Besluit van 2 oktober 2006, houdende wijziging van het Besluit
Infrastructuurfonds in verband met de Regeling eenmalige uitkering
spoorse doorsnijdingen
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 juli 2006, nr.
HDJZ/S&W/2006-901, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de
artikelen 8, vijfde lid, en 9, eerste
lid, van de Wet Infrastructuurfonds;
De Raad van State gehoord (advies van
20 juli 2006, no. WO9.06.0288/V);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 september 2006, nr.
HDJZ/S&W/2006-1382, Hoofddirectie Juridische
Zaken;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Aan het slot van artikel 2, derde lid, van het
Besluit Infrastructuurfonds
vervalt de punt na «Tijdelijke regeling eenmalige uitkering
bestrijding regionale wateroverlast» en wordt toegevoegd:
– Regeling eenmalige uitkering
spoorse
doorsnijdingen.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 oktober
2006.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 2
oktober
2006
Beatrix
De
Minister van Verkeer en
Waterstaat,
K. M.
H. Peijs
Uitgegeven de twaalfde oktober 2006
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
1. Algemeen
Artikel 8,
vijfde lid, van de Wet Infrastructuurfonds biedt een wettelijke basis
voor de verstrekking van subsidies ten laste van het
Infrastructuurfonds op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan
te geven andere wetten en ministeriële regelingen. Deze wetten
en regelingen worden in het Besluit Infrastructuurfonds genoemd in
artikel 2, derde lid.
De Minister van Verkeer
en Waterstaat wil gemeenten die aan het spoor liggen en hier hinder van
ontvangen een kans bieden op een bijdrage om de barriërewerking
van het spoor te verminderen of op te heffen. Ter verwezenlijking van
dit beleid bleek behoefte aan een aparte regeling, de Regeling
eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen. Deze regeling vindt een
wettelijke grondslag in de Financiële-verhoudingswet. Met de
regeling wordt beoogd een eenmalige uitkering te verstrekken aan
gemeenten die aan het spoor liggen en op een of andere manier hinder
van het spoor hebben en plannen hebben om de hinder te verminderen,
maar hier nog niet voldoende financiële middelen voor
hebben.
Voor de uitvoering van de regeling zijn middelen
gereserveerd binnen de begroting van Verkeer en Waterstaat. Omdat de in
het kader van de regeling te verstrekken eenmalige uitkeringen
gefinancierd zullen worden uit het Infrastructuurfonds moet aan de
opsomming van de subsidieregelingen in artikel 2, derde lid, van het
Besluit Infrastructuurfonds de Regeling eenmalige uitkering spoorse
doorsnijdingen toegevoegd worden. Het onderhavige besluit strekt
daartoe.
2.
Artikelen
Artikel
II
Op grond van artikel 15 van de Wet
Infrastructuurfonds treedt een krachtens artikel 8 of 9 vastgestelde
algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking dan twee maanden
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is
geplaatst.
Besloten is tot terugwerkende kracht tot en met
15 oktober 2006. Deze terugwerkende kracht is mogelijk omdat
deze niet belastend is. Vanaf 15 oktober 2006 zullen namelijk
begunstigende beschikkingen op basis van de Regeling eenmalige
uitkering spoorse doorsnijdingen tot betaling
leiden.
De
Minister van Verkeer en
Waterstaat,
K. M.
H. Peijs
XHistnoot
Het advies van de
Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a,
vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van
State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat.