Besluit van 27 november 2009 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met premiekorting oudere nabestaanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2009, nr. IVV/FB/2009/19505, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 47, tweede lid en 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Raad van State gehoord (advies van 28 oktober 2009, nr. W12.09.0434/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 november 2009, nr. IVV/FB/2009/21354, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 47, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen zoals opgenomen in artikel I, onderdeel C, van de Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder (Stb. 598) treedt in werking op 1 januari 2010.

ARTIKEL II

Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.15a wordt in Hoofdstuk 2 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4 Premiekorting

Artikel 2.16 Premiekorting oudere nabestaanden

Artikel 47, eerste lid, van de Wfsv is van overeenkomstige toepassing bij een dienstbetrekking met een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking gedurende tenminste twee jaar recht heeft op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en gedurende die twee jaar geen inkomen uit arbeid als bedoeld in artikel 2 van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw heeft genoten.

B

Na artikel 4.2 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 4.3 Macrobudget beheerskosten AWBZ

Onze Minister geeft het College zorgverzekeringen jaarlijks een aanwijzing terzake van het voor alle zorgverzekeraars, verbindingskantoren en het centraal administratiekantoor tezamen voor dat kalenderjaar ten laste van het AFBZ komende beheerskostenbudget.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel II, onderdeel A, treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 47, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen in werking treedt.

  • 2. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 27 november 2009

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Uitgegeven de achtentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) in verband met de invoering van een premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder (Stb. 598), is opgenomen in artikel 47, tweede lid, dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is bij een dienstbetrekking met een werknemer, die behoort tot een nader te bepalen categorie van personen, die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht hebben op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Het onderhavige besluit strekt ertoe om invulling te geven aan deze nader te bepalen categorie van personen, die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht hebben op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet.

Bij de behandeling van bovenstaand wetsvoorstel is vastgesteld dat het zou moeten gaan om personen die werk zoeken en een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Om invulling te geven aan het begrip «afstand tot de arbeidsmarkt» wordt in deze algemene maatregel van bestuur bepaald dat nabestaanden, die aanspraak maken op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, tenminste twee jaar voorafgaande aan de dienstbetrekking een nabestaandenuitkering moeten hebben genoten en gedurende die twee jaar geen inkomen uit arbeid, zoals bedoeld in artikel 2 van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, moeten hebben genoten. Deze bepaling bewerkstelligt dat er tenminste gedurende twee jaar voorafgaande aan de dienstbetrekking niet is gewerkt. De achterliggende gedachte is dat juist deze personen een afstand tot de arbeidsmarkt hebben en de stimulans van een premiekorting goed kunnen gebruiken.

De premiekorting wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. Voor de toepassing van de premiekorting moet de werkgever kunnen aantonen dat hij daartoe gerechtigd is. De SVB verstrekt daartoe de verklaring of de werknemer van 50 jaar of ouder met de nabestaandenuitkering aan de voorwaarde, zoals die in het onderhavige besluit is vastgelegd, voldoet.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om artikel 4.3 weer op te nemen in het Besluit Wfsv. Dit artikel is bij Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb ten onrechte vervallen.

Financiële effecten

Het onderhavige besluit strekt ertoe werkgevers ook een premiekorting van € 6.500 te geven voor het in dienst nemen van een Anw-gerechtigde die twee jaar voorafgaande aan de nieuwe dienstbetrekking niet heeft gewerkt. De extra premiederving die met deze uitbreiding van de doelgroep gepaard gaat, is in onderstaande tabel weergegeven. Doordat in de Anw sprake is van een aflopende populatie, neemt het budgettaire beslag af. In 2021 wordt de structurele situatie bereikt (het overgangsrecht dat is ingesteld bij invoering van de Anw in 1996 is dan afgelopen).

Tabel Premiederving als gevolg van uitbreiding van de premiekortingsregeling naar Anw-gerechtigden van 50 jaar en ouder (in miljoenen euro’s)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

struc.

Premiederving Aof, Aok, Whk, AWf, Ufo

0

2

5

7

7

5

4

3

De premiederving als gevolg van uitbreiding van de premiekortings-regeling oudere werknemers met Anw-ers is beperkt. Binnen de financiële effecten van de premiekortingsregeling zijn de bedragen op te vangen, waardoor het lastenbeeld niet behoeft te worden beïnvloed. Verwacht wordt dat meer Anw-ers gaan werken, zodat een besparing op de uitkeringslasten wordt gerealiseerd.

Uitvoeringstoetsen

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft aangegeven op basis van de reeds bij hun geregistreerde gegevens vrij eenvoudig te kunnen vaststellen of aan de voorwaarden voor de premiekorting wordt voldaan. De invoeringsdatum van 1 januari 2010 is voor de SVB haalbaar. Ook de Belastingdienst heeft aangegeven dat de invoeringsdatum geen problemen oplevert. Wel zal er nog het nodige aan de communicatie richting burger en werkgever gedaan moeten worden.

Gevolgen voor bedrijven

Naar verwachting zal de premiekorting bijdragen aan het bewerkstelligen van een sterkere arbeidsmarktpositie van nabestaanden van 50 jaar en ouder, die aanspraak kunnen maken op een nabestaandenuitkering ingevolgde Anw. De gevolgen voor bedrijven qua administratieve lasten zijn zeer beperkt. Het is de werkgever die de korting toepast in zijn aangifte overeenkomstig de uitvoering van de premiekorting voor de overige doelgroepen. In de softwarepakketten is inmiddels de premiekorting voor oudere werknemers ingebouwd. Met ingang van 2010 wordt voor de premiekorting ouderen zowel in het nominatieve als het collectieve deel een aparte rubriek opgenomen in de loonaangifte naast de premiekorting arbeidsgehandicapten. Voor de premiekorting ouderen wordt geen onderscheid gemaakt naar uitkeringsgerechtigden (WW, AO, WWB of Anw). Er behoeft dus geen aanpassing van de software plaats te vinden. Wel moeten bedrijven zich op de hoogte stellen van uitbreiding van de premiekortingsregeling naar Anw-gerechtigden. In hun administratie zullen werkgevers de verklaring van de SVB moeten bewaren die vastlegt dat de betrokkene voorafgaand aan de premierkorting een Anw-uitkering had en tenminste 2 jaar voorafgaande aan de dienstbetrekking geen inkomen uit arbeid heeft gehad.

Artikelsgewijs

Artikel II, onderdeel A (artikel 2.16 van het Besluit Wfsv)

Bij artikel 2.16 wordt de categorie van personen met een nabestaandenuitkering op grond van de ANW bepaald waarvoor premiekorting als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wfsv kan worden toegepast. Het gaat hierbij om een nabestaande die gedurende tenminste twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht heeft op een nabestaandenuitkering en gedurende die twee jaar geen inkomen uit arbeid, zoals bedoeld in artikel 2 van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, heeft ontvangen. Dit betekent dat de premiekorting alleen kan worden toegepast voor werknemers die gedurende tenminste twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de dienstbetrekking op een nabestaandenuitkering waren aangewezen en gedurende twee jaar niet gewerkt hebben. Gelet op artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv, dient de nabestaande op het moment van in dienst treden bij de werkgever 50 jaar of ouder te zijn.

Artikel II, onderdeel B (artikel 4.3 van het Besluit Wfsv)

Bij besluit van 25 juni 2009, houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur aan de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb), Stb. 267, is ten onrechte artikel 4.3 van het Besluit Wfsv vervallen. Deze omissie wordt hierbij gecorrigeerd. Op grond van artikel 10:22 van de Algemene wet bestuursrecht is aan een bestuursorgaan een instructiebevoegdheid gegeven voor de uitoefening van een aan een persoon of college werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, toebedeelde bevoegdheid. Omdat in de situatie, bedoeld in artikel 4.3 van het besluit Wfsv, geen sprake is van attributie is voornoemde instructiebevoegdheid niet van toepassing. Dit brengt met zich mee dat artikel 4.3 Wfsv niet kan vervallen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven