Besluit van 22 juni 2009, houdende wijziging van het Besluit Infrastructuurfonds in verband met de Subsidieregeling Zuidas en de gewijzigde behandeling van bestaande uitkeringen voor bijdrage uit het BTW-compensatiefonds

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 juli 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/821 sector S&W, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 8, vijfde lid en 9, eerste lid, van de Wet Infrastructuurfonds;

De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2008, nr. W09.08.0243/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 juni 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/490 sector S&W, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Infrastructuurfonds wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 2, derde lid, vervalt de punt en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • Subsidieregeling Zuidas.

B

Artikel 5, eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:

  • j. de omzetbelasting die niet op de voet van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 in aftrek kan worden gebracht en geen recht geeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds;.

ARTIKEL II

Artikel 5, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit Infrastructuurfonds, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de subsidies die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 22 juni 2009

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit behelst een tweetal wijzigingen van het Besluit1. Een wijziging van artikel 2 in verband met de subsidiëring van het project Zuidas-Dok en een wijziging van artikel 5 in verband met het netteren van alle specifieke uitkeringen vanaf 2008 en de afschaffing van de minimumbijdrage uit het BTW-compensatiefonds (hierna: BCF) met bijbehorende vereveningsfactoren vanaf 2007.

Subsidieregeling Zuidas

Artikel 8, vijfde lid, van de Wet infrastructuurfonds biedt een wettelijke basis voor de verstrekking van subsidies ten laste van het Infrastructuurfonds op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te geven andere wetten en ministeriële regelingen. Deze wetten en regelingen worden in het Besluit Infrastructuurfonds genoemd in artikel 2, derde lid.

De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft door ondertekening van een bestuursovereenkomst de verplichting op zich genomen om ten behoeve van het project Zuidas een subsidie te verlenen. Daartoe bleek een aparte subsidieregeling noodzakelijk. De wettelijke grondslag van deze regeling is gelegen in de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat.

Bij het Project Zuidas zijn zowel publieke als private partijen betrokken. Het project heeft een dubbeldoelstelling: enerzijds de ontwikkeling van een locatie voor wonen en werken en anderzijds de verbetering van de bereikbaarheid in relatie tot de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. Op basis van de Subsidieregeling Zuidas wordt aan de Zuidas-onderneming een subsidie verleend ten behoeve van de realisatie van de infrastructuur behorende bij het project. Het gaat daarbij onder andere om het onder de grond brengen van de infrastructuur, een verbreding van de A10 en een uitbreiding van het spoorwegareaal.

Voor de uitvoering van de regeling zijn middelen gereserveerd binnen de begroting van Verkeer en Waterstaat. Omdat de subsidie gefinancierd zal worden uit het Infrastructuurfonds is het noodzakelijk aan de opsomming van de subsidieregelingen in artikel 2, derde lid, van het Besluit Infrastructuurfonds, de Subsidieregeling Zuidas toe te voegen. Het onderhavige besluit strekt daartoe.

Vergoeding voor omzetbelasting

Voorts wordt door dit besluit artikel 5, onderdeel j, van het Besluit Infrastructuurfonds gewijzigd. In de parlementaire geschiedenis is gemeld dat alle specifieke uitkeringen aan een gemeente, provincie en aan een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht (hierna: plusregio) omvat, exclusief omzetbelasting wordt verstrekt. De bestaande specifieke uitkeringen met uitzondering van die voor openbaar vervoer werden ook bij het recht op een bijdrage uit het BCF, inclusief omzetbelasting verstrekt. Het netteren van de specifieke uitkeringen ging gepaard met overhevelingen van bedragen van departementale begrotingen naar de begroting van het gemeentefonds en het provinciefonds. (Kamerstukken II 2007/08, 31 200, hoofdstuk G, nr. 2, blz 4 en 5).

Een subsidie aan een gemeente, provincie of plusregio bevat op basis van het gewijzigde artikel 5 van het Besluit Infrastructuurfonds geen vergoeding voor de omzetbelasting waarvoor het betrokken publiekrechtelijk lichaam een bijdrage uit het BCF kan krijgen.

Het afschaffen van de minimumbijdrage uit het BCF vanaf 2007 betekent dat artikel 2, tiende lid, van de Wet op het BTW-Compensatiefonds, geen toepassing meer vindt voor de bijdragen uit het BCF over het jaar 2007 en de daaropvolgende jaren. De verwijzing in artikel 5 van het Besluit Infrastructuurfonds naar het bovenbedoelde artikel is in verband hiermee komen te vervallen.

Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Een toets door het Adviescollege toetsing administratieve lasten is om die reden achterwege gelaten.

Inwerkingtreding

Artikel 15, eerste lid, van de Wet Infrastructuurfonds bepaalt dat een algemene maatregel van bestuur, krachtens artikel 8 of 9 van die wet, niet eerder in werking treedt dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Daarbij is in dit besluit aangesloten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Stb. 1993, 629, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 oktober 2006 (Stb. 467).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven