Besluit van 23 december 2009, houdende wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 en het Dierentuinenbesluit in verband met aanpassing van beslistermijnen met het oog op inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 oktober 2009, nr. 2009/64410, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 76, tweede lid, van de Flora- en faunawet, artikel 2, tweede lid, van de Natuurschoonwet en artikel 3, zevende lid, van de Wet op de dierenbescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 5 november 2009, no. W11.09.04.0439/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 december 2009, nr. 98456, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 18a

Onze Minister besluit binnen een termijn van zestien weken na ontvangst van een verzoek om ontheffing, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet.

ARTIKEL II

Aan artikel 7 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Onze minister besluit binnen een termijn van zestien weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL III

Artikel 4 van het Dierentuinenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Onze Minister beslist binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag als bedoeld in het derde lid.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 3 december 2009, houdende wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Stb. 542) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 23 december 2009

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de negenentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Op 20 november 2007 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (hierna: de Wet dwangsom) door de Eerste Kamer aangenomen. Op grond van dit wetsvoorstel verbeuren bestuursorganen na ingebrekestelling van de aanvrager een dwangsom indien zij beslistermijnen overschrijden. Bij brief d.d. 6 maart 2008 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer bericht dat enkele wettelijke termijnen worden aangepast naar aanleiding van de Wet dwangsom (Kamerstukken II 2007/08, 29 934, nr. 24). Dat geldt in de eerste plaats voor de termijn om te beslissen op een bezwaarschrift krachtens de Algemene wet bestuursrecht (artikel 7:10 van de Awb), en bij de termijn om te beslissen op een verzoek om informatie krachtens de Wet openbaarheid van bestuur (artikel 6 van de Wob). Een wetsvoorstel van deze strekking is op 24 oktober 2008 ingediend (Kamerstukken II 2008/09, 31 751, nr. 2).

In genoemde brief is ook aangekondigd dat nog een uitvoeriger «schouw» naar wettelijke termijnen zou plaatsvinden en dat daaruit mogelijk ook nog wetgeving zou voortvloeien. Bij brief van 3 juli 2008 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamers verslag uitgebracht van de bevindingen en conclusies naar aanleiding van deze schouw (Kamerstukken II 2007/08, 29 934, nr. 25). Daarin is aangekondigd dat op korte termijn nog één of meer wetsvoorstellen tot aanpassing van enkele wettelijke termijnen bij uw Kamer worden ingediend. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is op 29 januari 2009 ingediend. Laatstbedoeld wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Flora- en faunawet, Natuurschoonwet 1928 en Wet op de dierenbescherming en wetten op andere terreinen dan het LNV-terrein (hierna: verzamelwet). In deze wetten wordt een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur beslistermijnen vast te stellen. Met dit besluit worden bedoelde termijnen in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, het Rangschikkingsbesluit en het Dierentuinenbesluit vastgesteld. Het besluit zal in werking treden op het tijdstip waarop de verzamelwet in werking treedt (artikel IV).

Wijziging Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (artikel I)

De Flora- en faunawet bevat nu geen beslistermijn, waarbinnen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een besluit moet nemen over het al dan niet afgeven van ontheffingen of vergunningen. Daarom geldt de algemene termijn van acht weken uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In vrijwel alle gevallen is deze beslistermijn te kort, gezien de aard van de besluiten. In de meeste gevallen moet ecologisch onderzoek worden verricht ter beoordeling van een aanvraag. In een aantal gevallen moet ook een terreinbezoek plaatsvinden. Veelal bestaat de reactie op een aanvraag uit verlening van een ontheffing onder voorwaarden. Daartoe kunnen behoren het uitvoeren van compenserende of mitigerende maatregelen. Ook het formuleren van deze voorwaarden vergt zorgvuldig, lokatiespecifiek onderzoek. In toenemende mate dienen verbanden met andere ruimtelijke en ecologische ontwikkelingen in de nabijheid in de analyse te worden betrokken. Tevens is een tendens waar te nemen dat de gevraagde ontheffingen en vergunningen ingewikkelder worden. Relatief eenvoudige zaken zijn voor een belangrijk deel opgenomen in vrijstellingsbesluiten.

Om een beslistermijn in de regelgeving op te kunnen nemen is artikel 76 van de Flora- en faunawet gewijzigd. Het via de verzamelwet gewijzigde artikel 76 biedt de wettelijke basis om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de termijn vast te stellen waarbinnen een beslissing op een aanvraag moet worden gegeven. Met de wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten wordt deze termijn gegeven. De termijn voor het afgeven van een ontheffing is 16 weken.

Wijziging Rangschikkingsbesluit (artikel II)

In artikel 2 van de Natuurschoonwet 1928, en in het daarop gebaseerde Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, is geen bijzondere beslistermijn opgenomen. Dit betekent dat de termijn van 8 weken zoals genoemd in de Awb geldt voor het nemen van een besluit waarbij een onroerende zaak wordt aangemerkt als landgoed als bedoeld in de wet. Deze besluiten worden genomen in gezamenlijkheid door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Financiën. Naar aanleiding van een aanvraag tot rangschikking vinden twee terreinbezoeken plaats. De provincie waarin het landgoed is gelegen gaat in opdracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kijken naar de landschappelijke aspecten. Daarnaast doet een inspecteur van het Ministerie van Financiën onderzoek naar de fiscale aspecten (zoals kadastrale informatie). In de praktijk worden deze bezoeken gecombineerd. Vervolgens blijkt in veel gevallen dat het verzoek om rangschikking nog aanpassing behoeft om voor honorering in aanmerking te komen. Het plannen en afleggen van het bezoek, het aanpassen van de rangschikking en de afstemming tussen de twee bevoegde ministers vergt meer tijd dan de in de Awb opgenomen termijn van 8 weken. Daarom is met artikel 2, lid 2 van de Natuurschoonwet 1928 – onlangs gewijzigd in de wet tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen – een mogelijkheid geboden tot het stellen van regels met betrekking tot de wijze van indiening van een verzoek en de besluitvorming daarover. Met onderhavige wijziging van het Rangschikkingsbesluit wordt een bijzondere beslistermijn opgenomen. Overeenkomstig hetgeen gesteld in de memorie van toelichting van het gewijzigde wetsartikel, is met het toegevoegde artikel 7, negende lid van het Rangschikkingsbesluit een termijn van 16 weken opgenomen voor het nemen van dergelijke besluiten.

Wijziging Dierentuinenbesluit (artikel III)

Artikel 3 van de Wet op de dierenbescherming dient als grondslag voor de bepalingen in het Dierentuinenbesluit die zien op de vergunning, die verplicht is voor het houden van een dierentuin. Dit artikel is recentelijk met de verzamelwet gewijzigd, waardoor bij algemene regel van bestuur regels kunnen worden gesteld over het indienen van een aanvraag voor bedoelde vergunning en over de behandeling daarvan.

Verlening, wijziging of intrekking van de vergunning voor het houden van een dierentuin is op grond van artikel 3, vierde lid, van het Dierentuinenbesluit slechts mogelijk na voorafgaande inspectie van de desbetreffende dierentuin. Voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag van de vergunning moet een bezoek door een visitatiecommissie plaatsvinden. Omdat de inspectie en de communicatie tussen de aanvrager en het bevoegd gezag naar aanleiding van de bevindingen tijdens de inspectie ruime tijd in beslag nemen, zal de beslistermijn 13 weken bedragen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven