Besluit van 16 oktober 2009, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 18 juli 2009 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. 2009, 345)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 14 oktober, nr. WJZ/157048(6257), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel IV van de Wet van 18 juli 2009 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. 2009, 345);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 18 juli 2009 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. 2009, 345) treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, met uitzondering van artikel I, onderdeel AD, voor wat betreft artikel 90a, derde lid, en artikel I, onderdeel AE, voor wat betreft artikel 92, die in werking treden met ingang van 1 november 2009.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 oktober 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet van 18 juli 2009 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. 2009, 345) treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, met uitzondering van artikel 90a, derde lid (zie artikel I, onderdeel AD) en artikel 92 (zie artikel I, onderdeel AE). Deze artikelen treden in werking met ingang van 1 november 2009. Dit vanwege het feit dat deze bepalingen verplichtingen bevatten die twee kalendermaanden voorafgaand aan de inwerkingtreding op 1 januari 2010 van voornoemde wijzigingswet moeten gelden. Artikel 90a, derde lid, regelt dat het gastouderbureau de vraagouders voor 1 januari 2010 in kennis moet stellen van zijn oordeel over de verwachtingen met betrekking tot het tijdig kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen door de gastouder. Artikel 92 ziet eveneens op deze periode van twee kalendermaanden waarin gastouderbureaus gastouders kunnen melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de opvang plaatsvindt en de GGD onderzoekt of de gemelde gastouders voldoen aan de eisen die gaan gelden op grond van de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de Wet kinderopvang met ingang van 1 januari 2010. Deze meldingen en onderzoeken gelden dan als te hebben plaatsgevonden op de eerste dag waarop deze wet in werking is getreden, namelijk 1 januari 2010.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

Naar boven