Besluit van 14 maart 2011, houdende wijziging van het Besluit Prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter nadere invulling van de vereisten die op grond van de Wet introductie premiepensioeninstellingen worden gesteld aan de pensioenbewaarder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 4 februari 2011, nr. FM 2011-6304 M;

Gelet op de artikelen 1:40, vijfde lid, 3:17, tweede lid, 3:71, tweede lid, 4:11, derde en vierde lid, 4:14, tweede lid, 4:15, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Raad van State gehoord (advies van 16 februari 2011, nr. W06.11.0030/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 8 maart 2011, nr. FM 2011-6444 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 26, eerste lid, wordt «Een beheerder of bewaarder als bedoeld in artikel 3:17, derde lid,» vervangen door: Een beheerder, bewaarder of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 3:17, derde lid,.

B

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26.0

Een premiepensioeninstelling beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat de omvang en samenstelling van en mutaties in de aan te houden financiële waarborgen getrouw en volledig kunnen worden vastgesteld.

C

In artikel 129 wordt «kredietinstelling of verzekeraar» vervangen door: kredietinstelling, pensioenbewaarder, premiepensioeninstelling of verzekeraar.

ARTIKEL II

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 4.1 komt te luiden:

§ 4.1. Beheerders, beleggingsinstellingen, bewaarders en pensioenbewaarders

B

In de artikelen 17, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 18, 19, eerste, tweede en derde lid, 30, eerste lid, aanhef, en derde lid, wordt «beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder» telkens vervangen door: beheerder, beleggingsinstelling, bewaarder of pensioenbewaarder.

C

In artikel 20, eerste en tweede lid, wordt «beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder» telkens vervangen door: beheerder, beleggingsmaatschappij, bewaarder of pensioenbewaarder.

D

In artikel 30, eerste lid, onderdeel a, wordt «beheerder, beleggingsinstelling en bewaarder» vervangen door: beheerder, beleggingsinstelling, bewaarder en pensioenbewaarder.

E

Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

De bedrijfsvoering van een pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

  • a. elke transactie in verband met het overgedragen pensioenvermogen, kan worden gereconstrueerd;

  • b. het overgedragen pensioenvermogen overeenkomstig het door de premiepensioeninstelling bepaalde beleggingsbeleid en de bij of krachtens de wet gestelde regels wordt belegd;

  • c. de risico’s die samenhangen met het beleggingsproces op een systematische wijze worden beheerst en geanalyseerd;

  • d. een functiescheiding bestaat tussen het verrichten van rechtshandelingen met betrekking tot het overgedragen pensioenvermogen en het controleren en administreren van deze handelingen;

  • e. alle rechten en verplichtingen van de pensioenbewaarder juist, tijdig en volledig worden vastgelegd in een daartoe bestemde administratie; en

  • f. de administratie van het overgedragen pensioenvermogen ten minste een keer per maand wordt aangesloten met de saldibalans en dat de daaruit voortvloeiende verschillen worden geanalyseerd en gecorrigeerd;

F

Na artikel 38j wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38k

Indien een premiepensioeninstelling of pensioenbewaarder in het kader van het beheer van een pensioenvermogen onderscheidenlijk in het kader van de bewaring van een pensioenvermogen een of meer werkzaamheden uitbesteedt:

  • a. is de derde op ieder door de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder gewenst moment in staat verantwoording af te leggen over de door hem uitgevoerde werkzaamheden en de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder daar inzicht in te bieden;

  • b. kan de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder te allen tijde instructies omtrent de uitvoering van de werkzaamheden geven aan de derde en kan hij de uitbesteding met onmiddellijke ingang beëindigen indien dit in het belang van de pensioendeelnemers is; en

  • c. is de derde, gelet op de aard van de opdracht, aantoonbaar in staat om de opdracht in overeenstemming met de wet te vervullen.

ARTIKEL III

Het Besluit bekostiging financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt in de numerieke volgorde ingevoegd: 2:54g, eerste lid,.

B

Aan artikel 7, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k, onder 3o, door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. premiepensioeninstellingen.

ARTIKEL IV

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel III werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 maart 2011

Beatrix

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij het Besluit introductie premiepensioeninstellingen zijn niet alle grondslagen benut die de Wet introductie premiepensioeninstellingen stelde voor de nadere invulling van eisen aan met name de pensioenbewaarder. Met het onderhavige besluit worden deze grondslagen alsnog nader ingevuld. Deze algemene maatregel van bestuur wijzigt daartoe het Besluit Prudentiële regels Wft (hierna: BPr) en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (hierna: BGfo). Ook wordt het Besluit Bekostiging financieel toezicht aangevuld met een grondslag voor de PPI. Voor de invulling van de prudentiële en gedragseisen ten aanzien van de pensioenbewaarder (en, in enkele gevallen, de premiepensioeninstelling) wordt in deze algemene maatregel van bestuur aangesloten bij de regels die gelden voor de overige financiële ondernemingen, in het bijzonder de bewaarder en de beheerder.

Administratieve lasten

Dit besluit brengt geen nadere administratieve lasten of overige nalevingskosten met zich. In hoofdstuk 6 (administratieve lasten) van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/09, 31 891, nr. 3, p. 23 e.v.) zijn de administratieve lasten en overige nalevingskosten die gepaard gaan met het voorstel – inclusief deze algemene maatregel van bestuur – reeds verantwoord. In die verantwoording is ervan uitgegaan dat bij de inrichting van de verplichtingen in deze algemene maatregel van bestuur wordt aangesloten bij bestaande regelingen op basis van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft). Dat heeft tot gevolg dat in het kader van deze algemene maatregel van bestuur slechts mutaties op eerder gemaakte berekeningen hoeven te worden verantwoord, namelijk voor zover is afgeweken van de eerder voorgenomen gebruikelijke eisen. Hiervan is geen sprake. Dit besluit betreft geen wijzigingen van bestaande regels maar herstelt omissies in het Besluit introductie premiepensioeninstellingen die in de berekening van de administratieve lasten al waren meegenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 26, eerste lid, van het BPr ziet op procedures en maatregelen op grond waarvan vastgesteld kan worden of voldaan wordt aan de eisen met betrekking tot financiële waarborgen (eigen vermogen, solvabiliteit of liquiditeit). Deze eisen golden reeds voor beheerders van en bewaarders verbonden aan een beleggingsinstelling met zetel in Nederland die rechten van deelneming in Nederland aanbiedt. In de Tijdelijke regeling introductie premiepensioeninstellingen is de reikwijdte van artikel 3:17, derde lid, van de wet uitgebreid met pensioenbewaarders die zijn verbonden aan een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland. Een voorstel van wet dat hetzelfde definitief beoogt te regelen, zal spoedig bij de Staten-Generaal aanhangig worden gemaakt. De Tijdelijke regeling introductie premiepensioeninstellingen biedt momenteel de grondslag voor de uitbreiding van de reikwijdte in onderdeel A van deze algemene maatregel van bestuur. Indien het genoemde voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de Tijdelijke regeling ingetrokken, waarmee dan ook de grondslag voor de uitbreiding van de reikwijdte van artikel 26, eerste lid, vervalt. In dat geval zal met een nieuwe algemene maatregel van bestuur de oorspronkelijke reikwijdte van artikel 26, eerste lid, worden hersteld.

Met onderdeel B wordt een nieuw artikel 26.0 ingevoegd, dat voor de premiepensioeninstelling dezelfde invulling geeft aan de eisen op het gebied van de soliditeit van de onderneming als aan de pensioenbewaarder in artikel 26, eerste lid. In tegenstelling tot wat voor de pensioenbewaarder geldt, is de grondslag ten aanzien van de premiepensioeninstelling gegeven in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

Onderdeel C wijzigt de reikwijdte van artikel 129 van het BPr dat een nadere invulling geeft aan de regels ten aanzien van verstrekking van de jaarstukken en geeft daarmee gevolg aan de opneming in artikel 3:71 van de wet van zowel de pensioenbewaarder als de premiepensioeninstelling.

Artikel II

Met de onderdelen A tot en met E wordt ten aanzien van de pensioenbewaarder nadere invulling gegeven aan de eisen die de artikelen 4:11 en 4:14 van de wet stellen op het gebied van de integere en beheerste bedrijfsuitoefening. Bij elk van de bepalingen is aangesloten bij eisen die reeds aan de bewaarder worden gesteld.

Onderdeel F geeft voor de premiepensioeninstelling en de pensioenbewaarder nadere invulling aan de eisen die artikel 4:16, eerste lid, geeft. Artikel 38k van het BGfo vindt zijn grondslag in artikel 4:16, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de wet.

Artikel III

Dit artikel voegt in het Besluit bekostiging financieel toezicht de grondslagen toe voor het door de toezichthouder in rekening brengen van kosten betreffende eenmalige toezichthandelingen en doorlopend toezicht ten aanzien van premiepensioeninstellingen. Het betreft hier het herstel van een omissie; evident is dat, evenals aan alle andere financiële ondernemingen, ook aan premiepensioeninstellingen toezichtkosten worden doorberekend. Het aankondigende factsheet over premiepensioeninstellingen van de Nederlandsche Bank (DNB) vermeldde reeds dat er kosten zijn verbonden aan een vergunningaanvraag door een premiepensioeninstelling.1 Om die reden geeft artikel IV, tweede lid, aan de wijzigingen in artikel III terugwerkende kracht tot en met het moment waarop de Wet introductie premiepensioeninstellingen in werking trad, 1 januari 2011.

Artikel IV

De wijzigingen als gevolg van deze algemene maatregel van bestuur zijn zonder overgangstermijn van toepassing op de bedrijfsvoering van alle premiepensioeninstellingen en pensioenbewaarders. Met het oog op de rechtszekerheid is in het persbericht over de inwerkingtreding van de Wet introductie premiepensioeninstellingen reeds aangekondigd2 dat op korte termijn aanvullende regels zouden worden gesteld op het gebied van de integere en beheerste bedrijfsuitoefening door de pensioenbewaarder, alsmede eisen op het gebied van de soliditeit van de onderneming en de verstrekking van de jaarstukken. Met het onderhavige besluit, dat waar mogelijk via versnelde procedures tot stand is gekomen, wordt daaraan gevolg gegeven.

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager


X Noot
1

De Nederlandsche Bank, Factsheet «Premiepensioeninstelling», 18 mei 2010. <http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-197880.html>

X Noot
2

Rijksoverheid.nl, Nieuwsbericht «Eerste Kamer akkoord met wetsvoorstel introductie premiepensioeninstellingen», 21 december 2010. <http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/fin/nieuws/2010/12/21/eerste-kamer-akkoord-met-wetsvoorstel-introductie-premiepensioeninstellingen.html>

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven