Besluit van 2 maart 2010, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 24 februari 2010, nr. WJZ / 10029704;

Gelet op artikel 52 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

De artikelen 4, 5, 18 en 19 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten treden in werking met ingang van 1 juli 2010.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 maart 2010

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de zestiende maart 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt er toe dat enkele bepalingen van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in werking treden op 1 juli 2010. Het betreft de bepalingen van de wet die verband houden met de invoering van het systeem voor elektronische informatie-uitwisseling.

Vanaf 1 oktober 2008 geldt het wettelijke regime van informatie-uitwissseling, maar zonder toepassing van het elektronisch systeem. Dit systeem zal per 1 juli aanstaande operationeel zijn, zodat vanaf die datum de informatie-uitwiseling geheel via het elektronische systeem kan plaatsvinden. Dat betekent dat op die datum de laatste, «elektronische» fase van de invoering van de wet kan ingaan. Voor een nadere toelichting op de gefaseerde invoering van de wet zij verwezen naar de toelichting bij het Besluit van 12 juni 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Stb. 2008, 232).

Dit besluit betreft ten eerste de bepalingen over het elektronisch systeem en over de taak van het kadaster ten aanzien van dat systeem (artikelen 4 en 5). Voorts betreft het de bepalingen over netten zonder bekende beheerder waarvan de inwerkingtreding om redenen van uitvoerbaarheid is gekoppeld aan de ingebruikname van het elektronische systeem (artikelen 18 en 19).

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven