Bp2000 is voorgelegd aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) voor een toets in het kader van de uitvoering en de handhaving. De NMa heeft o.a. opmerkingen gemaakt over het toezicht. Zolang het stadsvervoer niet is aanbesteed, blijft zij toezichthouder op de verplichting een boekhoudkundige scheiding te voeren. De NMa vindt dit toezicht te beperkt. Dit toezicht is in de Wet personenvervoer 2000 geregeld. In het kader van het eerder genoemde wetsvoorstel zal deze vorm van toezicht komen te vervallen. Daarnaast wijst de NMa erop dat er voor de gemeentelijke vervoerbedrijven een prikkel moet blijven om doelmatig en klantgericht te werken. Het regeerakkoord van 2010 voorziet in verplichte aanbesteding van het door die bedrijven verrichte vervoer. Het uitstel van de aanbestedingsplicht heeft slechts tot doel een zorgvuldige aanbestedingsprocedure door de concessiehouders mogelijk te maken. De opmerkingen van de NMa hebben niet geleid tot een aanpassing van dit besluit.

Tijdstip van inwerkingtreding

Aangezien de onderhavige wijziging van het Bp2000 is gericht op het mogelijk maken van een zorgvuldige aanbestedingsprocedure, is ervoor gekozen om het wijzigingsbesluit zo spoedig mogelijk in werking te laten treden en niet op een van de vaste verandermomenten van 1 januari of 1 juli.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1370/2007, PbEU L 315.

X Noot
2

Kamerstukken II 2009–2010, 32 376, nr. 2.

X Noot
3

Voor een toelichting op de voorwaarden waaronder openbaar vervoer mag worden inbesteed, wordt verwezen naar blz. 26 t/m 31 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven