Besluit van 5 juli 2010, houdende regels omtrent experimenten met betrekking tot energiebesparing in de gebouwde omgeving in excellente gebieden (Experimentenbesluit excellente gebieden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 12 maart 2010, nr. BJZ2010006052, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 120a, eerste lid, van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 28 april 2010, nr. W08.10.0084/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 30 juni 2010, nr. BJZ2010016976, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder energieprestatiecoëfficiënt: energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003.

HOOFDSTUK 2 EXCELLENTE GEBIEDEN

Artikel 2

  • 1. Onze Minister kan een aaneengesloten nieuwbouwlocatie aanwijzen als excellent gebied, indien naar zijn oordeel, op grond van de hem ter zake bekende gegevens, de nieuwbouwprojecten op die locatie kunnen voldoen aan artikel 3 en de met die projecten opgedane kennis en ervaring met energiezuinige, innovatieve nieuwbouw ter beschikking zal komen voor toepassing elders in Nederland. Onze Minister kan aan een aanwijzing verplichtingen en voorwaarden verbinden.

  • 2. Excellente gebieden die zijn aangewezen overeenkomstig de bijlage bij de brief van Onze Minister van 22 december 2009, kenmerk SB2009066621, aan de colleges van burgemeester en wethouders, staan gelijk aan excellente gebieden die zijn aangewezen overeenkomstig het eerste lid.

  • 3. Van de aanwijzing en de ingevolge artikel 3 in het excellente gebied geldende grenswaarden voor de energieprestatiecoëfficiënt wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 3

In een excellent gebied als bedoeld in artikel 2 gelden in afwijking van tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003 als grenswaarden voor de energieprestatiecoëfficiënt de in de aanwijzing, bedoeld in artikel 2, genoemde grenswaarden, welke niet hoger zijn dan, voor bouw die start:

  • a. voor 1 januari 2011: 75 procent van de op grond van tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003, zoals dat luidde op 1 januari 2007, geldende grenswaarden;

  • b. op of na 1 januari 2011 en voor 1 januari 2015: 50 procent van de in onderdeel a bedoelde grenswaarden;

  • c. op of na 1 januari 2015: 37,5 procent van de in onderdeel a bedoelde grenswaarden.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

Onze Minister zendt voor 1 januari 2016 aan de Staten-Generaal een verslag:

  • a. over de mate waarin dit besluit bijdraagt aan de realisatie van energieambities in de excellente gebieden, bedoeld in artikel 2;

  • b. over de mate waarin de in de excellente gebieden, bedoeld in artikel 2, opgedane kennis en ervaring met energiezuinige, innovatieve nieuwbouw kan worden toegepast in nieuwbouwprojecten elders in Nederland, en

  • c. waarin wordt ingegaan op de wenselijkheid van aanpassing van de in tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003 genoemde grenswaarden met betrekking tot de energieprestatiecoëfficiënt.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Experimentenbesluit excellente gebieden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 juli 2010

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. van Middelkoop

Uitgegeven de zestiende juli 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Aanleiding en doel experimenten; het Lenteakkoord

Op 22 april 2008 hebben de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: de Minister voor WWI) en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister van VROM) het Lenteakkoord Energiebesparing in de Nieuwbouw (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 XVIII, nr. 61 (bijlage)) afgesloten met de NEPROM, Bouwend Nederland en NVB Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers. Aedes vereniging van woningcorporaties is voornemens zich bij het Lenteakkoord aan te sluiten. In het Lenteakkoord zijn afspraken gemaakt om tot tien experimenteergebieden (hierna: excellente gebieden) te komen waar op grote schaal kennis en ervaring opgedaan wordt met zeer energiezuinige nieuwbouw (ten minste 25% energiezuiniger dan de ambities van het Lenteakkoord Energiebesparing in de Nieuwbouw).

De experimenten in de excellente gebieden hebben tot doel om kennis en ervaring op te doen die instrumenteel is voor de markt. Verdere verbeteringen van de energieprestatie in de reguliere nieuwbouw kunnen op basis hiervan worden vormgegeven. De energieambitie in de excellente gebieden gaat verder dan de ambities in het Lenteakkoord, die als volgt zijn verwoord:

«Met dit convenant wordt beoogd het gestandaardiseerde energieverbruik in de volle breedte van de nieuwbouwproductie (woning- en utiliteitsgebouwen) te verlagen met:

  • 25% per 1 januari 2011

  • 50% per 1 januari 2015

ten opzichte van het gebouwgebonden energieverbruik in gebouwen die gebouwd zijn/worden conform de op 1 januari 2009 vigerende bouwregelgeving en voor zover dat valt onder de reikwijdte van de energieprestatienorm.»

Het voornemen bestaat om op 1 januari 2011 en op 1 januari 2015 de grenswaarden voor de energieprestatiecoëfficiënt (hierna: de EPC) zoals vastgelegd in het Bouwbesluit 2003 aan te scherpen. De extra ambitie voor de excellente gebieden komt er op neer dat grenswaarde voor de EPC in een excellent gebied tot 1 januari 2011 ten minste 25% lager is dan de landelijke eis zoals vastgelegd in het Bouwbesluit 2003, zoals dat luidde op 1 januari 2007, per 1 januari 2011 ten minste 50% lager is dan die landelijke eis en na 1 januari 2015 ten minste 62,5% lager is dan die landelijke eis. Deze percentages zijn door alle betrokken partijen overeengekomen als een ambitie die haalbaar is.

In een brief van 22 december 2009 (kenmerk SB2009066621) met toelichtende bijlage (als bijlage toegevoegd aan deze nota van toelichting) aan de colleges van burgemeester en wethouders heeft de Minister voor WWI alle gemeenten in Nederland gevraagd plannen in te dienen die aan bepaalde criteria zoals leereffect en energieprestatie voldoen en in aanmerking kunnen komen voor de status van excellent gebied. Op basis van de ingediende plannen en selectieprocedure zijn eind april 2010 excellente gebieden geselecteerd. Deze geselecteerde gebieden ontvangen een financiële bijdrage in de proces- en begeleidingskosten teneinde hun energieambities te kunnen uitvoeren.

2. Doel besluit

Met dit besluit wordt het mogelijk gemaakt en verplicht in een excellent gebied een scherpere energieprestatie-eis te hanteren dan de landelijke norm, neergelegd in het Bouwbesluit 2003. Normaliter mag een gemeente geen strengere eisen stellen dan de in het Bouwbesluit 2003 vastgelegde eisen. In artikel 122 van de Woningwet wordt bepaald dat een gemeente ook niet via privaatrechtelijke middelen eisen mag stellen, die afwijken van het Bouwbesluit 2003.

Met dit besluit wordt een gelijk speelveld gecreëerd. In de praktijk kon een gemeente scherpere eisen alleen maar op vrijwillige basis overeenkomen en dat betekent dat een onwillige ontwikkelaar onder dergelijke afspraken uit kon komen. Dit geeft onzekerheid in de ontwikkeling van locaties met een hoge energieambitie, zowel voor de gemeente als voor ambitieuze ontwikkelaars die zich geconfronteerd kunnen zien met concurrenten die zich op het laatste moment onttrekken aan gemaakte afspraken. Er is dan niet sprake van een gelijk speelveld. In dit besluit is op basis van artikel 120a van de Woningwet geregeld dat in excellente gebieden voor alle partijen van het Bouwbesluit 2003 afwijkende eisen gelden, in casu afwijkende grenswaarden voor de EPC. Op deze manier is een vrijwillig overeengekomen ambitie uiteindelijk juridisch geborgd.

3. Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 4 maart 2010 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2010/0135/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Artikel 3 van dit besluit bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn.

Naar aanleiding van de notificatie zijn geen reacties ontvangen.

4. Overleg met partijen

Over het ontwerpbesluit heeft overleg plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de VNG, het IPO, NEPROM, Bouwend Nederland, NVB en Aedes.

5. Administratieve lasten

Uit dit besluit vloeien geen informatieverplichtingen en derhalve geen administratieve lasten voort.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

eerste en tweede lid

Het is mogelijk dat binnen één gemeente meerdere excellente gebieden worden aangewezen. Ook is het mogelijk dat een excellent gebied wordt aangewezen dat in meerdere gemeenten is gelegen. Ook in dat laatste geval moet het een aaneengesloten bouwlocatie betreffen. Nieuwbouwlocaties die door de Minister voor WWI als excellente gebieden zijn geselecteerd op basis van zijn brief van 22 december 2009 (kenmerk SB2009066621) aan de colleges van burgemeester en wethouders en de daarin omschreven selectieprocedure en voorwaarden, zijn tevens de excellente gebieden in de zin van dit besluit. De in het eerste lid genoemde voorwaarden sluiten aan op die bijlage.

De aanwijzing van een excellent gebied geldt voor de duur van dit besluit, dat is tot 1 januari 2016.

derde lid

In de Staatscourant wordt een lijst met aangewezen gebieden en de in die gebieden geldende grenswaarden voor de EPC gepubliceerd. Dit omdat het voor eenieder van belang kan zijn om te weten welke gebieden als excellent gebied zijn aangewezen en welke grenswaarden voor de EPC in die gebieden gelden.

Artikel 3

In een excellent gebied gelden met betrekking tot de EPC andere (strengere) eisen dan de eisen die zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003. Die andere eisen zijn opgenomen in de aanwijzing. Dit geldt voor alle functies die in tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003 zijn opgenomen.

Het is als gezegd gemeenten niet toegestaan om bij het verlenen van vergunningen strengere eisen te hanteren dan het Bouwbesluit 2003 voorschrijft. De uitzondering daarop vormen de excellente gebieden; in die gebieden moeten gemeenten strengere eisen toepassen.

De in een excellent gebied geldende grenswaarden voor de EPC worden in de aanwijzing van die gebieden per excellent gebied vastgelegd en treden in de plaats van de grenswaarden die zijn opgenomen in tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003. De grenswaarden voor de EPC worden vastgesteld aan de hand van de aanvraag maar zijn niet hoger dan het in dit artikel vastgelegde percentage van de volgens tabel 5.11 bij artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003, zoals dat luidde op 1 januari 2007, geldende grenswaarde. Geldt volgens die tabel een grenswaarde van 0,8 dan wordt die grenswaarde voor een excellent gebied niet hoger vastgesteld dan 0,6 bij de start van de nieuwbouw vóór 2011, niet hoger dan 0,4 bij de start van de nieuwbouw in de jaren 2011 tot en met 2014 en niet hoger dan 0,3 bij de start van de nieuwbouw in 2015 of later.

Artikel 4

Dit artikel geeft invulling aan het vereiste van artikel 120a, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet. Na de looptijd van dit besluit zal de Minister voor WWI bezien of is voldaan aan de doelstellingen en daarmee of een verdergaande aanscherping van de grenswaarden voor de EPC in het Bouwbesluit 2003 kan worden vastgelegd.

Artikel 5

Dit besluit regelt experimenten met betrekking tot energiezuinige nieuwbouw in excellente gebieden. Een experiment is naar zijn aard tijdelijk. Er is gekozen voor een termijn tot 2016 om de volgende redenen:

  • Het gaat in excellente gebieden om meerjarige grootschalige ontwikkelingen en vaak meerdere partijen. Het is van groot belang om voor langere tijd een gelijk speelveld te scheppen, in ieder geval tot de laatste wettelijke aanscherping.

  • Deze termijn komt overeen met de looptijd van het Lenteakkoord Energiebesparing in de nieuwbouw.

Voor de inwerkingtreding van dit besluit wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Indien in dit geval zou worden vastgehouden aan de vaste verandermomenten, dan zou het besluit met bijna een half jaar worden uitgesteld. Spoedige inwerkingtreding van het besluit was aan betrokken partijen toegezegd, en deze partijen hebben hierop vertrouwd.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. van Middelkoop


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven