Besluit van 14 december 2009 tot wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het instellen van een openbaar antenneregister

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 juli 2009, nr. WJZ / 9128574;

Gelet op artikel 3.14 van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2009, nr. W10.09.0309/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 december 2009, nr. WJZ / 9222069;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Frequentiebesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na onderdeel b een onderdeel c ingevoegd, luidende:

c. antenneregister: openbaar antenneregister als bedoeld in artikel 3.14 van de wet.

B

Na Hoofdstuk 4 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A

Antenneregister
Artikel 20b
  • 1. In het antenneregister worden gegevens opgenomen van:

    • a) antennes die zijn geplaatst op een vaste locatie met het doel met een zendvermogen van meer dan 10 dB watt Effective Radiated Power (ERP) uit te gaan zenden;

    • b) antennes die zijn geplaatst op een vaste locatie en die tot een netwerk behoren, indien meer dan de helft van het aantal antennes van het netwerk een zendvermogen van meer dan 10 dB watt ERP heeft.

    • c) antennes van radiozendamateurs die zijn geregistreerd als gebruiker van frequentieruimte.

  • 2. Van het eerste lid zijn uitgezonderd de gegevens van antennes in gebruik bij overheidsorganen die een taak uitoefenen op het terrein van politie, justitie of veiligheid.

Artikel 20c
  • 1. In het antenneregister worden voor de antennes, bedoeld in artikel 20b, eerste lid, onder a en b de volgende gegevens opgenomen:

    • a) de toepassing van de antenne;

    • b) de hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot het geometrische midden van de antenne;

    • c) de frequentie van de gebruikte toepassing;

    • d) de hoofdstraalrichting van de antenne;

    • e) het zendvermogen van de antenne in de hoofdstraalrichting aangeduid in dB watt ERP;

    • f) de datum van ingebruikname van de antenne en

    • g) de locatie van de antenne-installatie, met een nauwkeurigheid van 15 meter, aangeduid met toepassing van het World Geodetic System 1984.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aan Onze Minister verstrekt door de diegene die de frequentie gebruikt of wil gebruiken.

Artikel 20d
  • 1. In het antenneregister worden voor de antennes, bedoeld in artikel 20b, eerste lid, onder c, de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de locatie van de antenne-installatie, met een nauwkeurigheid van 15 meter, aangeduid met toepassing van het World Geodetic System 1984 en

    • b. het type registratie

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aan Onze Minister verstrekt door de radiozendamateur die zich voor het gebruik van frequentieruimte heeft geregistreerd.

  • 3. Onze Minister kan gegevens die door radiozendamateurs worden verstrekt in het kader van de registratie opnemen in het antenneregister.

Artikel 20e

Bij ministeriële regeling kunnenregels worden gesteld met betrekking tot:

  • a) de inrichting van het antenneregister,

  • b) het tijdstip waarop de gegevens worden aangeleverd,

  • c) de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens aangeleverd worden en

  • d) de wijze waarop van de gegevens kennis wordt genomen.

ARTIKEL II

Dit besluit en artikel I, onderdeel C en H van de wet van 13 november, tot wijziging van de Telecommunicatie wet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen, treden in werking op 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Draadloze telecommunicatie via radiofrequenties vereist de toepassing van antennes. De groei van het aantal antennes in Nederland roept bij burgers en instanties vragen op omtrent mogelijke effecten op de gezondheid. Het bieden van feitelijke informatie over antennes, hun zendkarakteristieken en de locatie geeft transparantie en is een eerste vereiste om vragen van het publiek te kunnen beantwoorden.

In het openbare antenneregister (hierna te noemen: register) worden gegevens inzake antennes opgenomen. In de kabinetsnota Nationaal Antennebeleid van december 2000 is het register (pag. 53) aangekondigd als één van de instrumenten van het antennebeleid. Het register in de huidige vorm is tot stand gekomen na de ondertekening van het convenant tussen de ministers van Verkeer & Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de VNG en de vijf mobiele operators, over het vergunningvrij plaatsen van antennes met een hoogte minder dan vijf meter (GSM en UMTS). In de bijlage van dat convenant is opgenomen welke gegevens de operators hiertoe verstrekken aan het Antennebureau van Agentschap Telecom. In een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 7 december 2004 over UMTS-antennes is kamerbreed de wens geuit om het register te verbeteren en informatiever te maken.

Inmiddels is de roep om een compleet en actueel register voor het informeren van burgers omtrent antennes in de leefomgeving groter geworden. In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer van 7 december 2004 is eveneens gebleken dat er behoefte bestaat aan betrouwbare openbare informatie over antennes en antennelocaties. Op basis van de huidige stand van de wetenschap zijn er geen aanwijzingen om aan te nemen dat de veldsterkte van antennes in de publieke leefomgeving een nadelig effect hebben op de gezondheid. Toch bestaat er een groep mensen die zich zorgen maakt over eventuele gezondheidseffecten. Daarom is het belangrijk dat men vrijelijk toegang tot deze informatie heeft. Deze wens sluit aan bij de verschillende internationale en Europese ontwikkelingen omtrent het informeren van burgers over de milieubelasting in de leefomgeving. In dit verband wordt verwezen naar het Verdrag van Aarhus (Trb. 2001, nr 73) en de relevante EG-richtlijnen zoals de Richtlijn nr. 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26-32) inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en de Richtlijn nr. 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17-25) tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter.

Artikel 3.14 van de Telecommunicatiewet biedt de wettelijke basis voor het register. In de nieuwe artikelen in het Frequentiebesluit wordt het register nader uitgewerkt. In het Frequentiebesluit wordt geregeld welke antennes in het register worden opgenomen en tevens het soort gegevens en wie deze gegevens moet verstrekken. Eveneens wordt in dit besluit de mogelijkheid gecreëerd om in een ministeriële regeling concreet aan te geven hoe het register wordt ingericht, de wijze en het moment waarop de gegevens voor opneming in het register dienen te worden verstrekt en ook op welke wijze daarvan kennis kan worden genomen.

Na inwerkingtreding van het besluit, zal het nieuwe register van gegevens moeten worden voorzien. Agentschap Telecom houdt, als toezichthouder, een overbruggingsperiode van drie maanden aan, zodat de partijen voldoende tijd hebben om de gegevens aan te leveren. Na deze periode zal Agentschap Telecom actief toezien op de registratie.

Op grond van artikel 15.1, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet berust het toezicht op de naleving van de verplichting gegevens te verstrekken ten behoeve van het register bij door de Minister van Economische Zaken aangewezen ambtenaren. In het Besluit aanwijzing toezichthouders Telecommunicatiewet zijn hiervoor ambtenaren van Agentschap Telecom aangewezen.

Toepassingen van antennes

De toepassing van de antenne geeft aan waarvoor deze wordt gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn GSM, UMTS, DVB-T (omroep), etc.

Niet alle antennes worden in het register opgenomen. Registratie van mobiele antennes (zoals op schepen, in taxi’s e.d.) ligt niet voor de hand, aangezien deze antennes niet gebonden zijn aan een vaste locatie. Zoals eerder is aangegeven is het doel van het register de burger inzicht te geven in de karakteristieken van antennes in de leefomgeving. Op praktische gronden is er voor gekozen alleen antennes op te nemen met een zendvermogen van meer dan 10 decibel watt Effective Radiated Power (dB watt ERP). Veel toepassingen met een laag vermogen, die ook veelal vergunningvrij gebruikt kunnen worden, zoals garagedeuropeners, land-mobiele toepassingen (o.a. taxicentrales), WiFi en Bluetooth, kunnen zodoende buiten het register blijven. Antennes van radiozendamateurs worden alleen opgenomen indien deze ook daadwerkelijk gebruikt worden om mee te zenden. De grens van 10 dB watt ERP geldt voor deze groep niet.

Ten slotte is er een aantal bijzondere gevallen waarin besloten kan worden om bepaalde antennes niet in het register op te nemen. Een bijzonder geval is bijvoorbeeld C2000, het netwerk dat gebruikt wordt door de hulpverlenende instanties. Hoewel deze antennes op grond van de criteria wel in het register zouden moeten worden opgenomen, is uit veiligheidsoverwegingen besloten hiervan af te zien.

Bij een verplichting om gegevens aan te leveren hoort ook toezicht en de mogelijkheid om met sancties in te grijpen. Steekproefsgewijs of indien klachten en/of meldingen daar aanleiding toe geven, zal worden nagegaan of de geleverde gegevens in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Indien geconstateerd wordt dat iemand moedwillig gegevens achterhoudt of onjuiste gegevens verstrekt, is een sanctie mogelijk.

Administratieve lasten

De wettelijke verankering van het register heeft tot gevolg dat meer partijen dan voorheen hun antennes moeten registreren. In het huidige register zijn de antennes van de mobiele operators opgenomen en daarnaast een groot aantal antennes voor omroepdoeleinden. De mobiele operators leveren hun gegevens aan op basis van het antenneconvenant dat in augustus 2002 is ondertekend. Op dit moment zijn circa 20.000 antennes in het register opgenomen. De mobiele operators leveren hun gegevens per kwartaal aan.

In januari 2006 is er een berekening gemaakt voor de administratieve lasten. Deze is aan ACTAL voorgelegd. Volgens deze berekening bedragen de extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven structureel € 55.000 per jaar en incidenteel € 60.000. Dit zijn administratieve lasten die de operators nu reeds hebben op grond van het antenneconvenant. De wettelijke verankering van het register verandert niets aan de feitelijke situatie en daarom is er geen sprake van een toename van een administratieve lasten.

Er bestaat echter wel een klein aantal ontwikkelingen ten opzichte van de genoemde berekening van de administratieve lasten. Hieronder worden voor vier categorieën de administratieve lasten beschreven. Voor burgers zijn er hiernaast geen administratieve lasten.

GSM / UMTS

De mobiele operators moeten dezelfde gegevens als voorheen aanleveren. Naar aanleiding van het antenneconvenant hebben de mobiele operators software ontwikkeld waarmee de benodigde gegevens uit de eigen systemen gehaald kunnen worden. Deze worden vervolgens naar Agentschap Telecom gestuurd. In de huidige situatie doen zij dat per kwartaal, in de nieuwe situatie maandelijks. Om deze verzwaring van lasten tegen te gaan, biedt Agentschap Telecom een uploadmodule aan. Hiermee kan het aanleveren van de gegevens volledig geautomatiseerd worden en treedt er uiteindelijk geen verzwaring van de administratieve lasten op. Per saldo veranderen de administratieve lasten niet.

Omroep

Het gebruik van antennes voor omroepdoeleinden is gebonden aan een vergunning. De gegevens die benodigd zijn voor het register, maken reeds deel uit van de vergunningaanvraag. Agentschap Telecom kan de gegevens die het voor de vergunningen al geregistreerd heeft, gebruiken om het register mee te vullen. Er treedt voor omroep dus geen verzwaring van de administratieve lasten op.

Public Access Mobile Radio (PAMR) en Private Mobile Radio (PMR)

Voor het gebruik van PAMR en PMR is eveneens een vergunning nodig. Agentschap Telecom ook kan deze gegevens gebruiken voor het nieuwe register, zodat hier geen verzwaring van de administratieve lasten optreedt. Voor dit type netwerk zijn veel minder antennes nodig dan voor GSM en UMTS. Omdat bovendien het aantal wijzigingen veel kleiner is, veroorzaakt de verplichting tot het maandelijks aanleveren van wijzigingen zo goed als geen structurele administratieve lasten.

Radiozendamateurs

Radiozendamateurs hebben geen vergunning meer nodig, maar worden wel geregistreerd. Als de radiozendamateur voornemens is te gaan uitzenden, dan hoeft hij naast de gegevens die reeds geregistreerd zijn, alleen de locatie van de antenne op te geven. Agentschap Telecom zal hiervoor een applicatie beschikbaar stellen waarmee op een kaart kan worden aangegeven waar de antenne zich bevindt. Het opzoeken van deze locatie zal naar schatting 5 minuten tijd kosten. Naar schatting 4000 zendamateurs zullen hun antennes moeten registeren. De totale administratieve lasten komen daarmee op 4000 x 5 = 20.000 minuten.

Persoonsgegevens

Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft op 21 november 2005 een advies uitgebracht over het opnemen van persoonsgegevens van radiozendamateurs. Hoewel in het register geen gegevens over naam, adres en woonplaats openbaar worden gemaakt, neemt het CBP toch aan dat er sprake is van persoonsgegevens. De reden hiervoor is dat een radiozendamateur door omwonenden eenvoudig te identificeren is door de gegevens uit het register (de locatie van een antenne-installatie) te combineren met eigen waarnemingen. Dit betekent dat de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) van toepassing is.

Het CBP wijst vervolgens op artikel 11 van de WBP. Het eerste lid van dit artikel stelt dat persoonsgegevens slechts verwerkt mogen worden voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. Aan deze eis wordt voldaan door slechts twee gegevens op te nemen; de locatie van de antenne-installatie en het type registratie van de radiozendamateur.

De locatie is essentieel voor het hoofddoel van het register. Om burgers goed te kunnen informeren over antennes in hun omgeving, is het noodzakelijk dat zij deze terug kunnen vinden in het register. Daarom is er voor gekozen af te wijken van het voorstel van het CBP om per postcodegebied alleen het aantal radiozendamateurs dat daarin actief is weer te geven.

Het type registratie wordt opgenomen omdat dit informatie verschaft over de toepassing van de antenne. De registratie bepaalt in welke frequentiebanden er gezonden mag worden en met welk vermogen. Aangezien het toegestane vermogen per registratie sterk kan verschillen, is besloten dit gegeven op te nemen.

Notificatie

De AMvB behoeft geen notificatie op basis van de Notificatierichtlijn, omdat de AMvB geen technische eisen stelt aan producten of diensten. Daarnaast is ook op basis van de Dienstenrichtlijn geen notificatie verplicht. De AMvB stelt geen eisen zoals opgenomen in artikel 15, tweede lid en artikel 16 is niet van toepassing omdat het hebben van een infrastructuur, zoals antennes, in het kader van de Dienstenrichtlijn als vestiging wordt gezien.

Consultatie

Op 28 april 2008 is deze wijziging van het Frequentiebesluit publiek geconsulteerd. Er zijn reacties binnengekomen van verschillende mobiele operators en de Vereniging voor Experimenteel Radio Onderzoek Nederland (VERON). Naar aanleiding hiervan zijn enkele aanpassingen op het ontwerpbesluit doorgevoerd, welke hieronder worden toegelicht. Een aantal aanbevelingen is niet overgenomen. De redenen hiervoor worden eveneens toegelicht.

Enkele partijen hadden bezwaren tegen de uitzonderingssituatie voor antennes die worden gebruikt voor veiligheidsdoeleinden, aangezien dit niet in overeenstemming met het doel van het register is. Het veiligheidsbelang weegt hier echter zwaarder dan de doelstelling het publiek te informeren over antennes.

Voorgesteld is om inpandige antennes niet in het register op te nemen. Als argument hiervoor werd aangegeven dat deze antennes niet voor onrust zorgen, aangezien ze niet direct zichtbaar zijn. In het huidige besluit is er voor gekozen dit voorstel niet op te volgen. Inpandige antennes maken veelal gebruik van lage vermogens. Hierdoor valt deze categorie grotendeels al buiten het register. Een inpandige antenne met een zendvermogen groter dan 10 dB watt ERP zal ook buiten het gebouw een werkingskracht hebben. Volgens de doelstelling van het register zou het publiek zou hiervan op de hoogte moeten kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor gecamoufleerde antennes.

Een van de mobiele operators stelde voor om straalzenders buiten het register te houden. Straalzenders zenden een zeer smalle bundel naar een ontvanger. Hierbij is een line-of-sight noodzakelijk, om te garanderen dat het signaal ook daadwerkelijk ontvangen kan worden. Hoewel het hierdoor zeer onwaarschijnlijk is dat er zich personen of objecten binnen de bundel kunnen bevinden, is er voor gekozen geen uitzondering voor straalzenders op te nemen. De reden hiervoor is dat het voor een niet-deskundige niet zonder meer duidelijk is dat het om een straalzender gaat.

Er bestond weerstand tegen de nauwkeurigheidseis van drie meter, die in het geconsulteerd ontwerpbesluit werd gesteld ten aanzien van de locatie van de antenne-installatie. Er werd aangevoerd dat deze nauwkeurigheid niet haalbaar is, gebruikmakend van gangbare GPS-apparatuur. Er is vervolgens besloten tot een nauwkeurigheidseis van 15 meter. Hierbij zijn de verschillende antenne-installaties nog goed van elkaar te onderscheiden.

II Artikelen

Artikel 20b

Voor opname in het register wordt in het eerste lid, onder a en onder b, een grens van meer dan 10 dB watt ERP gehanteerd. Antennes die geplaatst zijn met het doel met een zendvermogen van meer dan 10 dB watt Effective Radiated Power (ERP) uit te gaan zenden worden in het register opgenomen. Het gaat daarbij dus om het vermogen waarmee de antenne gaat zenden. Deze registratieplicht geldt derhalve ook voor antennes die zijn geplaatst, maar feitelijk nog niet in gebruik zijn genomen.

Het gaat om op een vaste locatie geplaatste antennes. Antennes in auto’s, aan boord van schepen of anderszins voor mobiel gebruik (handhelds) kunnen naar hun aard niet met stippen op een kaart worden weergegeven in een register.

In de praktijk komt het voor dat sommige antennes, behorend tot een samenhangend netwerk (bijvoorbeeld GSM en UMTS), wel en andere net niet boven de grens van 10 dB watt ERP uitkomen. Indien meer dan de helft van deze antennes afzonderlijk een effectief uitgangsvermogen van meer dan 10 dB watt ERP genereert, worden alle antennes van het netwerk in het register opgenomen (eerste lid, onder b).

Voor antennes van radiozendamateurs geldt de grens van 10 dB watt ERP niet. De reden hiervoor is dat het voor radiozendamateurs erg lastig is om het vermogen dat door de antenne wordt uitgezonden nauwkeurig vast te stellen. Dit vermogen kan ook nog eens erg fluctueren. Daarnaast wordt er niet continu uitgezonden, waardoor handhaving door de toezichthouder vrijwel onmogelijk is. Een antenne van een radiozendamateur hoeft alleen te worden opgenomen in het register als deze ook daadwerkelijk wordt gebruikt om te zenden. Antennes van radiozendamateurs die enkel worden gebruikt om te ontvangen, hoeven niet in het register te worden opgenomen.

Voorts wordt geregeld dat gegevens van antennes in gebruik bij overheidsorganen die een taak uitoefenen op het terrein van politie, justitie of veiligheid zijn uitgezonderd. Zo zullen bijvoorbeeld de antennes van het C2000-netwerk uit veiligheidsoverwegingen niet in het register worden opgenomen.

Artikel 20c

Dit artikel beschrijft welke gegevens in het register worden opgenomen en wie deze gegevens aanlevert.

Eerste lid, onderdeel a

De toepassing van de antenne wordt opgenomen. Het is belangrijk om de burger te informeren waartoe de antenne dient. Het gaat hierbij om toepassingen zoals vaste verbindingen, (digitale) omroep en verschillende toepassingen van mobiele communicatie zoals GSM 900 en 1800, luchtvaart- en maritieme grondstations en UMTS. De beheerder van het register zal zorgdragen voor een lijst met de wijze waarop de toepassingen moeten worden geformuleerd, zodat verschillende gegevensverstrekkers bij dezelfde toepassingen dezelfde terminologie gebruiken, zodat uniformiteit in de terminologie zal ontstaan.

Onderdeel b

De hoogte waarop de antenne hangt zal eveneens in het register worden genoemd. Het betreft de hoogte, gemeten vanaf het maaiveld tot het geometrisch midden van de antenne; dit geldt ook voor antennes die op een dak zijn geplaatst. Dit zegt dus niets over de lengte van de antennemast.

Onderdelen c, d en e

Om het werkingsgebied van de antennes te kunnen bepalen moet voor elke afzonderlijke antenne de frequentie (onderdeel c), de hoofdstraalrichting (onderdeel d) en het zendvermogen (onderdeel e) bekend zijn. Agentschap Telecom gebruikt deze gegevens eveneens voor het bepalen van een veiligheidscontour. Dit gebied is niet toegankelijk voor het algemene publiek. Buiten de veiligheidscontour worden de blootstellingslimieten niet overschreden. De berekening van de blootstellingslimieten is gebaseerd op de aanbevelingen van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), welke zijn overgenomen door de Nederlandse regering.

Met de frequentie (onderdeel c) wordt, indien een gebruiker meerdere frequenties kan gebruiken, de frequentieband bedoeld De frequentie wordt opgegeven in kHz, MHz of GHz.

Bij onderdeel e gaat het om het vermogen dat daadwerkelijk door de antenne wordt uitgezonden in de hoofdstraalrichting. Dit vermogen wordt uitgedrukt in dB watt ERP. Dit is de verhouding van het signaalvermogen ten opzichte van 1 watt, uitgedrukt in decibel. In de huidige situatie wordt deze informatie al door de mobiele operators aangeleverd.

Onderdeel g

De fysieke locatie van de antenne-installatie wordt aangegeven in WGS1984, dit is een mondiaal geaccepteerde standaard. In het huidige register zijn ook antennes opgenomen, waarvan de locatie niet correct is weergegeven. De weergegeven locatie van de antennes in het register wijkt soms sterk af van de daadwerkelijke locatie, bijvoorbeeld enkele honderden meters. Om burgers goed te kunnen informeren moeten de locatiegegevens juist zijn. Daarom wordt een bepaalde mate van nauwkeurigheid voorgeschreven. Deze wordt vastgesteld op 15 meter. Een grotere marge ten aanzien van de nauwkeurigheid kan ertoe leiden dat burgers die het register raadplegen niet kunnen afleiden waar de antenne-installatie precies staat, bijvoorbeeld op welk gebouw.

Lid 2

De gegevens over de antenne worden verstrekt door diegene die de frequentie gebruikt of deze wil gaan gebruiken. Dit laatste is aan de orde indien er al wel een antenne is geplaatst, maar de frequentie nog niet wordt gebruikt, terwijl dit op termijn wel de bedoeling is.

Artikel 20d

In dit artikel wordt geregeld welke gegevens van de radiozendamateurs worden opgenomen.

Voor deze categorie is een uitzondering gemaakt vanwege het experimentele karakter. Radiozendamateurs doen regelmatig aanpassingen aan hun apparatuur. Hierdoor veranderen zendvermogen, zendrichting, frequentie en het type antenne. Dit zou gevolgen hebben voor de administratieve lasten van deze groep. Om dit te beperken is er voor gekozen alleen het type registratie en de locatie van de antenne op te nemen.

Een radiozendamateur mag pas uitzenden als hij met succes een examen heeft afgelegd en zich daarna op de juiste wijze heeft geregistreerd. Momenteel kunnen er twee type examens worden afgenomen, die ieder recht geven op een bepaald gebruik van een antenne, mits de radiozendamateur zich heeft geregistreerd. Opname van het type van registratie, die overeenkomt met het type examen dat is afgelegd, geeft informatie over in welke frequentiebanden en met welk vermogen de radiozendamateur mag uitzenden.

Op de website van het antenneregister is een overzicht van de verschillende type opgenomen.

De locatiegegevens zijn essentieel voor het terugvinden van de antenne in het register.

Onze Minister mag de gegevens die radiozendamateurs verstrekken in het kader van de registratie gebruiken voor het antenneregister. Radiozendamateurs hoeven dan niet twee keer gegevens aan te leveren. Dit geldt voor gegevens die na inwerkingtreding van deze AMvB zijn verstrekt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven