Besluit van 12 juni 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 9 juni 2008, nr. WJZ8031516;

Gelet op artikel 52 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten treedt in werking met ingang van 1 juli 2008, met uitzondering van de artikelen 2, 4, 5, 7 tot en met 19, 39, 40, onderdeel B, onder 1, 43 en 46, eerste, tweede en vierde lid, en 48.

Artikel 2

De artikelen 2, 7 tot en met 17, 43 en 46, eerste, tweede en vierde lid, en 48 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten treden in werking met ingang van 1 oktober 2008.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juni 2008

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de zesentwintigste juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten treedt gefaseerd in werking.

De eerste fase gaat in op 1 juli 2008 en is er met name op gericht om netbeheerders de globale ligging van hun netten door middel van een polygoon bij de Dienst te laten registreren (artikel 45 van de wet). Deze informatie is nodig om in geval van een oriëntatieverzoek of graafmelding informatie over (de ligging van) hun net of netten te kunnen verzoeken aan diegenen die een net beheren in het betreffende gebied. Aangezien de registratie van de globale ligging van netten essentieel is voor de verdere informatie-uitwisseling moet in elk geval ook dit onderdeel van de wet in werking treden vóór de overige bepalingen over de informatie-uitwisseling.

De tweede fase gaat in op 1 oktober 2008. Op dat moment treden de verplichtingen rond de informatie-uitwisseling in werking. In deze fase is het elektronisch informatiesysteem nog niet operationeel. Bijgevolg zal, in afwijking van de informatie-uitwisselingsprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de wet, in deze fase de informatie-uitwisseling grotendeels op papier en dus via de post verlopen en zullen beheerders de informatie over hun netten rechtstreeks zenden aan degene die een oriëntatieverzoek of graafmelding heeft gedaan. Uit de artikelen 46 tot en met 48 van de wet volgt dat dit regime van kracht is zo lang artikel 5, eerste lid, niet in werking is getreden. De artikelen 10, 11, 12 en 17 van de wet treden voor deze fase wel in werking, maar kunnen als gevolg van het feit dat er nog geen elektronisch uitwisselingssysteem is niet onverkort worden toegepast. Om die reden voorziet het overgangsregime in de artikelen 46 en verder in een aantal afwijkingen.

In de derde fase zullen de overige bepalingen van de wet op een nog nader te bepalen tijdstip in werking treden. Het betreft de bepalingen die direct verband houden met de elektronische informatie-uitwisseling. Het gaat dan in het bijzonder om de artikelen 4 en 5, maar ook om de artikelen 18 en 19 die feitelijk moeilijk uitvoerbaar zijn zolang het elektronische systeem nog niet operationeel is. Het tijdstip van inwerkingtreding zal zodanig gekozen worden dat er voldoende voorbereidingstijd is en om die reden in ieder geval niet gelegen zijn binnen een jaar na inwerkingtreding van de tweede fase.

De artikelen 39 en 40, onderdeel B, onder 1, betreffen aanpassingen van onderdelen van de Kadasterwet en de Organisatiewet kadaster, waarop ook het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister van Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen betrekking heeft. De laatstbedoelde wet treedt eerder in werking dan de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion), anders dan eerder was voorzien. De wijzigingswet is zodanig geredigeerd dat deze mede de aanpassingen ten behoeve van de invoering van de Wion omvat. Derhalve is inwerkingtreding van de artikelen 39 en 40, onderdeel B, onder 1, niet langer noodzakelijk of wenselijk.

Schematisch weergegeven ziet de fasering er als volgt uit:

Fase

In werking tredende artikelen

1 (1 juli 2008)

1, 3, 6, 20 tot en met 38, 40 met uitzondering van onderdeel B, onder 1, 41, 42, 44, 45, 46, derde lid, 47, 49 tot en met 53

2 (1 oktober 2008)

2, 7 tot en met 17, 43, 46, eerste, tweede en vierde lid, 48

3 (nader te bepalen tijdstip)

4, 5, 18 en 19

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven