Besluit van 24 maart 2011, houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Warenwetbesluit liften in verband met het wegnemen van wetstechnische lacunes

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 februari 2011, nr. G&VW/AA/2011/2434;

Gelet op artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 5, 7 en 7a van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 maart 2011, No. W12.11.0046/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 maart 2011, nr. G&VW/AA/2011/4459;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «onderhoudsof reinigingswerkzaamheden» vervangen door: onderhouds- of reinigingswerkzaamheden.

2. In de aanhef van het derde lid wordt «artikel 1, aanhef en onder e, van de Luchtvaartwet» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Luchtvaart.

B

In de titel van Hoofdstuk 2, afdeling 6, wordt «Winningsindustriën» vervangen door: Winningsindustrieën.

C

Artikel 2.40 komt te luiden:

Artikel 2.40 Toepasselijkheid

  • 1. Deze afdeling is van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is deze afdeling niet van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw met behulp van baggermaterieel.

D

Artikel 3.5g, eerste en tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Indien kan worden vermoed dat de atmosfeer op een plaats of in een ruimte in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie, mag de werknemer zich alleen bevinden op die plaats of in die ruimte indien uit onderzoek blijkt dat het gevaar niet aanwezig is.

  • 2. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie aanwezig is, worden doeltreffende maatregelen genomen, zodat de werknemer zich zonder gevaren op die plaats of in die ruimte, bedoeld in het eerste lid, kan bevinden.

E

In artikel 4.54a, zesde lid, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet» vervangen door: de toezichthouder.

F

In artikel 4.106, onderdeel a, 2°, wordt «R-zin 40» vervangen door: R-zin 40 of 68.

G

Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 7 komt te luiden: Arbeidsmiddelen met een besturingssysteem.

H

In artikel 7.12 wordt «bedieningssysteem» vervangen door: besturingssysteem.

I

Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Besturingssysteem en bedieningsorgaan.

2. In het eerste, tweede en derde lid wordt «bedieningssysteem» telkens vervangen door: besturingssysteem.

3. In het vierde, vijfde en zesde lid wordt «bedieningssysteem» vervangen door: bedieningsorgaan.

J

In van artikel 7.14, eerste lid, wordt «bedieningssysteem» vervangen door: bedieningsorgaan.

K

Artikel 7.15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt «bedieningssysteem» vervangen door: bedieningsorgaan.

2. In de tweede zin wordt «bedieningssysteem» vervangen door: besturingssysteem.

L

In artikel 7.41, tweede lid, wordt «bedieningssysteem» vervangen door: besturingssysteem.

M

In artikel 7.42, eerste lid, wordt «bedieningssysteem» vervangen door: besturingssysteem.

N

In artikel 9.7 wordt «2.33» vervangen door: 2.34.

O

In artikel 9.9b, eerste lid, onderdeel f, wordt na «6.12, vijfde lid,» ingevoegd: 6.12d, eerste tot en met zesde lid, negende en tiende lid.

P

In artikel 9.19, onderdeel d, wordt «afdelingen 2, 5, 6, 7 en 9» vervangen door: afdelingen 2, 5, 6, 7, met uitzondering van artikel 4.62b, en 9.

ARTIKEL II

Het Warenwetbesluit liften wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17a, eerste lid, wordt «vijfde, zesde en zevende lid» vervangen door: vierde, vijfde en zesde lid.

B

In artikel 23, eerste lid, onderdeel e, vervalt «bouwliften voor personenvervoer en transportsteigers».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 maart 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de twaalfde april 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt er toe om kleine redactionele c.q. wetstechnische lacunes in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) weg te nemen. De enige, meer inhoudelijke wijziging betreft artikel I, onderdelen G tot en met M (het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 7, de artikelen 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.41 en 7.42 van het Arbobesluit). Deze wijziging hangt samen met de implementatie, in het recente verleden, van een EU-richtlijn met gebruikmaking van een niet voldoende nauwkeurige Nederlandse vertaling van die richtlijn. Ter zake zij verwezen naar de onderstaande toelichting op artikel I, onderdelen G tot en met M, van dit besluit.

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten en bedrijfskosten. De wijzigingen hebben voorts geen consequenties voor de handhaving.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

De wijzigingen van onderdeel A, onder 1, en B betreffen louter wetstechnische lacunes. In artikel I, onderdeel A, onder 2, is een verwijzing geactualiseerd.

Artikel I, onderdeel C

Afdeling 6 van hoofdstuk 2 is van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen, met dien verstande dat de afdeling niet van toepassing is op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw met behulp van baggermaterieel. Bij de winning in dagbouw wordt soms gebruik gemaakt van de inzet van baggermaterieel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de winning van klei, grind, zand en schelpen. Baggerwerkzaamheden die in dat kader verricht worden vallen in beginsel onder het toepassingsgebied van de Richtlijn winningsindustrieën in dagbouw of ondergronds (Richtlijn 92/104/EEG; Publicatieblad nr. L 404). De baggersector wordt daarnaast ingezet bij het realiseren van civieltechnische werken of bouwwerken als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (Richtlijn 92/57/EEG, Publicatieblad nr. L 245) en valt als zodanig onder het toepassingsgebied van die richtlijn en de ter uitvoering daarvan gestelde voorschriften zoals opgenomen in afdeling 5 van hoofdstuk 2. Om onduidelijkheid over de toepassing van overeenkomstige, maar in verschillende afdelingen opgenomen voorschriften ten aanzien van de baggersector te voorkomen, is er destijds voor gekozen de baggersector in deze afdeling uit te zonderen (Stb. 1997, 60).

Tot heden kon slechts uit het opschrift van afdeling 6 van hoofdstuk 2 worden afgeleid waar de afdeling betrekking op had. Alleen de uitzondering was neergelegd artikel 2.40. Het eerste (de hoofdregel) is thans verwoord in artikel 2.40, eerste lid. De uitzondering (artikel 2.40 oud) is opgenomen in het tweede lid.

Artikel I, onderdeel D

Vanuit de handhavingspraktijk werd het signaal ontvangen dat de formulering van artikel 3.5g van het Arbobesluit onvoldoende handvatten biedt om bij bepaalde gevaarlijke werksituaties voldoende beschermingsmaatregelen te eisen en op een juridisch correcte manier handhavend op te kunnen treden.

Dit speelt in de volgende situatie. Er wordt gewerkt in een besloten ruimte met gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie. Conform artikel 3.5g, eerste lid, is voorafgaand aan het werken onderzocht of er in die ruimte gevaar aanwezig is en is geconstateerd dat zulks op dat moment niet het geval is. Tijdens het werken blijkt op een bepaalde plaats in die ruimte toch sprake te zijn van gevaar, althans er is een reëel risico op het ontstaan van gevaar als gevolg van die werkzaamheden.

Dit doet zich onder andere voor bij gegaste containers, bij zogenaamde Ultra low Oxigencellen (groente- en fruittelers) en bij laswerkzaamheden in riolen/putten.

Een oplossing voor dit probleem is het (laten) toepassen van herhalingsmetingen tijdens het werk, zodat men gewaarschuwd wordt wanneer de atmosfeer gevaarlijk is of wordt en dan maatregelen kan nemen.

De aan artikel 3.5g ten grondslag liggende Richtlijn tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (Richtlijn 92/57/EEG, Publicatieblad nr. L 245) gaat hier ook vanuit. Zie Bijlage IV, deel A, punt 6, van deze richtlijn.

Echter, gelet op de formulering van het oude artikel 3.5g, eerste lid, bestond er onduidelijkheid over de vraag of een dergelijke herhalingsmeting wel kon worden geëist. De nadruk lag volledig op de situatie voordat de werknemer de ruimte betreedt. Met de onderhavige redactionele wijziging wordt deze onduidelijkheid weggenomen.

Artikel I, onderdeel E

Bij het Besluit van 5 december 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving en van enige andere besluiten in verband hiermee (Stb. 2006, 674) is de zinsnede «de ambtenaar, bedoeld in artikel 24 van de wet» consequent vervangen door «de toezichthouder». Per abuis is dat niet geschied in artikel 4.54a, zesde lid, van het Arbobesluit. Deze redactionele wijziging voorziet hier alsnog in.

Artikel I, onderdeel F

Deze redactionele wijziging vloeit voort uit een wijziging van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, de zgn. preparatenrichtlijn (zie artikel 1 van Richtlijn 2001/60/EG, Publicatieblad nr. L 226). In de oude opzet werd R-zin R40 toegepast voor carcinogene stoffen van categorie 3, mutagene stoffen van categorie 3 en stoffen met onomkeerbare effecten die niet dodelijk zijn, bij eenmalige blootstelling. In de nieuwe opzet dient men voor mutagene stoffen van categorie 3 en stoffen met onomkeerbare effecten die niet dodelijk zijn, bij eenmalige blootstelling, voortaan R-zin 68 te gebruiken. In artikel 4.106 wordt derhalve thans naar beide R-zinnen verwezen.

Artikel I, onderdelen G tot en met M

Bij de implementatie van Richtlijn 2009/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, de zgn. arbeidsmiddelenrichtlijn (Publicatieblad nr. L 260) werd al vastgesteld dat voorheen sprake was van een minder nauwkeurige vertaling in de Nederlandse tekst van de richtlijn wat betreft het onderdeel bedieningsorganen van arbeidsmiddelen. Richtlijn 2009/104/EG is een geconsolideerde versie van Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en de wijzigingen daarop. In de oorspronkelijke arbeidsmiddelenrichtlijn was soms sprake van een niet voldoende nauwkeurige vertaling.

Zo was op diverse plaatsen sprake van «bedieningssysteem» terwijl bedoeld werd het ruimere «besturingssysteem». In andere gevallen ging het juist om het beperktere «bedieningsorgaan». In de praktijk blijkt deze onnauwkeurige vertaling wel degelijk tot problemen te leiden. Een richtlijn is gericht tot de EU-Lidstaten en heeft op zich geen rechtstreekse werking. De nationale wetgeving die voorziet in de omzetting van de richtlijn is maatgevend. Dit biedt ruimte om bij evidente onnauwkeurigheden in de vertaling hier van af te wijken en aan te sluiten bij de bewoordingen van andere officiële versies van de EU-richtlijn, bijvoorbeeld de Engelse versie. De redactionele wijzigingen van de artikelen 7.12 tot en met 7.15, 7.41 en 7.42 van het Arbobesluit sluiten aan bij die versie, thans dus ook bij de (geconsolideerde) richtlijn.

Artikel I, onderdeel N

Dit onderdeel bevat het herstel van een verkeerde verwijzing.

Artikel I, onderdeel O

Met het Besluit van 1 februari 2010 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van kunstmatige optische straling, Stb. 2010, 103, is thans voorzien in een aparte afdeling Optische straling.

Artikel 6.12 van het Arbobesluit bevat een regeling inzake een aanvullende beoordeling bij blootstelling aan optische straling. De sanctionering bij overtreding zou worden geregeld op een wijze vergelijkbaar met de sanctieregeling voor de aanvullende beoordeling bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen (artikelen 4.2 en 4.2a van het Arbobesluit). In geval van overtreding moet een bestuurlijke boete eerste categorie kunnen worden opgelegd (artikel 9.9b) en in voorkomend geval een last onder bestuursdwang c.q. dwangsom kunnen worden uitgevaardigd (artikel 9.10). Het laatste punt is wel geregeld in Stb. 2010, 103. Het eerste punt is per abuis niet meegenomen. De onderhavige wijziging voorziet hier alsnog in.

Artikel I, onderdeel P

Artikel 9.16a geeft expliciet de mogelijkheid een ontheffing of vrijstelling te verlenen van artikel 4.62b. Dit is echter in strijd met artikel 9.19, onderdeel d. Artikel 4.62b staat in afdeling 7 van hoofdstuk 4. Derhalve wordt artikel 9.19 redactioneel aangepast.

Artikel II

Deze wijziging van het Warenwetbesluit betreft enkele wetstechnische lacunes, die bij een eerdere wijziging van het Besluit (Stb. 2009, 395) achterwege zijn gebleven.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven