Besluit van 2 september 2010, houdende wijziging van het Besluit financieel beheer netbeheerder ter verduidelijking van de eisen aan de solvabiliteit van de netbeheerder op het moment van een splitsing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 9 juli 2010, nr. WJZ/10105000;

Gelet artikel 18a van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10e van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2010 nr. W.10.10.0322/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 27 augustus 2010, nr. WJZ/10122623;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3a van het Besluit financieel beheer netbeheerder wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «vanaf het tijdstip waarop hij voldoet aan artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2c, eerste lid, van de Gaswet» vervangen door: vanaf het tijdstip waarop hij geen deel meer uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit of gas produceert of levert of daarin handelt.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op netbeheerders die op 27 maart 2009 geen deel uitmaakten van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit of gas produceert of levert of daarin handelt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 september 2010

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de veertiende september 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Aanleiding voor deze wijziging is de uitspraak van 22 juni 2010 van het Gerechtshof Den Haag in de drie hoger beroepzaken die waren aangespannen door respectievelijk Delta, Eneco en Essent. Het Gerechtshof is van oordeel dat het groepsverbod, dat is neergelegd in de artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 2c, eerste lid, van de Gaswet onverbindend is.

De aanvullende solvabiliteitseis die in het Besluit financieel beheer netbeheerder is neergelegd is in zijn werking afhankelijk van deze onverbindende bepalingen. Desalniettemin is het van belang om op het moment dat een netbeheerder – ook vrijwillig – wordt afgesplitst van een groep waartoe ook een productie- of leveringsbedrijf behoort, te zorgen voor een uitgangspositie waarin niet alleen de kredietwaardigheid in orde is, maar ook voldoende investeringsruimte gegarandeerd is voor een aanzienlijke toekomstige investeringsagenda in onderhoud, vernieuwing en uitbreiding. Energiebedrijven die thans vrijwillig splitsen zullen deze investeringsruimte eveneens moeten aanhouden. De wijziging strekt tot aanpassing van het besluit op dit punt.

Hiermee wordt recht gedaan aan de op 25 november 2008 door de Tweede Kamer aangenomen motie Hessels (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 6) die strekt tot het expliciet opnemen van een investeringsreserve, in de vorm van een voorgeschreven minimumpercentage eigen vermogen, na splitsing in het Besluit financieel beheer netbeheerder. Wat betreft het werkingsbereik is in het vierde lid gekozen voor een vaste datum die correspondeert met de inwerkingtredingsdatum van het wijzigingsbesluit ten gevolge van voornoemde motie Hessels.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven