Besluit van 2 december 2009, houdende aanpassing van besluiten met het oog op de invoering van de Waterwet (Invoeringsbesluit Waterwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 17 februari 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/133 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 39c, 39e, 39g en 39k van de Binnenvaartwet, artikel 2.14, tweede lid, van de Invoeringswet Waterwet, artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies, de artikelen 16, zesde lid, en 19d, vierde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6, 6.7, 6.12, onderdeel e, 7.5, vijfde lid, en 10.1 van de Waterwet, artikel 4 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de artikelen 6, 7, 8, 12, 12a, 12b, 15, 17, 65, 67, 70, 71, 72 en 93 van de Wet bodembescherming, de artikelen 78, 79 en 80 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, artikel 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en de artikelen 1.1, derde lid, 5.1, 5.2b, 7.2, 8.1, 8.2, tweede lid, 8.5, 8.11, vierde lid, 8.22, 8.40, 8.41, 8.42, 8.45, 10.30, derde lid, 12.1, tweede lid, 12.4, tweede lid, 12.5 en 21.8 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2009, nr. W09.09.0045/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 november 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/1418 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen «Grondwaterwet» en «Waterstaatswet 1900» komen te vervallen.

2. Na het onderdeel «Ontgrondingenwet» wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Waterwet

  • (artikel 5.15 juncto artikel 30 van de Wet bodembescherming) maatregel (bevel) van de beheerder bij een ongewoon voorval;

  • (artikel 5.16) bevel van de beheerder tot het verrichten van onderzoek en tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen;

  • (artikelen 5.21 en 5.24) door de beheerder opgelegde gedoogplichten.

B

Het onderdeel Wet bodembescherming in hoofdstuk VII wordt als volgt gewijzigd:

1. «Tenzij het betreft bodem onder oppervlaktewater die eigendom is van een publiekrechtelijke rechtspersoon:» vervalt.

2. De vermelding van artikel 30 juncto de artikelen 31 en 35 en de daarbij behorende beschrijving komt te luiden:

  • (artikel 30 juncto artikel 31) maatregel (bevel) van gedeputeerde staten (artikel 30) (eventueel vooruitlopend daarop: van de commissaris van de Koning (artikel 31)) bij een ongewoon voorval;

3. De vermeldingen van artikel 63a en artikel 63d en de daarbij behorende omschrijvingen vervallen.

ARTIKEL II

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In de titel van afdeling 1.1 wordt na «BEGRIPSBEPALINGEN,» ingevoegd: OMHANGBEPALING,.

B

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de aanhef wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

aangewezen oppervlaktewaterlichaam:

oppervlaktewaterlichaam dat op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, is aangewezen;

2. Na de begripsomschrijving van «bedrijventerrein» wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

beheerder:

beheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

3. In de begripsomschrijving van «lozen» wordt in onderdeel 1° «in het oppervlaktewater, met behulp van een werk dat niet op een ander werk is aangesloten, of op een andere wijze dan met behulp van een werk» vervangen door: in een oppervlaktewaterlichaam.

4. Na de begripsomschrijving van «NeR» wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam:

oppervlaktewaterlichaam dat geen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is;

5. De begripsomschrijving van «oppervlaktewateren die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» komt te vervallen.

6. In de begripsomschrijving van «vuilwaterriool» wordt in onderdeel 2° «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

7. De begripsomschrijvingen van «waterkwaliteitsbeheerder» en «zuiveringstechnisch werk» komen te vervallen.

C

In de artikelen 1.1, eerste lid, in de begripsomschrijvingen van «lozen», onder 7°, «voorziening voor het beheer van afvalwater», «vuilwaterriool», onder 2° en 3°, en «zuiveringsvoorziening´, 3.4, eerste en derde lid, onderdeel a, en 6.19, eerste en tweede lid, wordt «zuiveringstechnisch werk» telkens vervangen door: zuiveringtechnisch werk.

D

In de artikelen 1.2, in de begripsomschrijving van «bevoegd gezag», en 1.4, vierde en vijfde lid, wordt «waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: beheerder.

E

In artikel 1.2, in de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt «artikel 1, eerste tot en met vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de uitzondering, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, van die wet niet van toepassing is» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

F

Na artikel 1.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1.1.1a Omhangbepaling

Artikel 1.3a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

G

In de artikelen 1.4, derde lid, onderdeel b, 1.6, tweede lid, onderdeel a, 1.7, eerste lid, onderdeel b, 1.13, 1.14, 2.1, tweede lid, onderdeel d, 3.1, zesde lid, 3.3, tweede lid, 3.4, eerste en derde lid, 3.5, eerste lid, 3.6, tweede en zesde lid, 4.10, onderdeel c, 4.11, derde lid, en 4.19, tweede lid, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

H

In artikel 1.4, derde lid, onderdeel b, vervalt «, met behulp van een werk dat niet op een ander werk is aangesloten of op een andere wijze dan met behulp van een werk».

I

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 6.2, eerste en tweede lid, van de Waterwet, voor lozingen vanuit:

    • a. inrichtingen type A of inrichtingen type B, voor zover aan dat lozen regels zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 3.1 tot en met 3.6, 4.10, 4.11, 4.19, 4.104, 4.109; of

    • b. inrichtingen type C, voor zover aan dat lozen regels zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 3.1 tot en met 3.6, 4.10 en 4.11.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

J

In artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: oppervlaktewaterlichamen.

K

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid vervalt telkens de zinsnede «in het oppervlaktewater,».

2. In het vijfde lid wordt «artikel 14 van de Grondwaterwet» vervangen door: artikel 6.4 of artikel 6.5, onderdeel b, van de Waterwet, dan wel een vergunning op grond van een verordening van het waterschap.

L

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «in oppervlaktewateren die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door: in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

2. In het derde lid wordt «in andere oppervlaktewateren dan oppervlaktewateren als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

3. In het zevende lid, onderdeel b, wordt «in oppervlaktewateren die met het oog op het lozen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door: in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

4. In het achtste lid wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

M

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «oppervlaktewateren die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door: een aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

2. In het vierde lid wordt «in andere oppervlaktewateren dan de oppervlaktewateren als bedoeld in het derde lid» vervangen door: in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

N

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, in de bijbehorende tabel, wordt «oppervlaktewateren die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door «een aangewezen oppervlaktewaterlichaam» en «Lozen in overige oppervlaktewateren» vervangen door: Lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

2. In het vierde lid wordt «in andere oppervlaktewateren dan oppervlaktewateren die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door: in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

O

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «indien het oppervlaktewateren betreft, die met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeven» vervangen door: indien het een aangewezen oppervlaktewaterlichaam betreft.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «indien het andere oppervlaktewateren betreft dan oppervlaktewateren als bedoeld in onderdeel a» vervangen door: indien het een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam betreft.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het ontvangende oppervlaktewater» vervangen door: het ontvangende oppervlaktewaterlichaam.

P

In artikel 4.11, vijfde lid, wordt «het oppervlaktewater dat met het oog op het lozen geen bijzondere bescherming behoeft» vervangen door: een aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

ARTIKEL III

Het Besluit beheer winningsafvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van § 1 komt te luiden:

§ 1. Algemene bepalingen

B

In artikel 1, in de begripsomschrijving van «vergunning», wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.6 en 6.20, tweede lid, van de Waterwet.

D

In artikel 8, eerste lid, onderdeel a, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: oppervlaktewaterlichamen.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: oppervlaktewaterlichamen.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «het oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

3. In het derde lid wordt «artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

ARTIKEL IV

Het Besluit bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van «Baggerspecie» wordt «vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte» vervangen door: vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

2. Na de begripsomschrijving van «Baggerspecie» wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

Beheerder:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge artikel 6.2 van de Waterwet;

3. In de begripsomschrijving van «Bodembeheergebied» wordt «waterkwaliteitsbeheerders» vervangen door: beheerders.

4. In de begripsomschrijving van «Toepassen van bouwstoffen» wordt «het toepassen van bouwstoffen in oppervlaktewater» vervangen door: het toepassen van bouwstoffen in een oppervlaktewaterlichaam.

5. In de begripsomschrijving van «Toepassen van grond of baggerspecie» wordt «het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater» vervangen door: het toepassen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam.

6. De begripsomschrijving van «Waterkwaliteitsbeheerder» komt te vervallen.

7. In de begripsomschrijving van «Werk» wordt «oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

B

In de artikelen 1, onder de begripsomschrijvingen van «Bodemfuncties», «Toepassen van bouwstoffen» en «Toepassen van grond of baggerspecie», 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en tweede lid, 4, tweede lid, derde lid, onderdeel a en b, en vierde lid, onderdeel a en b, 35, onderdeel b en h, 42, tweede lid, onderdeel h, 44, eerste lid, 45, eerste lid, 47, onderdeel a, 59, eerste en tweede lid, en 63, eerste lid, onderdeel a, onder ii, wordt «de bodem onder oppervlaktewater» telkens vervangen door: de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

D

In de artikelen 2, derde lid, 3, derde lid, en 43, eerste lid, wordt «waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: beheerder.

E

In de artikelen 2, derde lid, 3, derde lid, 5, tweede lid, 30, tweede lid, 35, de onderdelen d, g en h, 45, eerste lid, 55, vijfde lid, 56, tweede lid, onderdeel d, 59, derde lid, en 63, eerste lid, onderdeel a, onder iii, wordt «oppervlaktewater», telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

F

In artikel 5, tweede lid, wordt «De verboden, bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, gelden niet» vervangen door: Het verbod, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet, geldt niet.

G

In de artikelen 7, 33, onderdeel c, en 48, onderdeel c, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

H

In artikel 22, tweede lid, wordt «de artikelen 2a tot en met 2d van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: de artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

I

In artikel 43, eerste lid, wordt «waterkwaliteitsbeheerder» vervangen door «beheerder» en «de oppervlaktewateren» vervangen door: de oppervlaktewaterlichamen.

J

In artikel 45, eerste lid, wordt «oppervlaktewateren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, onderscheidelijk andere oppervlaktewateren voor het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater» vervangen door «rijkswateren, onderscheidenlijk regionale wateren voor het toepassen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam» en «voor de bodem onder oppervlaktewater» vervangen door «voor de bodem en de oever van een oppervlaktewaterlichaam».

K

In artikel 46, eerste lid, wordt «oppervlaktewateren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, onderscheidelijk andere oppervlaktewateren» vervangen door: rijkswateren, onderscheidenlijk regionale wateren.

L

In artikel 64, eerste lid, wordt «de omliggende bodem en het grond- of oppervlaktewater» vervangen door: de omliggende bodem, het grondwater of oppervlaktewaterlichamen.

ARTIKEL V

In artikel 2, zesde lid, onderdeel b, van het Besluit EOS: demo en transitie-experimenten wordt »Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

ARTIKEL VI

Aan artikel 1 van het Besluit gebruik meststoffen wordt na het vijfde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Dit besluit berust mede op de artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet met betrekking tot de bodem en oever van oppervlaktewaterlichamen.

ARTIKEL VII

Het Besluit glastuinbouw wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, in de begripsomschrijving van «lozen», 2, onderdeel e, onder 1°, en 4, vierde lid, wordt «oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

B

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijvingen van «lozen op oppervlaktewater», «Wvo-bevoegd gezag» en «Wvo-vergunning» vervallen.

2. Na begripsomschrijving van «lozen» wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

lozen op een oppervlaktewaterlichaam:

brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;.

3. In de begripsomschrijving van «maatwerkvoorschrift», de onderdelen a en b, wordt «Wvo» telkens vervangen door: Wtw.

4. Na de begripsomschrijving van «woning» worden twee begripsomschrijvingen ingevoegd, luidende:

watervergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet;

Wtw-bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge artikel 6.2 van de Waterwet.

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De verboden, bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet, gelden niet ten aanzien van lozen type II.

E

In de artikelen 5, derde lid, 6, vijfde lid, 8, zesde lid, en in bijlage 2, de voorschriften 2.6.1 en 2.6.3, en in bijlage 3, de voorschriften 1, eerste lid, onderdeel s, 2, eerste lid, onderdeel a, d, f en j, en tweede lid, 4, eerste lid, 14, derde en vierde lid, 18, derde en vierde lid, en lijst 2 behorende bij voorschrift 2, eerste lid, onderdeel d, van bijlage 3 wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

F

In de artikelen 5, derde lid, 6, tweede lid, 8, eerste en vierde tot en met zesde lid, 15, derde en vierde lid, 17, eerste en derde lid, bijlage 1, voorschrift 1.1.2, onderdeel i, en bijlage 3, de voorschriften 2, eerste lid, onderdeel j, en derde lid, 4, tweede en zesde lid, en 10, derde lid wordt «Wvo-bevoegd gezag» telkens vervangen door: Wtw-bevoegd gezag.

G

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, de begripsomschrijving van «beperkt lozen», en onderdeel B, in de voorschriften 15, eerste lid, onderdeel e, 16, 18, eerste tot en met derde lid, en 19 wordt «lozen op oppervlaktewater» telkens vervangen door: lozen op een oppervlaktewaterlichaam.

2. In voorschrift 1, eerste lid, onderdeel s, en derde lid, wordt «Wvo-bevoegd gezag» vervangen door: Wm-bevoegd gezag.

3. Het vierde lid van voorschrift 1 vervalt.

4. In de voorschriften 2, aanhef, en 3, derde lid, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

5. In voorschrift 2, derde lid, wordt «voorzover als koelwater geen oppervlaktewater wordt gebruikt» vervangen door: voor zover het koelwater niet afkomstig is uit een oppervlaktewaterlichaam.

6. In voorschrift 4, tweede lid, wordt «oppervlaktewater» telkens vervangen door «oppervlaktewaterlichaam» en «de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: de Waterwet.

7. In de voorschriften 5, derde lid, 6, vierde lid, 7, vijfde lid, 8, vierde lid, 11, vijfde lid, 12, derde lid, 13, tweede lid, onderdeel c en derde lid, 14, negende en tiende lid, en 15, derde en vijfde lid, wordt «Wvo-bevoegd gezag» telkens vervangen door: Wm-bevoegd gezag of, in geval voorschrift 3, tweede lid van toepassing is, het Wtw-bevoegd gezag.

ARTIKEL VIII

Het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt «artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: artikel 1.2, eerste lid, van de Waterwet.

B

In de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, 6 en 8, eerste lid, en in bijlage I, in de tabel, in de rij «fosfaat», en in bijlage III, in de tabel, in de rij «fosfaat», wordt «oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

C

In de artikelen 5, tweede lid, en 7, tweede lid, wordt «artikelen 11 en 12 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» telkens vervangen door «artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet» en «oppervlaktewateren» telkens vervangen door «oppervlaktewaterlichamen».

D

In artikel 8b wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

E

In artikel 10 wordt «de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573)» vervangen door «de Waterwet» en «artikel 1» vervangen door: artikel 6.2.

F

In bijlage III, in de tabel, in de rij «smaak», wordt «het oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

G

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «Ten aanzien van oppervlaktewateren» vervangen door «Ten aanzien van oppervlaktewaterlichamen», «Ten aanzien van oppervlaktewater» telkens vervangen door «Ten aanzien van een oppervlaktewaterlichaam» en «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

2. In onderdeel 4, onder 4.3, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

3. In onderdeel 4, onder 4.4, in de tabel, in de rij «Geur- en verdunningsfactor» wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

4. In onderdeel 4, onder 4.4, in de tabel, in de rijen «Geur (water) (organismen)-» en «Smaak (organismen)» wordt «uit onverdacht oppervlaktewater» telkens vervangen door: uit een onverdacht oppervlaktewaterlichaam.

ARTIKEL IX

Het Besluit lozing afvalwater huishoudens wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van hoofdstuk 1 komt te luiden:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

B

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «waterkwaliteitsbeheerder» vervangen door: beheerder.

2. In onderdeel a wordt «artikel 1, eerste tot en met derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de uitzondering, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin, van die wet niet van toepassing is» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

3. In onderdeel c, onder 1°, vervalt «met behulp van een werk dat niet op een ander werk is aangesloten, of op een andere wijze dan met behulp van een werk».

4. In onderdeel d wordt «2c, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: 6.6, tweede lid, van de Waterwet.

5. In onderdeel g, onder 2°, wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2, tweede lid, van de Waterwet.

6. De onderdelen h en j komen te vervallen, onder verlettering van onderdeel i tot onderdeel h en van onderdeel k tot onderdeel i.

C

In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, 2, tweede lid en vijfde lid, onderdeel b, 4, eerste en tweede lid, in de titel van hoofdstuk 3, § 3, en in de artikelen 10, eerste en derde lid, 11, eerste en vierde lid, en 13, eerste lid, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

D

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.2, eerst lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

E

In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel c, onder 7°, onderdeel f, g, onder 2° en 3°, en onderdeel i (nieuw), 7, eerste en derde lid, 10, eerste en derde lid, 11, vijfde lid, 13, tweede lid, onderdeel c, en 21, eerste en tweede lid, wordt «zuiveringstechnisch werk» telkens vervangen door: zuiveringtechnisch werk.

F

In artikel 2, tweede lid, wordt «artikel 1, eerste tot en met derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

G

In artikel 3, vierde lid, wordt «artikel 14 van de Grondwaterwet» vervangen door: artikel 6.4 of artikel 6.5, onderdeel b, van de Waterwet, dan wel een vergunning op grond van een verordening van het waterschap.

H

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. Het lozen van huishoudelijk afvalwater vanaf pleziervaartuigen, bedoeld in de Wet pleziervaartuigen, is toegestaan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden toiletwater afkomstig van pleziervaartuigen te lozen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is het lozen van toiletwater na passage van een zuiveringsvoorziening toegestaan. De zuiveringsvoorziening voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.

I

In artikel 11, derde lid, wordt «in andere oppervlaktewateren dan oppervlaktewateren die op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn aangewezen» vervangen door: in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is aangewezen.

ARTIKEL X

Het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, onderdeel c, wordt «artikel 3 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

B

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, eerste lid, in de begripsomschrijvingen van waterweg, dam en stormvloedkering, en in onderdeel C, kolom 1, onder 27.3, wordt «oppervlaktewater» telkens vervangen door: oppervlaktewaterlichaam.

2. In onderdeel A, eerste lid, in de begripsomschrijving van primaire waterkering, wordt «artikel 1 van de Wet op de waterkering» vervangen door: artikel 1.1 van de Waterwet.

3. In onderdeel C, kolom 3, onder 5.1 tot en met 5.4 en 16.2, 19.1 en 19.2, en in onderdeel D, kolom 3, onder 5.1 tot en met 5.4, wordt «artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: artikel 4.1 van de Waterwet.

4. In onderdeel C, kolom 4, onder 5.1 tot en met 5.4, en in onderdeel D, kolom 4, onder 5.1 tot en met 5.4, 8.2 en 24.2 wordt «artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken» telkens vervangen door: artikel 6.5, onderdeel c, van de Waterwet.

5. In onderdeel C, kolom 4, onder 5.2, en in onderdeel D, kolom 4, onder 5.2, wordt na «Waterwet» telkens ingevoegd: , dan wel het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.

6. In onderdeel C, kolom 4, onder 5.4, en in onderdeel D, kolom 4, onder 5.4, wordt «dan wel, bij het ontbreken daarvan, het besluit tot concessieverlening, bedoeld in artikel 1 van de Wet van 14 juli 1904 houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (Stb. 147)» telkens vervangen door: dan wel, bij het ontbreken daarvan, het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.

7. In onderdeel C, kolom 3, onder 12.1, wordt «artikel 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: de artikelen 4.1 en 4.4 van de Waterwet.

8. In onderdeel C, kolom 3, onder 12.2, 13, 15.1 en 18.6, en in onderdeel D, kolom 3, onder 12.1, 12.2, 15.1 tot en met 15.3, 19.1 en 19.2, wordt «de artikelen 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding» telkens vervangen door: de artikelen 4.1 en 4.4 van de Waterwet.

9. In onderdeel C, kolom 4, onder 12.1 en 12.2, en in onderdeel D, onder 12.1 wordt «artikel 7b, tweede lid, van de Wet op de waterkering» telkens vervangen door: artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet.

10. In onderdeel C, kolom 4, onder 13, en in onderdeel D, kolom 4, onder 13 wordt «besluit tot concessieverlening voor landaanwinning, droogmakerij of indijking, bedoeld in artikel 1 van de Wet van 14 juli 1904 houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (Stb. 147)» telkens vervangen door: besluit tot vergunningverlening, bedoeld in artikel 6.5, onderdeel c, van de Waterwet, dan wel het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.

11. In onderdeel C, kolom 4, onder 15.1, en in onderdeel D, onder 15.1 en 15.2, wordt «artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet» telkens vervangen door: de artikelen 6.4 of 6.5, onderdeel b, van de Waterwet.

12. In onderdeel C, kolom 3, onder 15.2, wordt «de artikelen 3, en 7 van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: de artikelen 4.1 en 4.4 van de Waterwet.

13. In onderdeel C, kolom 4, onder 19.1 en 19.2, en in onderdeel D, kolom 4, onder 19.1 en 19.2, wordt «de waterstaatkundig beheerder» telkens vervangen door: de beheerder, bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet.

14. In onderdeel C, kolom 3, onder 27.1 en 27.2, wordt: «de artikelen 3 en 5 van de Wet op de waterhuishouding» telkens vervangen door: de artikelen 4.1 en 4.6 van de Waterwet.

15. In onderdeel C, kolom 4, onder 27.1 tot en met 27.3, wordt «artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding» telkens vervangen door: artikel 5.2 van de Waterwet.

16. In onderdeel C, kolom 3, onder 27.3, wordt «de artikelen 3, 5, 7 en 9 van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet.

17. In onderdeel D, kolom 4, onder 12.2, wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet op de waterkering» vervangen door: artikel 2.7 van de Waterwet.

ARTIKEL XI

Het Besluit milieuverslaglegging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.6, 6.7 en 6.20, tweede lid, van de Waterwet.

C

In de artikelen 3, zevende lid, onderdeel b, en 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 29 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 8.1, eerste lid, van de Waterwet.

D

In de artikelen 3b en 4a wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

E

De tabel van bijlage II, onderdeel 4, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 4 wordt «de Nota Waterhuishouding, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Waterwet.

2. Onder 4 en 5 wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

3. Onder 14 wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

ARTIKEL XII

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering vervallen de onderdelen 4° en 5°, onder vernummering van de onderdelen 6° en 7° tot 4° en 5°.

ARTIKEL XIII

Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, vierde lid, wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door «Waterwet» en «het oppervlaktewater» vervangen door «een oppervlaktewaterlichaam».

B

In artikel 18, vierde lid, onderdeel f, wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

ARTIKEL XIV

In artikel 56, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie wordt «Wet beheer rijkswaterstaatwerken» vervangen door:Wet beheer rijkswaterstaatswerken, paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit..

ARTIKEL XV

In artikel 2, onderdeel e, van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 wordt «waterhuishoudkundige hoofdsystemen» vervangen door «hoofdwateren» en «de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: het Waterbesluit.

ARTIKEL XVI

Het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, in de begripsomschrijving van «vervuilingswaarde per m3 ingenomen water» wordt «artikel 22, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 7.3, eerste lid, van de Waterwet.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet.

C

In artikel 3 wordt «artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 7.4 van de Waterwet.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kwaliteitsbeheerder» vervangen door: beheerder.

2. In het tweede lid wordt «artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikel 122k van de Waterschapswet» vervangen door: artikel 122k van de Waterschapswet, artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet in samenhang met dat artikel.

3. In het vijfde lid wordt «artikel 20, derde lid, onderscheidenlijk in artikel 23, elfde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 7.5, eerste lid, van de Waterwet.

ARTIKEL XVII

Het Infiltratiebesluit bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. infiltreren van water:

infiltreren van water als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

b. oppervlaktewaterlichaam:

oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;

c. vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 6.4 of 6.5, onderdeel b, van de Waterwet, dan wel een vergunning voor het infiltreren van water krachtens een verordening van een waterschap.

B

In artikel 2 wordt «oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

C

In artikel 3, eerste lid, wordt «artikel 14a, eerste lid, van de Grondwaterwet» vervangen door «artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet» en wordt «gedeputeerde staten bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties kunnen toestaan» vervangen door: het bevoegd gezag bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties kan toestaan.

ARTIKEL XVIII

Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.13a, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, en onderdeel c, onder 2°, wordt «het oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

B

In artikel 5.15, derde lid, onderdeel d, wordt «het oppervlaktewater» vervangen door «een oppervlaktewaterlichaam» en «de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

C

In artikel 5a.1, eerste lid, wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

D

In artikel 8a.1 wordt «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

E

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In categorie 27, onderdeel 27.3, wordt «artikel 19, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, van de Waterwet.

2. In categorie 28, onderdeel 28.3, onderdeel f, wordt «het in oppervlaktewateren op of in de bodem brengen» vervangen door «het op of in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam brengen», «bodem van het oppervlaktewater» door «bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam» en «ander oppervlaktewater» door «een ander oppervlaktewaterlichaam».

ARTIKEL XIX

Het Lozingenbesluit bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: water onttrokken uit een oppervlaktewaterlichaam.

B

In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 14 van de Grondwaterwet» vervangen door: artikel 6.4 van de Waterwet.

C

In artikel 28, eerste lid, wordt «artikel 3, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 6.2 van de Waterwet.

ARTIKEL XX

Het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, de onderdelen j, o, p, q, ee en hh, 3, 4, eerste en tweede lid, 5, derde lid en vierde lid, onderdeel b, 6, vierde lid, 7, vijfde lid,11, derde lid, 12, derde lid, onderdeel a, 13, zesde lid, onderdeel c, onder 4°, en onderdeel d, zevende, tiende en dertiende lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2°, 15, eerste, tweede en zesde lid, 16, zesde lid, onderdeel b, zevende en achtste lid, 17, derde lid, 20 en 25, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel r, wordt «het in oppervlaktewater brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen» vervangen door: het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet.

2. In het eerste lid komt onderdeel jj te vervallen, onder verlettering van onderdeel kk tot onderdeel jj.

3. In het eerste lid, onderdeel jj (nieuw), wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

4. In het derde lid wordt «oppervlaktewater» vervangen door: oppervlaktewaterlichaam.

C

Na artikel 1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust mede op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

Artikel 1b

Hoofdstuk 6 van de Waterwet is mede van toepassing op handelingen waaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, voor zover die handelingen plaatsvinden bij het verrichten van agrarische activiteiten.

D

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel k, onder 1°, wordt «artikel 1 van de wet» vervangen door: artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

2. In het tweede lid wordt «artikel 1, eerste en derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 6.2 van de wet.

E

In de artikelen 2, eerste lid, onderdeel k, onder 1° en 2°, 3, 5, derde lid, 6, vijfde, zesde en tiende lid, 7, vierde lid, 8, tiende, elfde en twaalfde lid, 9, zesde lid, 10, achtste lid, 11, derde en zesde lid, 13, elfde en twaalfde lid, 19, eerste, vierde en vijfde lid, en 20, onderdeel b en c, wordt «de waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: de beheerder.

F

In artikel 2, eerste lid, de titel van hoofdstuk II, en in de artikelen 5, vierde lid,12, derde lid, 13, derde lid en zesde lid, onderdeel d, 17, eerste en tweede lid, 25, en in de index van het besluit, bij «hoofdstuk II», wordt «oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

G

In de artikelen 6, vijfde lid, 8, tiende en elfde lid,13, twaalfde lid, en 20, onderdeel b, wordt "het desbetreffende oppervlaktewater" vervangen door: het desbetreffende oppervlaktewaterlichaam.

H

In de artikelen 6, vijfde lid, 8, tiende lid en 13, twaalfde lid, wordt «Wet op de waterhuishouding» telkens vervangen door: Waterwet.

I

In artikel 8, tiende en elfde lid, wordt «dat oppervlaktewater» vervangen door: dat oppervlaktewaterlichaam.

J

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: oppervlaktewaterlichamen.

2. In het dertiende lid wordt «de in het negende lid bedoelde oppervlaktewateren» vervangen door: de in het negende lid bedoelde oppervlaktewaterlichamen.

3. In het veertiende lid wordt «Wet op de waterhuishouding» vervangen door: Waterwet.

K

In artikel 16, derde en vijfde lid, wordt «de insteek van het oppervlaktewater van andere dan de in artikel 13, negende lid, bedoelde oppervlaktewateren » vervangen door: de insteek van een oppervlaktewaterlichaam, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 13, negende lid.

L

In artikel 20, onderdeel c, wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

ARTIKEL XXI

Het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. lozen:

brengen van afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool.

2. In onderdeel f wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Wet milieubeheer.

3. Onderdeel g komt te luiden:

g. bevoegd gezag:

burgemeester en wethouders van de gemeente waar het lozen plaatsvindt.

4. In onderdeel i wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

5. Onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. zuiveringstechnische werk:

zuiveringtechnisch werk als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Dit besluit berust op de artikelen 10.30, derde lid, en 10.32 van de Wet milieubeheer.

C

In artikel 4 wordt «De verboden, bedoeld in artikel 1 van de wet, gelden niet» vervangen door: het verbod, bedoeld in artikel 10.30, eerste lid, van de wet, geldt niet.

D

In de artikelen 5, tweede lid, 6, derde en vierde lid, 7, tweede lid, 8, 10, vierde lid, 11, tweede lid, 14, tweede tot en met vierde lid, 15, eerste en tweede lid, en 18, tweede en derde lid, wordt «de waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: het bevoegd gezag.

E

Artikel 5, derde lid, vervalt.

F

In de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid, en 11, eerste lid, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

G

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het ontvangende oppervlaktewater» vervangen door: een ontvangend oppervlaktewaterlichaam.

2. In het derde lid wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

ARTIKEL XXII

Het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit van artikel 1, derde lid, van de wet» vervangen door: dat uit hoofde van zijn feitelijke bestemming plaatsgebonden is.

2. In onderdeel d wordt «oppervlaktewater» vervangen door «een oppervlaktewaterlichaam» en vervalt «met behulp van een werk met uitzondering van een werk dat op een ander werk is aangesloten of op een andere wijze dan met behulp van een werk».

3. Onderdeel i komt te vervallen, onder verlettering van de onderdelen j tot en met l tot i tot en met k.

4. In onderdeel j (nieuw) wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

5. In onderdeel k (nieuw) wordt «afvalwater als bedoeld in artikel 10.15 van de Wet milieubeheer» vervangen door: stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 10.33 van de Wet milieubeheer.

6. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet» vervangen door: artikel 122h, eerste en vijfde lid, van de Waterschapswet.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

C

In artikel 2 wordt «artikel 2a van de wet» vervangen door: artikel 6.6 van de wet.

D

In de artikelen 3, eerste lid, 11 en 16, onderdeel a, wordt «artikel 1 van de wet» telkens vervangen door: artikel 6.2 van de wet.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

2. In het tweede lid wordt «oppervlaktewater» vervangen door «oppervlaktewaterlichaam», «Wet op de waterhuishouding» vervangen door «de wet» en «waterkwaliteitsbeheerder» vervangen door: beheerder.

F

In de artikelen 7, vijfde lid, 9, eerste lid, en 10 wordt «waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: beheerder.

G

In artikel 10 wordt «oppervlaktewater» vervangen door: oppervlaktewaterlichaam.

H

In artikel 11 wordt «artikel 12, 13, 14, 15 of 16» vervangen door: artikel 14 of 16.

I

De artikelen 12, 13, 15 en 17 vervallen.

ARTIKEL XXIII

Het Lozingenbesluit Wvo vaste objecten wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van § 1.1 komt te luiden:

§ 1.1. Algemene bepalingen

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

2. In het eerste lid komen de onderdelen j en k te vervallen, onder verlettering van de onderdelen l tot en met p tot j tot en met n.

3. In het eerst lid, onderdeel n (nieuw), wordt «Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: Waterwet.

4. In het tweede lid wordt «oppervlaktewateren» vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust op de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet.

D

In de artikelen 3, derde lid, 16, tweede lid, 17, eerste lid, onderdeel e, 26, derde lid, 27, derde lid, 28, eerste lid, en 30, tweede, vierde en vijfde lid, wordt «waterkwaliteitsbeheerder» telkens vervangen door: beheerder.

E

In de artikelen 10, 12, eerste en tweede lid, en 30, vijfde lid, wordt «oppervlaktewateren» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

F

Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet.

G

In de artikelen 13, eerste en tweede lid, 14, vierde lid, en 16, eerste lid, onderdeel f, wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

H

In artikel 26, eerste lid, wordt «oppervlaktewater» vervangen door: het water van een oppervlaktewaterlichaam.

I

In de artikelen 28, tweede lid, onderdeel d, en 30, eerste lid en derde lid, onderdeel c, wordt «het ontvangend oppervlaktewater» telkens vervangen door: het ontvangende oppervlaktewaterlichaam.

J

De artikelen 32 en 33 vervallen.

ARTIKEL XXIV

Het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «artikel 28j, eerste lid, onder a en b, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 39h, eerste lid, van de Binnenvaartwet.

2. In onderdeel c wordt «artikel 28i van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 39g van de Binnenvaartwet.

B

In de artikelen 4, 6, eerste lid, 62, eerste en tweede lid, 63, 76, eerste lid, 77, 97 en 100 wordt «het oppervlaktewater» telkens vervangen door: een oppervlaktewaterlichaam.

C

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Het verbod, bedoeld in artikel 4, is niet van toepassing ten aanzien van het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van overslagresten, restlading, ladingrestanten dan wel afvalwater dat ladingrestanten bevat vanaf schepen die bestemd zijn voor andere diensten dan goederenvervoer.

D

In artikel 84, tweede lid, wordt «artikel 28j, eerste lid, onder b, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 39h, eerste lid, onderdeel b, van de Binnenvaartwet.

ARTIKEL XXV

Het Transactiebesluit milieudelicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «, M 274 c en M 274 d» vervangen door: en M 274 c.

2. In de onderdelen c en f wordt «M 270» telkens vervangen door «M 271».

3. In onderdeel f vervalt «, M274 d».

B

De bijlage als bedoeld in artikel 2, de nummers M260–M274f, komt te luiden:

Nummers M 260–M 262: Waterwet (Wtw)

M

260

 

de inrichting die grondwater onttrekt niet opgeven aan het bevoegde gezag (meldingsplicht)

6.6 Wtw

   

grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning (vergunningplicht)

6.4, eerste lid, of 6.5, eerste lid, onderdeel b, Wtw

M

261

a

– tot en met 50 m3/u

 

M

261

b

– 51 m3/u tot en met 500 m3/u

 

M

262

 

handelen in strijd met voorschriften verbonden aan de vergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water

6.20, derde lid, Wtw

     

Nummers M 271-M 274f: Waterwet (Wtw), Lozingenbesluit WVO bodemsanering en proefbronnering (LWVOBP), Lozingenbesluit WVO huishoudelijk afvalwater (LWVOHA), Lozingenbesluit WVO vaste objecten (LBVO) en Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (LBOTV)

   

zonder vergunning minder schadelijke stoffen in oppervlaktewaterlichamen brengen

6.2 en 6.6 Wtw

M

271

 

– incidentele lozing van geringe omvang in niet-kwetsbare gebieden

6.2 en 6.6 Wtw

  

a

particulier (anders dan woning)

 
  

b

kleine rechtspersoon

 
  

c

grote rechtspersoon

 

M

271

d

– door particulier weggooien van klein consumptieafval in kwetsbaar gebied

6.2 en 6.6 Wtw

M

271

e

– door particulier weggooien van klein consumptieafval in niet kwetsbaar gebied

6.2 en 6.6 Wtw

   

– weggooien van overig afval (inclusief vloeibaar) in niet kwetsbaar gebied

 
  

f

Particulier

 
  

g

kleine rechtspersoon

 
  

h

grote rechtspersoon

 
   

handelen in strijd met een aan een vergunning verbonden voorschrift

6.20, derde lid, Wtw

M

273

 

– niet melden van een calamiteit van relatief geringe omvang

 
  

a

kleine rechtspersoon

 
  

b

grote rechtspersoon

 

M

273

 

– overtreden van een administratief voorschrift, zoals achterwege laten van melden (veranderingen in) rechtsopvolging, rapportageplicht

 
  

c

kleine rechtspersoon

 
  

d

grote rechtspersoon

 

M

273

 

– niet treffen van voorgeschreven voorziening, zoals olieafscheider

 
  

e

kleine rechtspersoon

 
  

f

grote rechtspersoon

 
  

g

– het gelet op de aard en de hoeveelheid van de geloosde stof, in geringe mate overschrijden van vergunningsnormen

 
   

niet voldoen aan de lozingsvoorschriften gesteld bij of krachtens:

 

M

274

a

– Lozingenbesluit WVO bodemsanering en proefbronnering

15 LWVOBP

M

274

c

– Lozingenbesluit WVO huishoudelijk afvalwater

4, 6, 7 en 10 LWVOHA

M

274

e

– Lozingenbesluit WVO vaste objecten

14 tot en met 24 en 28 LBVO

M

274

f

– Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

4, 5 en 19 LBOTV

ARTIKEL XXVI

Het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5, onderdeel a en b, van de Waterwet;.

2. De onderdelen g en i vervallen, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel g en onderdeel j tot onderdeel h.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 van de Waterwet;.

2. De onderdelen g en i vervallen, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel g en van de onderdelen j en k tot de onderdelen h en i.

C

Artikel 3, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 van de Waterwet;.

2. De onderdelen g en i vervallen, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel g en van de onderdelen j en k tot de onderdelen h en i.

D

Artikel 4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 van de Waterwet;.

2. De onderdelen g en i vervallen, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel g en van de onderdelen j tot en met m tot de onderdelen h tot en met k.

ARTIKEL XXVII

Het Waterschapsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.9, eerste lid, wordt «ingediend» vervangen door: ontvangen.

B

Artikel 2.107 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid komt «periodieke» telkens te vervallen.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het tijdstip van instelling van een waterschap, met dien verstande dat gedurende deze tijd de leden van het ingevolge artikel 28, eerste lid, van de wet aangewezen waterschap zitting houden. Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur nemen gedurende deze tijd slechts besluiten die geen uitstel kunnen lijden.

C

In artikel 3.2, eerste lid, wordt «€ 402,53» vervangen door: € 425,07.

D

2. In de artikelen 6.14, eerste lid, en 6.16, eerste lid, de onderdelen a, b en c, wordt «artikel 18, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» telkens vervangen door: artikel 7.2, tweede lid, van de Waterwet.

E

Artikel 6.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet in samenhang met dat artikel.

2. In onderdeel b wordt «artikel 20, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: 7.5, tweede lid, van de Waterwet.

ARTIKEL XXVIII

De volgende besluiten worden ingetrokken:

  • a. het Besluit van 6 juli 1962 (Stb. 1962, 364), houdende erkenning van het openbaar belang van werken ingevolge de Deltawet;

  • b. het Besluit van 30 oktober 1991 (Stb. 1991, 579), houdende opheffing van de waterschappen Reiderzijlvest en De Veenmarken, oprichting van het interprovinciale waterschap Dollardzijlvest, vaststelling van een reglement voor het waterschap Dollardzijlvest en vaststelling van een reglement voor de verkiezing van leden van het algemeen bestuur van het waterschap Dollardzijlvest; en

  • c. het Instellingsbesluit reglementering van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

ARTIKEL XXIX

  • 1. In dit artikel wordt onder beperkingenbesluit verstaan:

    • a. een beschikking van gedeputeerde staten, dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, al dan niet met zodanige risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, juncto artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

    • b. een beschikking van gedeputeerde staten, houdende instemming met het nazorgplan als bedoeld in artikel 39d, derde lid, van de Wet bodembescherming;

    • c. een vordering van eigendom of gebruik van onroerende zaken, of van beperkte rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, dan wel het gebruik daarvan, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet bodembescherming, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • d. de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd onder a tot en met c, door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    die betrekking heeft op de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, die dateert van vóór het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van de Waterwet en waarvan de uit dat beperkingenbesluit voortvloeiende publiekrechtelijke beperking onmiddellijk vóór dat tijdstip nog van kracht was.

  • 2. Indien een bestuursorgaan met betrekking tot een beperkingenbesluit toepassing heeft gegeven aan de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, draagt dat bestuursorgaan ervoor zorg dat binnen vier dagen na het tijdstip waarop het beperkingenbesluit van rechtswege is vervallen een verklaring met betrekking tot het vervallen van de uit dat beperkingenbesluit voortvloeiende publiekrechtelijke beperking met overeenkomstige toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ter inschrijving wordt aangeboden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster.

  • 3. De rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, behoort, is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door vergissingen, verzuimen, vertragingen of andere onregelmatigheden, door hem of door personen voor wier gedragingen hij aansprakelijk is begaan bij de nakoming van de in het tweede lid voorgeschreven verplichting.

ARTIKEL XXX

  • 1. Nadere eisen, gesteld krachtens het Besluit glastuinbouw vóór 1 oktober 2009, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften krachtens dat besluit, zoals het luidt met ingang van die datum.

  • 2. Maatwerkvoorschriften als bedoeld in bijlage 3, voorschrift 1, derde lid, van het Besluit glastuinbouw, die door het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, zijn gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften, gesteld door het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit.

  • 3. Maatwerkvoorschriften als bedoeld in bijlage 3, de voorschriften 5, derde lid, 6, vierde lid, 7, vijfde lid, 8, vierde lid, 11, vijfde lid, 12, derde lid, 13, derde lid, 14, tiende lid, of 15, vijfde lid, van het Besluit glastuinbouw, die door het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, zijn gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften, gesteld door het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, tenzij bijlage 3, voorschrift 3, tweede lid, van dat besluit van toepassing is.

  • 4. Het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in het tweede en derde lid, draagt de archiefbescheiden die betrekking hebben op maatwerkvoorschriften als bedoeld in die leden over aan het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in die leden.

  • 5. Het vierde lid geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL XXXI

  • 1. Nadere eisen als bedoeld in de artikelen 5, tweede en derde lid, 6, vierde lid, 7, tweede lid, 10, vierde lid, en 11, tweede lid, van het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering, die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.2 van de Waterwet van kracht zijn en die zijn gesteld door de waterkwaliteitsbeheerder, worden gelijkgesteld met nadere eisen, gesteld door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van dat besluit.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap draagt de archiefbescheiden die betrekking hebben op nadere eisen als bedoeld in het eerste lid over aan het bevoegde gezag.

  • 3. Het tweede lid geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL XXXII

Nadere eisen, gesteld krachtens het Besluit landbouw milieubeheer vóór 1 oktober 2009, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften krachtens dat besluit, zoals het luidt met ingang van die datum.

ARTIKEL XXXIII

Maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer met betrekking tot het lozen in het oppervlaktewater, gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, worden gelijkgesteld met een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet.

ARTIKEL XXXIV

In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt «3.6, 4.10, 4.11, 4.19, 4.104, 4.109» vervangen door: 3.6, 4.10, 4.11, 4.19, 4.74c, 4.104, 4.109, 4.113a.

ARTIKEL XXXV

De leggers, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet, voor andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk, kunnen uiterlijk drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel worden vastgesteld.

ARTIKEL XXXVI

Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit Waterwet.

ARTIKEL XXXVII

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De artikelen XXVII, onderdeel C, XXX, eerste lid, en XXXII kunnen terugwerken tot een bij dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de vijftiende december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Dit besluit bevat wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur die nodig zijn met het oog op de inwerkingtreding van de Waterwet. Veelal betreft het technische wijzigingen, zoals de aanpassing van verwijzingen naar wetten die met de inwerkingtreding van de Waterwet zijn ingetrokken en de aanpassing van termen aan de nieuwe terminologie van de Waterwet (beheerder in plaats van waterkwaliteitsbeheerder, oppervlaktewaterlichaam in plaats van oppervlaktewater, etc.).

De wijzigingen hebben hoofdzakelijk betrekking op algemene maatregelen van bestuur die onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vallen. Om die reden is dit besluit mede namens deze minister voorgedragen.

De inwerkingtreding van de Waterwet heeft ook tot gevolg dat enkele algemene maatregelen van bestuur van rechtswege zijn vervallen. Vanwege de intrekking van de Grondwaterwet, de Wet op de waterhuishouding, de Wet op de waterkering en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn de volgende algemene maatregelen van bestuur van rechtswege vervallen:

  • het Besluit aanwijzing zijwateren van hoofdwateren;

  • het Besluit ex artikel 1, tweede lid, en 31, vierde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • het Besluit ex artikel 1, vierde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • het Besluit ex artikel 7 Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • het Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten;

  • het Besluit vierjaarlijks bezien van lozingsvergunningen;

  • het Lozingenbesluit WVO stedelijk afvalwater;

  • het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • het Uitvoeringsbesluit ex artikel 11 en 12 Grondwaterwet;

  • het Uitvoeringsbesluit ex artikel 48 Grondwaterwet;

  • het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren;

  • de Uitvoeringsregeling waterhuishouding.

Daarnaast zijn delen van de Waterstaatswet 1900 en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken vervallen. In verband daarmee zijn de volgende besluiten van rechtswege vervallen:

  • het Organiek Besluit Rijkswaterstaat;

  • het Besluit rijksrivieren.

Voor de andere algemene maatregelen van bestuur die waren gebaseerd op ingetrokken wetten of de vervallen bepalingen, is in dit besluit voorzien in het benoemen van de nieuwe grondslag in de Waterwet.

Volledigheidshalve kan nog worden genoemd dat dit besluit geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven veroorzaakt, het is daarom niet aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten voorgelegd. Ook is er geen sprake van een vermeerdering van financiële of administratieve lasten voor de (decentrale) overheid.

Waar nodig is in de artikelsgewijze toelichting over de meer ingrijpende wijzigingen nadere uitleg gegeven. Er is getracht zo dicht mogelijk bij bestaande regelgeving aan te sluiten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel voorziet in de wijziging van beperkingenbesluiten die zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Bepaalde beperkingenbesluiten op grond van de Grondwaterwet, de Waterstaatswet 1900 en de Wet bodembescherming worden vervangen door de overeenkomstige beperkingenbesluiten op grond van de Waterwet.

Artikel II

Onderdeel I en K

Met deze onderdelen wordt het Activiteitenbesluit zodanig aangepast, dat alleen de lozingen op een oppervlaktewaterlichaam waaromtrent bij of krachtens dat besluit regels zijn gesteld, worden vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 6.2 van de Waterwet. Lozingen waaromtrent in het Activiteitenbesluit geen regels zijn gesteld, blijven watervergunningplichtig.

Voor de niet in het Activiteitenbesluit gereguleerde lozingen op een oppervlaktewaterlichaam was de vergunningplicht ook opgeheven. Deze lozingen waren ingevolge artikel 2.2 van dat besluit verboden, maar konden bij maatwerkvoorschrift worden toegestaan. Deze constructie staat op gespannen voet met zowel de Wet verontreiniging oppervlaktewateren als de Waterwet, die lozen behoudens vergunning verbieden, niet behoudens maatwerkvoorschrift.

Voor zover lozingen op een oppervlaktewaterlichaam op grond van het Activiteitenbesluit bij maatwerkvoorschrift konden worden toegestaan, was de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht daarop niet van toepassing. In artikel 6.1b van het Waterbesluit wordt deze praktijk ten aanzien van de vergunningplicht voortgezet.

Artikel IV

In het Besluit bodemkwaliteit worden onder meer enkele termen gewijzigd. In de begripsomschrijving van het begrip baggerspecie is «vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte» vervangen door «vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam». Inhoudelijk wordt met deze aanpassing geen wijziging in de reikwijdte van het begrip baggerspecie bedoeld. Anders dan de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, maakt de Waterwet expliciet duidelijk wat er onder een oppervlaktewaterlichaam moet worden verstaan. De ruimte die voor water is bestemd (in de zin van de Wvo) valt daar ook onder. De bodem van het oppervlaktewater en de voor dat water bestemde ruimte is (uitzonderingen daargelaten) gelijk aan de bodem en oever van oppervlaktewaterlichamen in de zin van de Waterwet.

Daarnaast is «de bodem onder oppervlaktewater» steeds vervangen door «de bodem en oever van een oppervlaktewaterlichaam». Ook hiervoor geldt dat de reikwijdte van deze termen in het algemeen gelijk is. Voor een toelichting op de afbakening tussen de droge bodem en de waterbodem wordt verder verwezen naar hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Invoeringswet Waterwet.

Artikel VII

Voorschrift 1 van bijlage 3 van het Besluit glastuinbouw heeft betrekking op indirecte lozingen (lozingen op het openbare riool). Met de inwerkingtreding van de Waterwet is de beheerder in de zin van die wet niet meer bevoegd ten aanzien van indirecte lozingen, maar worden alle indirecte lozingen via de Wet milieubeheer gereguleerd. In dit voorschrift is «Wvo-bevoegd gezag» daarom vervangen door «Wm-bevoegd gezag». In verband hiermee is in artikel XXX in overgangsrecht voorzien.

Artikel IX

In onderdeel H van dit artikel wordt in het Besluit lozing afvalwater huishoudens een nieuw artikel ingevoegd. In verband met de komst van de Waterwet komt het Uitvoeringsbesluit artikel 1,derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren van rechtswege te vervallen. In dat besluit is geregeld dat het lozen van toiletwater vanaf pleziervaartuigen is verboden. De inhoud van dat artikel wordt naar zijn strekking overgenomen, met dien verstande dat het wordt toegestaan om toiletwater te lozen indien het door een zuiveringsvoorziening aan boord van het vaartuig is geleid.

De inhoud van het nieuwe artikel 10a wordt naar verwachting in 2010 in het Besluit lozen buiten inrichtingen opgenomen.

Artikel X

In de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt het projectplan, bedoeld in 5.4 van de Waterwet, opgenomen. Hiermee wordt een milieu-effectrapportage verplicht voor die situaties waarin de beheerder zelf een project start voor onderhoud, aanleg of wijziging van waterstaatswerk. Op grond van artikel 6.12, tweede lid, onderdeel c, van het Waterbesluit, is voor dergelijke projecten geen watervergunning vereist, zodat er geen vergunning is waarbij een milieu-effectrapportage aan de orde is.

In de bijlage, onderdeel C, onder 5.1 en 5.3, zijn bij de daar genoemde activiteiten op de zeebodem reeds milieu-effectrapportages verplicht in de situatie dat de beheerder zelf tot deze activiteiten besluit. Het projectplan valt dan op grond van artikel 5.6, eerste lid, van de Waterwet onder een besluit als bedoeld in artikel 13.1 van de Wet milieubeheer en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel XXI

Het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering stelt regels over lozingen op de vuilwaterriolering (een indirecte lozing), anders dan vanuit een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Na de inwerkingtreding van de Waterwet berust het besluit op de artikelen 10.30, derde lid, en 10.32 van de Wet milieubeheer. In verband daarmee zijn burgemeester en wethouders voortaan het bevoegd gezag. Om deze overgang te regelen is in artikel XXXI een overgangsbepaling opgenomen om de opvolging van de beheerder door het bevoegd gezag te regelen.

Artikel XXIV

In het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart komt artikel 5, onderdeel a, te vervallen. Het lozen van effluent van bilgeboten blijkt nadelig voor de waterkwaliteit. In het bilgewater kunnen verboden schadelijke stoffen voorkomen die na lozing moeilijk te herleiden zijn tot de lozer. Om die reden worden deze lozingen via de Waterwet vergunningplichtig gesteld. Artikel 2.01, derde lid, van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) biedt hier de ruimte voor.

Artikel XXV

Voor de omzetting van de relevante bepalingen van het Transactiebesluit milieudelicten naar de bepalingen van de Waterwet is het betreffende onderdeel van de bijlage integraal gewijzigd ten behoeve van de leesbaarheid. De feitcodes voor het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming en het Lozingenbesluit WVO glastuinbouw zijn geschrapt. Deze besluiten kwamen te vervallen in respectievelijk het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit glastuinbouw. Daarnaast is feitcode M270 geschrapt. Dit onderdeel maakte onderscheid tussen lozen met behulp van een werk en lozen zonder behulp van een werk op een oppervlaktewaterlichaam. Met het vervallen van dit onderscheid in de Waterwet is de bepaling uit M270 ondergebracht bij M271.

Artikel XXVII

In artikel 2.9 van het Waterschapsbesluit wordt een wijziging opgenomen die verband houdt met het meer gelijktrekken van de bepalingen omtrent verkiezingen in het Waterschapsbesluit en de Kieswet. In het Waterschapsbesluit wordt gesproken van «ingediend na de drieëndertigste dag» en in de Kieswet van «ontvangen na de drieëndertigste dag». Om discussie te voorkomen wanneer een verzoek is ingediend, is in 2008 besloten om in de Kieswet «ingediend» te vervangen door «ontvangen» (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 115, nr. 3). Dit is nu ook geregeld in het Waterschapsbesluit.

In artikel 2.107 van het Waterschapsbesluit wordt een voorziening getroffen voor de situatie waarin op de datum van instelling van een waterschap nog niet voldoende geloofsbrieven zijn goedgekeurd. Deze voorziening is soortgelijk aan die van artikel 53 van de Wet algemene regels herindeling.

In dit artikel wordt verder artikel 3.2, eerste lid, van het Waterschapsbesluit gewijzigd. De vergoeding voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt verhoogd. Voor het bedrag van deze vergoeding is aangesloten bij de gemeentelijke rechtspositiestructuur. Aan deze bepaling zal terugwerkende kracht worden verleend tot 8 januari 2009.

Op grond van de gemiddelde tijdbesteding van de leden van het algemeen bestuur wordt de vergoeding, conform de afspraak in het arbeidsvoorwaardenoverleg van 5 oktober 2007, vastgesteld op 35% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden van een raadslid van een gemeente in klasse 12. De raadvergoeding is per 1 januari 2009 voor deze raadsleden vastgesteld op € 1.214,48 en 35% daarvan is € 425,07.

Artikel XXVIII

In dit artikel worden enkele besluiten ingetrokken die hun materiële werking hebben verloren. Het Instellingsbesluit reglementering van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden moet worden ingetrokken met terugwerkende kracht tot en met 31 maart 2008. Op die datum zijn het reglement en het instellingsbesluit van dit hoogheemraadschap per provinciaal besluit in het geheel opnieuw vastgesteld in verband met de Wet modernisering waterschapsbestel. Door wijzigingen in de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren waren deze reglementen materieel niet meer in werking.

Artikel XXIX

Dit artikel voorziet in overgangsrecht met betrekking tot enkele in het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken aangewezen beperkingenbesluiten op grond van de Wet bodembescherming, die in verband met de inwerkingtreding van de Waterwet (al dan niet na een periode van overgangsrecht) van rechtswege komen te vervallen. Het gaat om enkele besluiten die gebaseerd zijn op bepalingen uit de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming, dateren van vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Waterwet en betrekking hebben op de bodem of oever van een oppervlaktelichaam, voor zover ten aanzien van die besluiten toepassing is gegeven aan de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (hierna: de Wkpb) en de uit die besluiten voortvloeiende publiekrechtelijke beperkingen onmiddellijk vóór dat tijdstip nog van kracht waren.

Het van rechtswege vervallen van de betreffende beperkingenbesluiten dient in de registraties waartoe de Wkpb verplicht – bij het Kadaster, aangezien het uitsluitend gaat om beperkingenbesluiten van andere bestuursorganen dan burgemeester en wethouders – tot uitdrukking te worden gebracht, omdat anders de raadpleger van die registraties ten onrechte zou denken dat hij nog te maken heeft met een van kracht zijnde publiekrechtelijke beperking.

De Wkpb bevat geen regels waarmee het niet langer van kracht zijn van een publiekrechtelijke beperking die voortvloeit uit een beperkingenbesluit als hier bedoeld, tot uitdrukking kan worden gebracht. De Wkpb kent in artikel 15, derde lid, wel het instrument van de vervallenverklaring, maar die verklaring ziet alleen op het vervallen van een publiekrechtelijke beperking die voortvloeit uit een beperkingenbesluit dat op zichzelf nog wel onder de reikwijdte van de Wkpb valt, zij het dat het is uitgewerkt. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor; in dit geval gaat het juist om het vervallen van een publiekrechtelijke beperking die voortvloeit uit een beperkingenbesluit dat niet meer onder de reikwijdte van de Wkpb valt. Het gaat hier immers om beperkingenbesluiten waarvan de wettelijke grondslag vervalt (besluiten krachtens de Wet bodembescherming met betrekking tot de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam).

In dit artikel is ervoor gekozen om ook deze situatie door middel van een vervallenverklaring te reguleren, zij het dat het hier dus niet gaat om een vervallenverklaring als bedoeld in de Wkpb, maar om een eigensoortige vervallenverklaring. Deze vervallenverklaring moet worden ingeschreven binnen vier dagen na het tijdstip waarop het betreffende beperkingenbesluit van rechtswege vervalt. In de meeste gevallen is dat het tijdstip waarop hoofdstuk 5 van de Waterwet in werking treedt. Voor beschikkingen van gedeputeerde staten of de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met zodanige risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is, geldt echter een later tijdstip. Deze beschikkingen blijven ingevolge het overgangsrecht van de Invoeringswet Waterwet van kracht totdat het bevoegde gezag overeenkomstig artikel 39c, tweede lid, van de Wet bodembescherming heeft ingestemd met het verslag van de sanering. Zodra het bevoegde gezag heeft ingestemd met dat verslag, vervalt de genoemde beschikking van rechtswege en dient het bevoegde gezag binnen vier dagen na dat tijdstip de vervallenverklaring ter inschrijving aan te bieden aan het Kadaster.

In aanmerking genomen de tijd die de bevoegde overheden hebben om zich hierop voor te bereiden, wordt de termijn van vier dagen als haalbaar beschouwd.

Artikel XXXIII

Dit overgangsrecht hangt samen met de wijziging van de artikelen 1.6 en 2.2 van het Activiteitenbesluit. Met die wijziging worden lozingen op een oppervlaktewaterlichaam, waaromtrent in dat besluit geen regels zijn gesteld, niet meer vrijgesteld van de vergunningplicht ex artikel 6.2 van de Waterwet. Bestaande maatwerkvoorschriften op grond van artikel 2.2 van dat besluit worden gelijkgesteld met een watervergunning voor het lozen.

Artikel XXXIV

Het Activiteitenbesluit wordt per 1 januari 2010 gewijzigd. Dit artikel voorziet in een aanpassing van het Activiteitenbesluit die in verband met die wijziging nodig is. Dit artikel zal dus op 1 januari in werking treden, iets later dan de overige bepalingen van dit besluit.

Artikel XXXV

In artikel 5.1 van de Waterwet is de verplichting opgenomen tot het vaststellen van leggers voor waterstaatswerken. Het vaststellen van leggers houdt, behoudens de leggers voor primaire waterkeringen, een nieuwe verplichting in voor beheerders. Voor waterkeringen vergt het vaststellen van leggers meer tijd. Om te kunnen voldoen aan de verplichting is in het onderhavige artikel voor andere dan primaire waterkeringen die in beheer zijn bij het Rijk een overgangstermijn van drie jaar opgenomen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven