Besluit van 13 december 2010, houdende wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 12 juli 2010, Directie Wetgeving, nr. 5660138/10/6;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 26 augustus 2010, No. W03.10.0305/II/K );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 november 2010, Directie Wetgeving, nr. 2010-0000776887;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de behandeling van een verklaring van optie is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 168 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 373 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 207 USD en in Aruba een bedrag van 373 Arubaanse florin.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In geval van gelijktijdige verklaringen van optie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, is voor de behandeling van de verzoeken in het Europese deel van Nederland een bedrag van 286 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 634 Nederlands-Antilliaanse gulden , in een openbaar lichaam een bedrag van 353 USD en in Aruba een bedrag van 634 Arubaanse florin.

3. Na het tweede lid wordt een derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien bij behandeling van een verklaring van optie als bedoeld in het eerste of tweede lid beoogd wordt een minderjarige te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in artikel 6, achtste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, wordt het verschuldigde bedrag in het Europese deel van Nederland vermeerderd met een bedrag van 20 euro per kind, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 44 Nederlandse-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 25 USD en in Aruba een bedrag van 44 Arubaanse florin.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 789 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 1749 Nederlandse-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 973 USD en in Aruba een bedrag van 1749 Arubaanse florin.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie van de meerderjarige vreemdeling die staatloos is of houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 of een vergelijkbare verblijfsvergunning heeft in Curaçao, Sint Maarten, een openbaar lichaam, of Aruba, is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 587 euro verschuldigd, in Curaçao of Sint Maarten een bedrag van 1302 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 724 USD en in Aruba een bedrag van 1302 Arubaanse florin.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In geval van gelijktijdige verzoeken tot naturalisatie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, is voor de behandeling van de verzoeken in het Europese deel van Nederland een bedrag van 1008 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 2235 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 1243 USD en in Aruba een bedrag van 2235 Arubaanse florin. Indien ten minste één van deze personen een vreemdeling is als bedoeld in het tweede lid, is voor de behandeling van de verzoeken tot naturalisatie respectievelijk 806 euro, 1787 Nederlands-Antilliaanse gulden, 994 USD of 1787 Arubaanse florin verschuldigd.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 116 euro per kind verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 257 Nederlandse-Antilliaanse gulden , in een openbaar lichaam een bedrag van 143 USD en in Aruba een bedrag van 257 Arubaanse florin.

C

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Geen betaling is verschuldigd indien het betreft de verklaring van optie of het verzoek tot naturalisatie van een persoon die ingevolge de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De afdrachtplichtige ontvangt voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, een vergoeding van 168 euro, 373 Nederlands-Antilliaanse gulden, 207 USD dan wel 373 Arubaanse florin. Voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, ontvangt de afdrachtplichtige een vergoeding van 286 euro, 634 Nederlands-Antilliaanse gulden, 353 USD dan wel 634 Arubaanse florin. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt geen vergoeding plaats. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan Onze Minister de afdrachtplichtige op zijn verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient een verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Ingeval van een behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden de ontvangsten voor de afdrachtplichtige vermeerderd met een bedrag van 20 euro, 44 Nederlands-Antilliaanse gulden, 25 USD dan wel 44 Arubaanse florin per kind.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de laatste volzin te luiden:

De bedragen in Nederlands-Antilliaanse gulden, USD en Arubaanse florin, genoemd in de artikelen 2, 3 en 8, worden jaarlijks per 1 januari gewijzigd, na indexering als bedoeld in de eerste volzin, aan de hand van de koers tussen de euro en de Nederlands Antilliaanse gulden, USD en de Arubaanse florin op 1 juli van het voorafgaande jaar.

2. In het derde lid wordt na «Nederlands Antilliaanse gulden» ingevoegd: , USD.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op naturalisatieverzoeken of verzoeken tot bevestiging van een optie die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend.

  • 3. Op de bedragen genoemd in dit besluit worden voor het jaar 2011 de wijzigingen als bedoeld in artikel 9, van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, niet toegepast.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 13 december 2010

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achtentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze algemene maatregel van rijksbestuur wijzigt het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 (hierna: BON 2002). Het doel hiervan is de door de rijksoverheid en ontvangende instanties gemaakte kosten van de dienstverlening ten behoeve van de verzoeken tot naturalisatie en behandeling van een verklaring van optie beter dan voorheen door te berekenen aan de verzoeker. Dit is reeds aangekondigd in de begroting van het Ministerie van Justitie voor 2010. Het financiële tekort van het Ministerie van Justitie ten gevolge van de behandeling van naturalisatieverzoeken wordt hierdoor beter gecompenseerd. Tevens worden de ontvangende instanties beter gecompenseerd voor de toegenomen werkzaamheden sinds 2003, daar de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) sindsdien enkele substantiële wijzigingen onderging. Het besluit wijzigt hiertoe zowel de tarieven voor naturalisatie als de tarieven voor een verklaring van optie.

De kosten voor de werkzaamheden in het kader van naturalisatie (exclusief de kosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep) bedragen ca. 13 miljoen euro per jaar volgens de nacalculatie over 2009. De verwachting is dat de kosten in 2011 vergelijkbaar zullen zijn. Met de onderhavige verhoging van de tarieven worden de opbrengsten voor het Rijk in de begroting met 3 miljoen euro verhoogd en wordt een kostendekkendheid bereikt van ca. 85 %. In overleg tussen het Rijk, gemeenten en de andere partners in het koninkrijk is gebleken dat er sinds 2003 een aantal proceshandelingen bij de uitvoering van RWN is bijgekomen voor de ontvangende instanties, de instanties die optieverklaringen en naturalisatieverzoeken in ontvangst nemen. De ontvangende instanties worden opgesomd in artikel 8, eerste lid. Het zijn de burgemeester en de Gouverneur van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten en diplomatieke en consulaire posten. Het gaat hier onder andere om:

  • Onderzoek naar rechtmatig verblijf (toelating).

  • Onderzoek naar inburgering.

  • Bewijs van de identiteit en nationaliteit, in het bijzonder bij reguliere vreemdelingen die voor het verkrijgen van het verblijfsrecht zijn vrijgesteld van het overleggen van brondocumenten en een geldig buitenlands paspoort.

  • Onderzoek naar huwelijk en echtscheiding van optanten met het oog op polygamie.

  • Het afnemen van een verklaring van verbondenheid.

Daarnaast worden ontvangende instanties geconfronteerd met meer behoefte aan uitleg over de naturalisatie- en optieprocedure. Het verstrekken van deze informatie komt ten laste van de begroting van de ontvangende instanties. Hierdoor zijn de uitvoeringskosten van naturalisatie en optie toegenomen.

Om tegemoet te komen aan deze stijgende uitvoeringskosten die gemaakt worden door ontvangende instanties worden de tarieven voor een verklaring van optie en het deel dat ontvangende instanties ontvangen ten behoeve van de kosten die gemaakt worden bij naturalisatie, verhoogd. De tarieven voor een verklaring van optie komen geheel ten goede aan de ontvangende instanties. Van de tarieven voor naturalisatie blijft een deel achter bij de ontvangende instanties als vergoeding voor de verrichte handelingen (artikel 8 BON 2002). Dit deel is gelijk aan het bedrag dat deze instanties ontvangen voor de behandeling van een optieverzoek, en zal ook in het gewijzigde besluit gelijk blijven.

Onder het huidige besluit is geen bedrag per kind verschuldigd wanneer een kind deelt in de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap door optie. Ook wordt er geen vergoeding toegekend aan ontvangende instanties bij medenaturalisatie van kinderen, terwijl deze handelingen wel werkzaamheden opleveren voor de ontvangende instanties. Om deze werkzaamheden te compenseren, wordt er een bedrag bepaald voor medeoptanten. In lijn met de systematiek van het besluit wordt dit bedrag ook als vergoeding toegekend aan ontvangende instanties bij medenaturalisatie.

Art. 34 Vluchtelingenverdrag (Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen,

Genève, 28 juli 1951, Trb. 1954, 88) en art. 32 Staatlozenverdrag (Verdrag betreffende de status van staatlozen, New York, 28-09-1954, Trb. 1964, 17) kennen een inspanningsverplichting om de kosten van de procedure tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit voor vluchtelingen en staatlozen zoveel mogelijk te verminderen. In het huidige voorstel wordt hiermee rekening gehouden door de tariefstijging voor staatlozen en houders van een verblijfsvergunning asiel beperkt te houden. Houders van een verblijfsvergunning asiel en staatlozen krijgen een korting op de tarieven voor enkelvoudige naturalisatie en meervoudige naturalisatie. Het aldus tot stand gekomen bedrag zal geen onoverkomelijk beletsel zijn voor deze groep om het Nederlanderschap te verwerven.

In het licht van het streven naar betere kostendekkendheid zou het niet verhogen van de leges van staatloze vreemdelingen en vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel betekenen dat de kosten voor naturalisatie van deze groepen zullen moeten worden opgebracht door de overige naturalisandi en optanten. Dit zou een nog sterkere stijging van de leges voor deze groep betekenen. Dit is niet gerechtvaardigd geacht.

Administratieve lasten

Dit besluit behelst een wijziging van tarieven bij optie- en naturalisatieverzoeken. Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers of bedrijven.

Artikelen

Wijziging optieleges: Artikel 2

In artikel 2 zijn de tarieven voor een verklaring van optie ten opzichte van 2010 verhoogd. Voor de behandeling van een verklaring van optie is in Nederland een bedrag van 168 euro verschuldigd. Voor de behandeling van gelijktijdige verklaringen van optie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, is voor de behandeling van de verzoeken in Nederland een bedrag van 286 euro verschuldigd. In het derde lid wordt geregeld dat indien bij behandeling van een verklaring van optie als bedoeld in het eerste of tweede lid beoogd wordt een minderjarige te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in artikel 6, achtste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, het verschuldigde bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van 20 euro per kind. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de extra kosten die door ontvangende instanties worden gemaakt in dit kader.

Wijziging naturalisatieleges: Artikel 3

In artikel 3 zijn de tarieven ten opzichte van 2010 verhoogd. Voor de behandeling van een verzoek tot naturalisatie in Nederland is een bedrag van 789 euro verschuldigd. Voor een meerderjarige vreemdeling die staatloos is of houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is het tarief vastgesteld op 587 euro. Voor gelijktijdige verzoeken van twee met elkaar gehuwde personen, geregistreerde partners of personen die anderszins duurzaam samenleven, wordt het tarief in Nederland vastgesteld op 1008 euro. Voor twee met elkaar gehuwde personen, geregistreerde partners of personen die anderszins duurzaam samenleven waarbij ten minste een van beiden staatloos is of houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is het tarief vastgesteld op 806 euro. Voor medenaturalisatie van een minderjarig kind is een bedrag verschuldigd van 116 euro per kind.

Wijziging tarief minderjarige: artikel 4

Artikel 4, eerste lid, onder a, (oud) bepaalde dat er geen betaling verschuldigd was indien het het betreft de verklaring van optie van een minderjarige, mits het betreft een verklaring als bedoeld in artikel 6, achtste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Met de invoering van een betaling die verschuldigd is voor minderjarige medeoptanten dient sub a te vervallen.

Wijziging afdracht: Artikel 8

Ontvangende instanties voeren een deel van de naturalisatieprocedure uit. Hiervoor ontvangen zij een vergoeding van gemaakte kosten, die overeen komt met de tarieven voor een behandeling van een verklaring van optie. De nieuwe vergoeding is vastgesteld op 168 euro voor een enkelvoudig naturalisatieverzoek en 286 euro voor een meervoudig naturalisatieverzoek door gehuwde personen, geregistreerde partners of personen die anderszins duurzaam samenleven. Tevens wordt bepaald dat wanneer kinderen meegenaturaliseerd worden, ontvangende instanties een vergoeding van 20 euro per kind ontvangen. Voorheen ontvingen ontvangende instanties hier geen vergoeding voor.

Wijziging omrekening: Artikel 9

Omdat in de nieuwe koninkrijksrelaties de USD een wettig betaalmiddel is in openbare lichamen, moeten de tarieven na indexering ook worden omgerekend naar USD.

Artikel II

Het besluit treedt in werking per 1 januari 2011. De wijziging van de tarieven is van toepassing op naturalisatieverzoeken en verklaringen van optie, die zijn ingediend op of na deze datum. Op de bedragen genoemd in dit besluit worden voor het jaar 2011 de wijzigingen als bedoeld in artikel 9, van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, niet toegepast, omdat deze reeds zijn toegepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven