Besluit van 22 maart 2010, tot vernietiging van het besluit van de gemeenteraad van Westland tot wijziging van de Verordening Winkeltijden Westland 2005

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 maart 2010, nr. ETM/MC 10039772;

Overwegingen

Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Westland de Verordening Winkeltijden Westland 2005 (hierna: de verordening) aangepast. Met deze aanpassing heeft de gemeenteraad op basis van artikel 3, derde lid, aanhef en onder a, van de Winkeltijdenwet (hierna de toerismebepaling) voor de gehele gemeente vrijstelling verleend van het verbod om winkels op zondag open te stellen in verband met de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente. Hierdoor kunnen alle winkels in Westland op zondag geopend zijn. Het besluit tot wijziging van de verordening is genomen naar aanleiding van een initiatiefvoorstel dat is ingediend door de leden van de fracties van de VVD, LPF en GemeenteBelang Westland. In het initiatiefvoorstel geven de leden van deze fracties aan dat zij zondagsopening willen, omdat de detailhandel (MKB) daarom verzoekt en omdat het goed is voor de economische bedrijvigheid.

De burgemeester van de gemeente Westland heeft door tussenkomst van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland bij brief van 29 oktober 2009 aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mededeling gedaan als bedoeld in artikel 273 van de Gemeentewet. Hij stelt daarin dat het raadsbesluit tot wijziging van de verordening naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt, omdat het besluit in strijd is met de toerismebepaling. Het besluit om in de gehele gemeente winkelopening op zondag toe te staan, is naar het oordeel van de burgemeester van de gemeente Westland in belangrijke mate ingegeven door economische redenen en derhalve in strijd met de wet. Het besluit tot wijziging van de verordening is zijns inziens in strijd met het uitgangspunt dat de wetgever met de Winkeltijdenwet heeft beoogd. Het raadsbesluit tot wijziging van de verordening is volgens de burgemeester genomen op basis van een bevoegdheid die is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij de gemeenteraad is gegeven. Om te voldoen aan de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet moeten er toeristische trekpleisters zijn die toeristen naar de gemeente of delen van de gemeente trekken. Dergelijke trekpleisters kent Westland zijns inziens niet.

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben overeenkomstig artikel 273, tweede lid, van de Gemeentewet bij brief van 4 november 2009 advies uitgebracht. In het advies wordt aangegeven dat naar het oordeel van gedeputeerde staten, de burgemeester zorgvuldig heeft gehandeld en dat zijn standpunt goed is onderbouwd. Zijn argumentatie waarom in de gemeente Westland geen sprake is van een relevante toeristische aantrekkingskracht en dat de raad het besluit op basis van onjuiste motieven heeft genomen, achten zij overtuigend. Gedeputeerde staten steunen het verzoek van de burgemeester om het raadsbesluit voor vernietiging voor te dragen.

Gelet op artikel 273 van de Gemeentewet heeft Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de zaak ter beoordeling doorgezonden aan Onze Minister van Economische Zaken. Op 11 december 2009 heeft Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de gemeenteraad per brief laten weten voornemens te zijn om het besluit van de gemeenteraad voor te dragen voor vernietiging en is de gemeenteraad overeenkomstig artikel 10:41 Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid geboden tot overleg. Het besluit van de gemeenteraad is bij Koninklijk Besluit van 5 januari 2010 geschorst.1 Het overleg waartoe de gemeenteraad was uitgenodigd, heeft op 26 januari 2010 plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeenteraad van Westland en vertegenwoordigers van de Ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In dit overleg is door de vertegenwoordigers van de gemeenteraad aangegeven waarom de gemeenteraad het besluit heeft genomen en waarom dit besluit in stand zou moeten blijven. De gemeenteraad heeft aangegeven waarom de gemeente toeristisch zou zijn en heeft daartoe schriftelijke stukken overgelegd. Zo zijn door de gemeenteraad beleidsstukken overgelegd alsmede persberichten, informatie over het strand, de dagrecreatie, de evenementen, de toeristische en recreatieve branche en overige stukken, zoals folders over het toerisme in de gemeente Westland.

Uit de wetsgeschiedenis van de Winkeltijdenwet blijkt dat toerisme vele verschijningsvormen kent en zich richt op velerlei typen bestemmingen en attracties. De beoordeling of een gemeente voldoet aan de toerismebepaling vraagt om lokaal maatwerk. De gemeenteraad dient te beoordelen of er sprake is van autonoom toerisme in de gemeente. Autonoom toerisme houdt in dat de aantrekkingskracht van het toerisme geheel of nagenoeg geheel gelegen moet zijn buiten verkoopactiviteiten. Gemeenten mogen de zondagsopening op grond van de toerismebepaling dus niet gebruiken om toeristen naar de gemeente te trekken. Indien sprake is van autonoom toerisme heeft de gemeente de bevoegdheid in verband daarmee winkelopening op zondag toe te staan. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 9, derde lid, aanhef en onder a, van de Winkelsluitingswet 1976 (welk artikel correspondeert met artikel 3, derde lid, aanhef en onder a, van de Winkeltijdenwet) wordt onder «toerisme» in dit wettelijk kader verstaan: toeristische aantrekkingskracht van de gemeente. Hierbij kan men denken aan natuur- of stedenschoon, toeristische recreatiecentra en toeristische evenementen, waar de publiekstroom ook van buiten het directe verzorgingsgebied op afkomt en de behoefte aan winkel- of andere koopfaciliteiten daarvan het gevolg is.2 Deze toelichting is nog steeds richtinggevend, zoals ook blijkt uit enkele recente rechterlijke uitspraken.3 In dat kader is vooral de uitspraak van de Voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 11 maart 2009 van belang, waarin de Voorzieningenrechter een oordeel geeft over de toerismebepaling in de Winkeltijdenverordening van de deelgemeente Amsterdam-Noord. De rechter heeft in dat geval geoordeeld dat de woorden «toerisme» en «aantrekkingskracht voor dat toerisme» strikt dienen te worden geïnterpreteerd. Volgens de rechter zou bij een andere benadering het verbod tot zondagsopenstelling, zoals vervat in artikel 2, eerste lid, van de Winkeltijdenwet, feitelijk illusoir worden gemaakt. Dat betekent dat wanneer natuur- of stedenschoon, toeristische recreatiecentra en toeristische evenementen zich niet in betekenende mate onderscheiden van datgene wat ter zake bij vele andere gemeenten voor handen is, deze omstandigheden op zichzelf noch tezamen de toeristische aantrekkingskracht kunnen vormen waarop de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet het oog heeft. Deze opvatting is in andere rechterlijke uitspraken herhaald en kan inmiddels worden beschouwd als een bestendige jurisprudentiële lijn.4 Het moet derhalve gaan om toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in een in aanmerking te nemen mate toeristen naar de desbetreffende gemeente of delen van de gemeente trekken. De rechter oordeelde in het geval van Amsterdam-Noord dat uit het dossier het beeld rees van een deelgemeente met een ambitie op het gebied van toerisme, maar dat het toerisme in deze deelgemeente nog geen gegeven was. Daarnaast heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2010 geoordeeld dat enkele toeristische trekpleisters en het plaatsvinden van georganiseerde evenementen onvoldoende is om gebruik te kunnen maken van de toerismebepaling.5 Zelfs wanneer voldoende aannemelijk is gemaakt dat de evenementen aanzienlijke bezoekersaantallen trekken, is daarmee nog niet gezegd dat het om toeristische trekpleisters gaat. Vrijwel iedere gemeente in Nederland kent trekpleisters en/of evenementen. Bezoekers daarvan kunnen echter niet zonder meer als toeristen worden beschouwd.

Bij de bepaling of een gemeente toeristisch is, heeft een gemeente een zekere mate van beoordelingsvrijheid. Deze beoordelingsvrijheid dient in acht te worden genomen bij het nemen van een besluit tot vernietiging, maar deze is, zoals uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt, niet onbeperkt. De beleidsgegevens en de overige stukken die de gemeenteraad van Westland omtrent de toeristische aantrekkingskracht heeft aangeleverd, alsmede de tijdens het overleg van 26 januari 2010 naar voren gebrachte punten zijn in de beoordeling betrokken.

Uit de stukken die de gemeenteraad heeft aangeleverd blijkt dat de gemeenteraad toeristen- en forensenbelasting heft. De gemeente verwacht in 2010 inkomsten uit toeristenbelastingen van 445.000 euro. De gemeente verwacht dat deze in 2012 545.000 euro zullen zijn. Dit is een geraamde stijging van 22%. Daarnaast heeft de gemeente de inkomsten uit forensenbelasting voor 2010 begroot op 130.000 euro. De hoogte van de totale inkomsten aan toeristenbelasting in de gemeente Westland is niet bijzonder hoog te noemen. Vergelijkbare kustgemeenten die gebruik maken van de toerismebepaling hebben aanzienlijk hogere opbrengsten uit toeristenbelasting. Deze bedragen liggen gemiddeld boven de 1 miljoen euro. De gemeente Westland heeft duidelijk een ambitie meer toeristen te trekken, maar zit ook na de verwachte stijging in 2012 nog ver onder dit bedrag. Daarnaast heeft de gemeenteraad aangegeven dat de gemeente een wethouder heeft die verantwoordelijk is voor toerisme. Er is inderdaad een wethouder die onder andere toerisme in zijn portefeuille heeft, maar dit hebben zeer veel gemeenten. Veel van deze gemeenten maken desondanks geen gebruik van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet. Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders enkele besluiten op het gebied van toerisme genomen, bijvoorbeeld een besluit tot toekenning van subsidie aan de Westlandse druiventuin. Ook hiervoor geldt echter dat het vaak voorkomt dat gemeenten voor bepaalde activiteiten subsidie verlenen. Het verlenen van gemeentelijke subsidie voor toeristische activiteiten betekent nog niet dat de gemeente toeristische aantrekkingskracht heeft.

De gemeente Westland heeft beleid geformuleerd op het gebied van toerisme. Zo heeft de gemeente in 2004 een nota strand vastgesteld en in 2005 een nota toerisme. De gemeente Westland geeft in de nota toerisme aan dat de gemeente meer te bieden heeft op toeristisch gebied dan op het eerste gezicht lijkt. Westland heeft een kuststrook van 8 kilometer zandstrand en een uniek tuinbouwcomplex in het binnenland met daartussen de historische dorpskernen en een waternetwerk. Niettemin presenteert Westland zich volgens de eigen nota toerisme niet als toeristische streek. In Westland zijn volgens de nota toerisme het strand en het glastuinbouwcomplex de belangrijkste toeristische trekpleisters. De gemeente geeft in de nota toerisme aan dat men het glastuinbouwcomplex graag verder toeristisch wil ontwikkelen, maar dat een belangrijke beperking daarbij is dat veel mensen de kassen niet aantrekkelijk vinden. Met betrekking tot het strand geeft de gemeente aan dat dit vooral gebruikt wordt door de eigen bevolking en voor verblijfstoerisme. Door de gemeente wordt niet ingezet op grootschalig dagtoerisme zoals in Hoek van Holland (gemeente Rotterdam) en ook niet op het grootschaliger verblijfstoerisme met hoteltorens zoals in Kijkduin (gemeente Den Haag). Volgens de gemeente dienen zich in de aankomende tien jaar mogelijkheden aan voor grootschalige kustprojecten, maar daar kiest de gemeente niet voor, omdat grootschalige investeringen moeten worden terugverdiend met veel toeristen en dat betekent massatoerisme. Westland heeft niet de voorzieningen of infrastructuur om massatoerisme op te vangen. Bovendien hecht de gemeente meer waarde aan rustige stranden. Wat betreft het bestaande verblijfstoerisme dat aan het strand is gelieerd, had de gemeente in 2005 één hotel, vier campings, twee huisjesparken, enkele kamerverhuurders, tien strandpaviljoens en enkele parkeerterreinuitbaters. Uit de nota toerisme blijkt dat de gemeente de voorzieningen voor verblijfstoeristen wil verbeteren en nieuwe plekken wil realiseren waar verblijfstoerisme kan plaatsvinden. Uit de informatie die de gemeente heeft overgelegd, blijkt niet dat het toerisme in Westland sinds 2004/2005 is toegenomen. Naast de nota’s strand en toerisme heeft de gemeente onder andere de «Visie Greenport Westland 2020» en het «Burgerjaarverslag 2008» overgelegd. Ook uit deze documenten blijkt niet dat de gemeente toeristisch is. Uit het Burgerjaarverslag blijkt dat de gemeente vele evenementen heeft georganiseerd. Zelfs indien de evenementen aanzienlijke bezoekersaantallen trekken, is daarmee echter niet gezegd dat het om toeristische trekpleisters gaat. Vrijwel in iedere gemeente in Nederland worden evenementen georganiseerd. De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat het hier gaat om evenementen van zo een bijzondere aard dat een uitzondering op grond van de toerismebepaling in dit geval gerechtvaardigd is. Bezoekers van deze evenementen kunnen dan ook niet zonder meer als toeristen worden beschouwd. Bovendien kan de gemeente zondagsopening gedurende deze evenementen toestaan op grond van artikel 4, tweede lid, van de Winkeltijdenwet (bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard). Verder blijkt uit de folder «Toeristische betekenis Westland» uit 2009 dat de toeristische aantrekkingskracht van Westland enorm zal toenemen als de winkels op zondag open zijn. Deze folder vermeldt dat er op zondag in het Westland niets te doen is en dat de toeristische trekpleisters van het Westland vooral gebruikt worden door de eigen bevolking van Westland. Uit deze folder blijkt dat de gemeente de zondagsopenstelling wil gebruiken om toeristen naar de gemeente te trekken. De gemeente kan de zondagsopenstelling op grond van de toerismebepaling echter alleen toestaan indien er sprake is van autonoom toerisme in de gemeente. Dit betekent dat de aantrekkingskracht van het toerisme geheel of nagenoeg geheel gelegen moet zijn buiten verkoopactiviteiten. Uit de door de gemeenteraad aangeleverde stukken blijkt dat de gemeente een bepaalde ambitie heeft op het gebied van toerisme, maar er valt niet uit af te leiden dat de gemeente al daadwerkelijk een toeristische aantrekkingskracht heeft, of dat sprake is van autonoom toerisme.

De gemeenteraad heeft naast de stukken over de toeristische aantrekkingskracht ook juridische argumenten aangedragen bij brieven van 4 en 7 januari 2010 waarom het besluit in stand zou moeten blijven. Het betreft de volgende argumenten:

  • 1. vernietiging past niet binnen het beleidskader spontane vernietiging;

  • 2. de gemeente maakt al gebruik van de toerismebepaling voor een deel van de gemeente;

  • 3. andere gemeenten maken ten onrechte gebruik van de toerismebepaling; deze worden niet aangepakt; vernietiging leidt daarom tot rechtsongelijkheid;

  • 4. de Winkeltijdenwet is in strijd met het Europees recht.

Door de gemeenteraad wordt in twijfel getrokken of de Kroon, gelet op het beleidskader spontane vernietiging uit 2006, in dit geval wel gebruik kan maken van de vernietigingsbevoegdheid. Dit is zonder meer het geval. Artikel 132, vierde lid, van de Grondwet, zoals uitgewerkt in de artikelen 268 Gemeentewet en 10:35 Algemene wet bestuursrecht, kent aan de Kroon de bevoegdheid toe tot vernietiging wegens strijd met het recht of strijd met het algemeen belang. Het beleidskader spontane vernietiging beoogt decentrale overheden handvatten te bieden voor situaties waarbij mogelijk van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. In het beleidskader wordt daarover gesteld: «Met het oog op rechtszekerheid in het interbestuurlijk verkeer wordt getracht dit beleidskader een preventief karakter te geven. Daarom is in dit document gepoogd zo duidelijk mogelijke richtsnoeren te verschaffen aan de hand waarvan medeoverheden hun gedrag kunnen bepalen.» Ook wordt aangegeven dat de grondwetgever er bewust voor heeft gekozen om de Kroon de opdracht te geven de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling te waarborgen. Deze constitutionele opdracht houdt in dat besluiten van decentrale overheden wegens strijd met het recht en het algemeen belang kunnen worden vernietigd. Zodra een decentraal orgaan zijn bevoegdheid overschrijdt, kan de Kroon ingrijpen. Onderhavig raadsbesluit wordt vernietigd wegens strijd met het recht. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid op grond van de toerismebepaling toegepast buiten de daaraan door de wetgever gestelde grenzen en gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze door de wetgever is gegeven. Een gemeente kan alleen besluiten vrijstelling te verlenen van het verbod om winkels op zondag open te stellen vanwege autonome toeristische aantrekkingskracht van de gemeente. Nu daar in Westland geen sprake van is, heeft de gemeenteraad zijn bevoegdheid overschreden. De bevoegdheid in de toerismebepaling is niet gegeven om de detailhandel of de lokale economische bedrijvigheid te stimuleren.

De gemeenteraad geeft aan dat de gemeente sinds 2005 gebruik maakt van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet, met dien verstande dat dit beperkt was tot een deel van de gemeente. De gemeenteraad wijst erop dat de Winkeltijdenwet er niet toe verplicht dat gemeenten het toeristisch gebied moeten afbakenen tot het deel van de gemeente waar de toeristische aantrekkingskracht in is gelegen. Het is juist dat de toerismebepaling er niet toe verplicht de vrijstelling af te bakenen tot het toeristische deel van de gemeente. Als een gemeente eenmaal voldoende toeristische aantrekkingskracht heeft om gebruik te mogen maken van de toerismebepaling, dan kan de gemeenteraad de gehele gemeente als toeristisch gebied aanwijzen. Beoordeeld moet worden of de gemeente voldoende autonome toeristische aantrekkingskracht heeft. Het feit dat de gemeente al sinds 2005 gebruik maakt van de toerismebepaling voor een deel van de gemeente doet daar niets aan af.

De gemeenteraad heeft aangegeven dat er meerdere gemeenten gebruik maken van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet. De gemeenteraad is van mening dat Westland ten minste net zoveel toeristische aantrekkingskracht heeft als andere gemeenten die gebruik maken van de toerismebepaling. Vernietiging zou daarom volgens de gemeenteraad leiden tot rechtsongelijkheid. Uit de jurisprudentie blijkt dat de toeristische aantrekkingskracht van gemeenten zich moet onderscheiden van die van andere gemeenten. Aan de orde is hier het beoordelen van het al dan niet aanwezig zijn van autonoom toerisme in Westland. De gemeenteraad van Westland heeft niet kunnen aantonen dat hier sprake is van autonome toeristische aantrekkingskracht die een beroep op de toerismebepaling rechtvaardigt. Er zijn voorts geen vernietigingsverzoeken of mededelingen in de zin van artikel 273 Gemeentewet met betrekking tot andere gemeenten ontvangen. Dergelijke verzoeken of mededelingen over besluiten van andere gemeenten zouden echter op dezelfde wijze worden beoordeeld. In alle gevallen wordt op dezelfde wijze getoetst, zodat van ongelijke behandeling geen sprake is. Verordeningen en besluiten van gemeenten worden in beginsel niet ambtshalve beoordeeld. Dit zou immers neerkomen op centraal toezicht en er is bewust gekozen om geen centraal toezicht ten aanzien van het gebruik van de toerismebepaling in te stellen. Dat neemt echter niet weg dat, al dan niet ambtshalve, vernietiging van verordeningen en besluiten in concrete gevallen mogelijk is.

De gemeenteraad gaf verder aan dat de Winkeltijdenwet in strijd zou zijn met het Europees recht en dat overeenkomstig het beginsel van gemeenschapstrouw is gehandeld door vrijstelling te verlenen van de verplichte zondagssluiting. Zoals de gemeenteraad ook al in haar brief van 7 januari 2010 opmerkt, is Onze Minister van Economische Zaken uitvoerig op de relatie tussen het Europese recht en de Winkeltijdenwet ingegaan in de brief aan de Eerste Kamer van 28 december 2009.6 In deze brief en in de beantwoording van de Kamervragen van de Tweede Kamer gesteld tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet7 is helder verwoord dat de Winkeltijdenwet verenigbaar is met het Europese recht. Naar deze brief en deze antwoorden wordt hier verwezen.

Uit de door de gemeenteraad overgelegde stukken blijkt dat de gemeente een bepaalde ambitie heeft op het gebied van toerisme, maar er valt niet uit af te leiden dat de gemeente al daadwerkelijk toeristische aantrekkingskracht heeft. Het toerismebeleid stamt voornamelijk uit 2004 en 2005 en de gemeente heeft sindsdien geen ander beleid vastgesteld. In het besluit tot wijziging van de verordening is ook niet aangegeven waarom de gemeente inmiddels wel toeristisch zou zijn. Evenmin blijkt uit de stukken die door de gemeenteraad zijn aangeleverd en die zijn opgesteld na 2004/2005 dat de gemeente voldoende toeristisch is om gebruik te kunnen maken van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet (zie bijvoorbeeld de folder «Toeristische betekenis Westland»). Uit deze stukken blijkt dat de gemeente de zondagsopenstelling juist wil gebruiken om de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente te vergroten, terwijl de aantrekkingskracht van het toerisme geheel of nagenoeg geheel gelegen moet zijn buiten de verkoopactiviteiten. Niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van toeristische aantrekkingskracht, waarmee het Westland zich in betekenende mate onderscheidt van andere gemeenten, terwijl dit wel vereist is om gebruik te kunnen maken van de toerismebepaling. Dit sluit aan bij de jurisprudentie waaruit blijkt dat voor toerisme in de zin van de toerismebepaling sprake moet zijn van autonome toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in een in aanmerking te nemen mate toeristen naar de desbetreffende gemeente of delen van de gemeente trekken. Wij concluderen dat dit volgens het eigen beleid van de gemeente Westland niet het geval is. Het raadsbesluit van 27 oktober 2009 is dan ook in strijd met de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet.

Besluit

Gelet op de artikelen 268 en 273 van de Gemeentewet, juncto afdeling 10.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Het besluit van de gemeenteraad van Westland van 27 oktober 2009 tot wijziging van de Verordening Winkeltijden Westland 2005 te vernietigen wegens strijd met het recht.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 maart 2010

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de eenendertigste maart 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
2

Kamerstukken II 1990/91, 21 963, nr. 3, p. 8.

XNoot
3

Vzr. CBb 26 september 2007, LJN; BB4274AB, Roosendaal en Vzr. CBb 11 maart 2009, Gst. 2009, 73, Amsterdam-Noord.

XNoot
4

Rb. Rotterdam 19 februari 2010, LJN: BL4558, Rotterdam en Vzr. CBb 9 februari 2010, LJN: BL3114, Harenkarspel.

XNoot
5

Rb. Rotterdam 19 februari 2010, LJN: BL4558.

XNoot
6

Kamerstukken I 2009/2010, 31579, nr. I.

XNoot
7

Kamerstukken II 2009/2010, 30914/31728, nr. 10.

Naar boven