Besluit van 17 december 2009 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en enkele andere besluiten in verband met de bundeling van een aantal uitkeringen aan gemeenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2009, nr. IVV/FB/09/22452;

Gelet op artikel 78f van de Wet werk en bijstand, de artikelen 20, achtste lid, en 20a, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 20, vijfde lid, en 20a, achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de artikelen, 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 22, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars;

De Raad van State gehoord (26 november 2009, nr. W12.09.0424/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2009, nr. IVV/FB/09/28043;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel k, wordt als volgt gewijzigd:

1. «a.» wordt vervangen door «1°.» en «b.» door «2°.».

2. In subonderdeel 2 (nieuw) wordt «onder a» vervangen door: onder 1.

B

In artikel 14, eerste lid, wordt «ter behoefte aan» vervangen door: ter voorziening in de behoefte aan.

C

In artikel 29, eerste lid, vervalt: tot een bedrag van ten hoogste € 2.708,00.

D

Aan artikel 44 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Artikel 60 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in onderdeel a «aan zelfstandigen en de belanghebbende bedoeld in artikel 2, derde lid,» vervangen door «aan zelfstandigen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, c, d en e,» en vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma na onderdeel b door een punt.

2. In het tweede lid wordt «het eerste lid, onderdeel a en b» vervangen door: het eerste lid.

3. In het derde lid wordt «de verlening van bijstand» vervangen door: de verlening van die bijstand.

F

Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48a. Uitkering voor verlening van algemene bijstand aan beginnende zelfstandigen

Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering als onderdeel van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet, voor de kosten van algemene bijstand aan zelfstandigen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en de belanghebbende, bedoeld in artikel 2, derde lid.

G

In artikel 54, eerste lid, wordt «binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten» vervangen door: binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

H

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden: Vergoeding uitvoeringskosten en kosten van onderzoek.

2. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma na onderdeel b door een punt.

3. In het tweede lid wordt «het eerste lid, onderdelen b en c,» vervangen door «het eerste lid, onderdeel b,» en vervalt: als bedoeld in artikel 1, onderdeel k.

4. Het vierde lid vervalt.

I

In artikel 58, eerste lid, wordt «binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten» vervangen door: binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

J

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden: Niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten van onderzoek.

2. In de aanhef van het artikel vervalt: en c,.

3. In onderdeel a vervalt: of de begeleiding.

4. In onderdeel b vervalt: of begeleiding.

K

In artikel 60, eerste lid, wordt «25, 26 en 29» vervangen door: 25 en 26.

L

Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 60a. Overgangsbepaling

Hoofdstuk VII blijft van toepassing op de vaststelling van de vergoeding, uitkering en kosten, bedoeld in de artikelen 54 en 58, zoals dit hoofdstuk luidde voor inwerkingtreding van de Wet van 17 december 2009, (Stb. 592) tot bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten, voor kosten die betrekking hebben op kalenderjaren gelegen voor die van inwerkingtreding van die wet.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET BOETEBESLUIT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN

Artikel 1 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdelen c en d vervallen.

2. In onderdeel p vervalt: 20a, eerste lid, van de IOAW, 20a, eerste lid, van de IOAZ,.

3. In onderdeel r vervalt: 13, eerste lid, van de IOAW, 13, eerste lid, van de IOAZ,.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN HET MAATREGELENBESLUIT ABW, IOAW EN IOAZ

Het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen onderdelen b, c, e en f.

B

In artikel 2 vervallen «, onderscheidenlijk bij de toepassing van artikel 20, vierde lid, van de Ioaw en artikel 20, eerste lid, van de Ioaz,» en «, onderscheidenlijk artikel 20, vijfde en zesde lid, van de Ioaw en de Ioaz».

C

Artikel 4 vervalt.

D

Artikel 6 vervalt.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN HET UITVOERINGSBESLUIT WWIK

Paragraaf 4 van het Uitvoeringsbesluit WWIK vervalt.

ARTIKEL V. INWERKINGTREDING

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 april 2009 ingediende voorstel van wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (31 927) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Uitgegeven de dertigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat de wijzigingen in algemene maatregelen van bestuur die voortvloeien uit het wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (31 927), hierna wet bundeling. Het gaat daarbij vooral om de aanpassing van het Besluit Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), omdat in dit besluit de materiële bepalingen zijn opgenomen voor de bijstandsverlening aan zelfstandigen en dit besluit op onderdelen moet worden aangepast aan de wijziging in dit wetsvoorstel. De aanpassingen in het Boetebesluit socialezekerheidswetten, het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz en het Uitvoeringsbesluit WWIK betreffen uitsluitend technische wijzigingen vanwege het vervallen van bepalingen in het wetsvoorstel waarvoor deze besluiten een nadere regeling bevat.

De aanpassing van het Bbz 2004

Het kabinet is voornemens om met ingang van 1 januari 2010 de gemeentelijke middelen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Bbz 2004 voor zover dit betrekking heeft op algemene bijstand aan startende ondernemers, en de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) te bundelen met het inkomensdeel op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Met de invoering van deze gebundelde uitkering krijgen gemeenten één budget voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ, het Bbz 2004 en de WWIK. Met het wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (31 927) worden de IOAW, de IOAZ en de WWIK daartoe gewijzigd. Het Bbz 2004 wordt daartoe gewijzigd bij onderhavige algemene maatregel van bestuur.

Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel worden met het onderhavige besluit de financiële middelen voor de kosten van levensonderhoud voorstartende zelfstandigen op grond van het Bbz 2004 gebundeld met het WWB-inkomensdeel, en wordt het gecombineerde declaratie- en budgetsysteem voor deze kosten vervangen door een systeem van volledige budgetfinanciering.

Het aantal personen dat jaarlijks als starter gebruik maakt van het Bbz 2004 en het hiermee gemoeide financieel beslag vallen goed te ramen. Het aantal personen dat als gevestigde ondernemer gebruik maakt van het Bbz 2004 fluctueert daarentegen sterk per jaar, waarbij er bovendien grote regionale en lokale verschillen zijn, en laat zich moeilijk voorspellen. Volledige budgettering en dus bundeling met het WWB-inkomensdeel is om deze reden niet op zijn plaats. In overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) blijft een aparte financiering in het kader van het Bbz 2004 dan ook bestaan voor de kosten van levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen en voor bedrijfskapitaal. De financiering op grond van het huidige Bbz 2004, en daarmee het Bbz 2004 als specifieke uitkering, blijft op dit punt gehandhaafd.

Momenteel lopen er pilots, waarbij de financiering van bedrijfskapitaal voor starters vanuit een uitkeringssituatie plaatsvindt via de banken, onder borgstelling van het Rijk. Na afloop van deze pilots vindt op basis van een evaluatie een afweging plaats of deze voorziening als passend is aan te merken en daaruit voortvloeiend of verstrekking van bedrijfskapitaal niet langer hoeft plaats te vinden via het Bbz 2004. In afwachting van de evaluatie van de pilots blijft de financiering van het bedrijfskapitaal voor startende ondernemers ongewijzigd.

De financiële middelen ter voorbereiding op een zelfstandig bestaan als startend ondernemer en ter begeleiding van startende ondernemers uit het Bbz 2004 worden toegevoegd aan het participatiebudget. Bijstandsgerechtigden die zich willen voorbereiden op een zelfstandig ondernemerschap en op een Bbz-aanvraag kunnen een beroep doen op de gemeente. Gemeenten kunnen deze prestarters voorbereidingskredieten en begeleiding bieden. Ook starters kunnen zij begeleiding bieden. De kosten van deze op uitstroom naar een zelfstandig bestaan gerichte voorzieningen kan de gemeente, evenals andere re-integratievoorzieningen, financieren uit het participatiebudget.

De huidige financieringswijze van de bijstand aan ondernemers in de binnenvaart wordt niet gewijzigd, omdat deze bijstandsverlening wordt uitgevoerd door een beperkt aantal daartoe aangewezen centrumgemeenten met een verzorgingsgebied dat het territorium van de gemeente overstijgt. Deze gemeenten hebben daardoor hogere bijstandskosten dan het geval zou zijn indien zij niet als centrumgemeente zouden zijn aangewezen en in relatieve zin hogere kosten dan andere (niet-centrum)gemeenten. Het wordt dan ook billijk geacht om deze extra kosten volledig te vergoeden. Dit uitgangspunt verhoudt zich niet met volledige budgettering en dus met bundeling met het WWB-inkomensdeel.

Ook de huidige financieringswijze van de bijstand aan zelfstandigen in het buitenland wordt niet gewijzigd, omdat deze bijstandsverlening niet wordt uitgevoerd door gemeenten, maar door het Rijk.

Met de invoering van een systeem van budgetfinanciering krijgt de gemeente de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van algemene bijstand aan startende ondernemers. Hierbij zou passen dat voor dit onderdeel verplichtingen voor gemeenten worden omgezet in bevoegdheden, bijvoorbeeld ten aanzien van het periodiek onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep, de terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkeringen en het aanpassen van de uitkering bij het niet nakomen van verplichtingen door de uitkeringsgerechtigde. Echter, een onderscheid tussen startende zelfstandigen en gevestigde zelfstandigen op deze punten, uitsluitend gelegitimeerd door een verschil in financieringssystematiek, zou voor uitkeringsgerechtigden kunnen leiden tot ongelijke behandeling in gelijke vallen. Omdat de kosten van algemene bijstand aan startende ondernemers maar ongeveer een derde deel uitmaken van de totale kosten van het Bbz 2004, is ervoor gekozen om voor de gehele groep van zelfstandigen af te zien van het omzetten van verplichtingen voor gemeenten in bevoegdheden.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Mede voor de kosten van bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten ontvangt de gemeente een uitkering op grond van de Wet participatiebudget. De wetgever gaat ervan uit dat de gemeente belang heeft bij een doelmatige besteding van het participatiebudget. Om deze reden is in artikel 29, eerste lid, de omvang van het voorbereidingskrediet niet langer aan een maximumbedrag gebonden.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 60 van de WWB wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op terugvordering op grond van het Bbz 2004. Daarmee heeft het college de bevoegdheid om het terug te vorderen bedrag in te vorderen bij dwangbevel of door verrekening. Daarnaast is bij de terugvordering van de bijstand sprake van een bevoorrechte positie als bedoeld in artikel 60, zesde lid, van de WWB.

Artikel I, onderdeel E

Het gecombineerde declaratie- en budgetsysteem voor de kosten van algemene bijstand aan beginnende zelfstandigen wordt vervangen door volledige budgetfinanciering. Voor de kosten van algemene bijstand aan beginnende zelfstandigen ontvangt de gemeente een budget, als onderdeel van de gebundelde uitkering.

De financiering van de kosten van algemene bijstand verleend aan gevestigde zelfstandigen en van de kosten van bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal is onveranderd. Hiervoor ontvangt de gemeente – ongewijzigd – een vergoeding van 75%, alsmede een uitkering voor de resterende kosten. Ook de financiering van de kosten van bijstand verleend aan ondernemers in de binnenvaart is onveranderd. Hiervoor ontvangt de betreffende gemeente – ongewijzigd – een vergoeding van 100%.

Voor de kosten van bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten ontvangt de gemeente niet langer een vergoeding en een uitkering op grond van het Bbz 2004. In plaats hiervan kan de gemeente deze kosten van bijstand, die zijn gericht op uitstroom naar een zelfstandig bestaan, volledig ten laste brengen van het participatiebudget.

Ten behoeve van de kosten van bijstand ter voorziening in met de voorbereiding van een bedrijf of zelfstandig beroep samenhangende kosten ontvangt de gemeente niet langer een vergoeding en een uitkering op grond van het Bbz 2004, maar een uitkering op grond van de Wet participatiebudget.

Artikel I, onderdeel F

Voor de kosten van algemene bijstand aan beginnende zelfstandigen ontvangt de gemeente een budget, als onderdeel van de gebundelde uitkering.

Artikel I, onderdelen G en I

Met het gewijzigde eerste lid van artikel 54 en het gewijzigde eerste lid van artikel 58 is de wijze van verantwoording in overeenstemming gebracht met de voorschriften op grond van de Financiële-verhoudingswet («single audit en single information»). Het betreft technische wijzigingen.

Artikel I, onderdeel H

Ten behoeve van de kosten van begeleiding van personen aan wie algemene bijstand wordt verleend, ontvangt het college niet langer een vergoeding, maar een uitkering op grond van de Wet participatiebudget. Een definitie van het begrip «begeleiding» kan daarmee ook komen te vervallen (oud artikel 56, vierde lid). De kosten van begeleiding zijn niet langer aan een maximumbedrag gebonden.

Artikel I, onderdeel K

De financiële middelen ter voorbereiding op een zelfstandig bestaan als startend ondernemer uit het Bbz 2004 worden toegevoegd aan het participatiebudget. Dientengevolge geldt voor deze voorbereidingskosten niet langer een gemaximeerd normbedrag dat jaarlijks dient te worden geïndexeerd.

Artikel I, onderdeel L

Het nieuwe artikel 60a bevat een overgangsbepaling waarin is geregeld, dat de met dit ontwerpbesluit vervallen bepalingen over de vaststelling van de uitkeringen en vergoedingen voor de lasten van de gemeenten van toepassing blijven voor de afrekening van de jaren voorafgaande aan die van de inwerkingtreding van dit besluit. Over die kalenderjaren worden de uitkeringen en vergoedingen, die ten laste van het Rijk komen nog vastgesteld aan de hand van de opgaven van de colleges van B&W van de kosten voor het Bbz 2004, die voor financiering door het Rijk in aanmerking kwamen.

Artikel V

Aangezien de onderhavige wijziging van het Bbz 2004 uit het wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten voortvloeit, is ervoor gekozen om dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking te laten treden als voormeld wetsvoorstel.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven