Besluit van 19 juni 2009 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit stralingsbescherming, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen en het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet ter uitvoering van de op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Wijziging van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 2006, 81)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 maart 2009, nr. BJZ2009019664, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, 32, eerste lid, en 68, eerste lid, van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 april 2009, nr. W08.09.0091/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juni 2009, nr. BJZ2009037175, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19 wordt «112 tot en met 121» vervangen door: 112 tot en met 122, eerste lid.

B

In hoofdstuk IIIa wordt na artikel 21 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22

Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van de beveiliging van het voorhanden hebben en het zich ontdoen van de in de bijlage bij dit besluit genoemde splijtstoffen en ertsen en ten aanzien van de beveiliging van inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet.

C

In het opschrift van hoofdstuk IV, paragraaf 3, vervalt «en bewaking».

D

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «en bewaking».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In onderdeel b wordt «brand, diefstal of het op andere wijze verloren gaan» vervangen door: brand of het op andere wijze verloren gaan.

  • b. Onderdeel c vervalt.

  • c. Onderdeel d wordt geletterd c.

  • d. In onderdeel c (nieuw) vervalt «en bewaking».

E

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage behorende bij artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen

Splijtstoffen en ertsen als bedoeld in artikel 22 zijn:

  • 1. Onbestraald plutonium in hoeveelheden van meer dan 15 gram, tenzij het isotoopgehalte aan plutonium-238 meer bedraagt dan 80%

  • 2. Onbestraald uranium, verrijkt tot 20% uranium-235 of meer, in hoeveelheden van meer dan 15 gram

  • 3. Onbestraald uranium, verrijkt tot 10% uranium-235 of meer, maar tot minder dan 20% uranium-235, in hoeveelheden van meer dan 1 kilogram

  • 4. Onbestraald uranium, verrijkt tot boven het natuurlijk gehalte, maar tot minder dan 10% uranium-235, in hoeveelheden van 10 kilogram of meer

  • 5. Onbestraald uranium-233 in hoeveelheden van meer dan 15 gram

  • 6. Bestraalde splijtstoffen

ARTIKEL II

Aan paragraaf 3.3 van het Besluit stralingsbescherming wordt na artikel 20c een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 20ca

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan regels stellen ten aanzien van de beveiliging van het voorhanden hebben van radioactieve stoffen, bestemd voor handelingen waarvoor ingevolge artikel 24 of artikel 25 een vergunning is vereist.

ARTIKEL III

Het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk I wordt na artikel 1c een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1d

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan regels stellen ten aanzien van de beveiliging van het vervoer, de opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van de in artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen bedoelde splijtstoffen en ertsen en de in artikel 20ca van het Besluit stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen.

B

De artikelen 4a en 25, derde lid, vervallen.

ARTIKEL IV

Artikel 1, eerste lid, onder a, van het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet komt te luiden:

  • a. gegevens, hulpmiddelen en materialen voor:

    • 1°. de vrijmaking van kernenergie,

    • 2°. de opslag, vervaardiging, bewerking of verwerking van splijtstoffen en

    • 3°. de beveiliging van de in artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen bedoelde splijtstoffen en ertsen, de in artikel 20ca van het Besluit stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet,

zover deze gegevens, hulpmiddelen en materialen hetzij rechtstreeks van Onze in het tweede lid genoemde Ministers, hetzij met instemming van deze Ministers, onder verplichting tot geheimhouding zijn verkregen, dan wel door Onze in het tweede lid genoemde Ministers zijn aangewezen;.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 19 juni 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de veertiende juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Onderhavig wijzigingsbesluit strekt tot uitvoering van de op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Wijziging (Trb. 2006, 81) van het op 3 maart 1980 te Wenen/New York tot stand gekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1980, 166 en 1981, 7; hierna ook genoemd: het verdrag). Door deze wijziging is de reikwijdte van het verdrag uitgebreid. Door de wijziging is het verdrag niet meer alleen van toepassing op de beveiliging van kernmateriaal, maar eveneens op de beveiliging van kerninstallaties. De titel van het verdrag is om die reden gewijzigd in: Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties.

Ter uitvoering van het gewijzigde verdrag is de Kernenergiewet (hierna: wet) aangepast (Stb. 2009, 62). Naast de aanpassing van de Kernenergiewet is het noodzakelijk gebleken om tevens de onderliggende regelgeving te wijzigen in verband met de verplichtingen die uit de verdragswijziging voortvloeien. Dit wijzigingsbesluit bevat de noodzakelijke aanpassingen van enkele op de wet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur.

In het algemeen deel van deze nota van toelichting zet ik eerst, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken, de belangrijkste wijzigingen van het verdrag uiteen en daarna de gevolgen hiervan voor de op de wet gebaseerde regelgeving.

2. Het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties

Het voorkomen van misbruik van splijtstoffen en ertsen (in het verdrag aangeduid als «kernmateriaal») en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet (in het gewijzigde verdrag aangeduid als «kerninstallaties») blijft nationaal en internationaal een aangelegenheid van het grootste belang. Om verdere proliferatie van kernwapens door staten tegen te gaan, bestaat het waarborgenstelsel van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) te Wenen. Behalve tegen staten moet ook opgetreden kunnen worden tegen mogelijk misbruik door groepen of individuele personen. De term fysieke beveiliging verwijst naar het geheel van maatregelen, dat bedoeld is om te voorkomen dat inrichtingen en/of splijtstoffen en ertsen in onbevoegde handen geraken, dat daarmee geweld wordt gepleegd of schade wordt veroorzaakt of dat daaraan schade wordt toegebracht waardoor direct of indirect de gezondheid of de veiligheid van mensen, dieren, planten en goederen in gevaar zou kunnen gebracht door blootstelling aan straling of het vrijkomen van radioactieve stoffen (sabotage), dan wel dat daarmee wordt gedreigd (chantage). Vooral vanwege de risico’s van terroristische acties is de zorg over de kwetsbaarheid van kernmateriaal en kerninstallaties toegenomen. Kwetsbaarheid voor aanslagen en diefstal bestaat bij transport van kernmateriaal, dat meestal grensoverschrijdend is, en bij kerninstallaties. Dit gegeven verklaarde de behoefte aan een internationale aanpak van de beveiligingsproblematiek en van de bestrijding van criminaliteit op dit gebied.

Tijdens de conferentie te Wenen van 5 tot en met 8 juli 2005 is een aantal ingrijpende wijzigingen van het verdrag overeengekomen. Een van de belangrijkste wijzigingen is dat het verdrag niet alleen meer van toepassing is op de beveiliging van kernmateriaal, maar eveneens op de beveiliging van kerninstallaties. De verdragspartijen zijn verplicht om een passend stelsel voor de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties die onder hun rechtsmacht vallen, in te stellen, uit te voeren en te handhaven, met het oog op onder meer de beveiliging tegen wederrechtelijke toe-eigening van kernmateriaal bij het gebruik, de opslag en het vervoer ervan en met het oog op de beveiliging tegen sabotage van kernmateriaal en kerninstallaties (artikel 2A, eerste lid). Elke verdragsluitende partij moet een wet- en regelgevend kader instellen en handhaven dat op fysieke beveiliging van toepassing is (artikel 2A, tweede lid).

Voor de invulling van de hierboven genoemde verplichtingen heeft het IAEA een aantal aanbevelingen opgesteld, te weten de INFCIRC/225/Rev.4 The Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities (hierna: aanbevelingen).1 In de aanbevelingen zijn voorwaarden opgenomen waaraan de beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties zou moeten voldoen.

Ten einde te voldoen aan de verplichtingen uit het gewijzigde verdrag, zullen de algemene uitgangspunten uit de aanbevelingen worden opgenomen in een ministeriële regeling. De regels uit die ministeriële regeling zullen tevens (deels) van toepassing zijn op bepaalde radioactieve stoffen. Voor deze uitbreiding van de werkingssfeer is gekozen omdat ook voor deze stoffen risico’s van terroristische acties bestaan en omdat ook met deze stoffen geweld kan worden gepleegd of schade kan worden veroorzaakt (zie de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Kernenergiewet, de Uitleveringswet en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van de op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Wijziging van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 2006, 81), Kamerstukken II 2007/08, 31 450, nr. 3, blz. 3).

In de aanbevelingen wordt het benodigde niveau van beveiliging bepaald aan de hand van een categorisering van verschillende kernmaterialen in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. Voorts worden in de aanbevelingen regels gesteld met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de gegevens die betrekking hebben op de beveiliging.

3. Wijzigingen onderliggende regelgeving Kernenergiewet

Op grond van artikel 21 van de wet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter bescherming van de bij of krachtens artikel 15b van de wet aangewezen belangen. Meer in het bijzonder gaat het hier om het belang van de beveiliging van splijtstoffen, ertsen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet en het belang van nakoming van internationale verplichtingen (artikel 15b, eerste lid, onder c en f).

De aanbevelingen worden zodanig geïmplementeerd dat deze, althans deels, ook van toepassing zullen zijn op de beveiliging van bepaalde radioactieve stoffen. De grondslag voor deze regels is opgenomen in artikel 32, eerste lid, van de wet.

In artikel 68 van de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de geheimhouding van gegevens, voor zover deze gegevens onder verplichting tot geheimhouding zijn verkregen, dan wel door de betrokken ministers zijn aangewezen.

Om alle aanbevelingen ten aanzien van de beveiliging op te kunnen nemen in een ministeriële regeling, worden het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit stralingsbescherming, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen en het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet aangepast.

Zowel in het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen als in het Besluit stralingsbescherming is een grondslag voor een ministeriële regeling opgenomen. De splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen waarop deze ministeriële regeling betrekking zal hebben, worden in bijlagen bij genoemde besluiten aangewezen.

Op grond van artikel 68 van de wet is het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet vastgesteld. Indien gegevens zijn verkregen onder een verplichting tot geheimhouding, dan wel door de in het besluit genoemde ministers zijn aangewezen, neemt diegene die deze informatie heeft, maatregelen om de geheimhouding van deze informatie te verzekeren. Het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet is zodanig aangepast dat de daarin opgenomen regels ter verzekering van de geheimhouding van gegevens ook van toepassing zijn op de gegevens ten aanzien van de beveiliging van de in artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen bedoelde splijtstoffen en ertsen, de in artikel 20ca van het Besluit stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet. Schending van de geheimhoudingsplicht is strafbaar op grond van de artikelen 98 en 88quater van het Wetboek van Strafrecht.

4. Bedrijfs- en milieueffecten en administratieve lasten

Ten einde invulling te geven aan de verplichtingen uit het gewijzigde verdrag om een wet- en regelgevend kader in te stellen, dat op de beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties van toepassing is, zullen regels ten aanzien van de beveiliging worden opgenomen in een ministeriële regeling. De regels die in de ministeriële regeling zullen worden opgenomen, komen op hoofdlijnen overeen met de eisen die voorheen in voorschriften, verbonden aan individuele vergunningen op grond van de wet, waren opgenomen. Er zal dan ook geen sprake zijn van noemenswaardige bedrijfseffecten.

De wijzigingen in de regelgeving hebben geen nadelige milieueffecten. Het is daarentegen de bedoeling om diefstal en sabotage bij vervoer en bij kerninstallaties te voorkomen, waardoor ongewenste, nadelige milieueffecten juist kunnen worden voorkomen.

De in dit besluit opgenomen wijzigingen zullen geen verhoging van de administratieve lasten met zich mee brengen. De wijzigingen zullen evenmin wezenlijke veranderingen brengen op het gebied van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Dit houdt vooral verband met het feit dat dit besluit is beperkt tot het aanpassen van delegatiegrondslagen. Bij de uitwerking van dit besluit in eerdergenoemde ministeriële regeling zal er meer zicht zijn op eventuele concrete gevolgen voor de administratieve lasten, de uitvoering en de handhaafbaarheid van de wijzigingen. Deze gevolgen zullen dan in de toelichting bij de regeling worden behandeld.

5. Voorhang en voorpublicatie

Het ontwerp van het besluit is op 26 november 2008 voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. De schriftelijke vragen die de Tweede Kamer vervolgens gesteld heeft, zijn bij brief van 13 februari 2009 beantwoord. De lijst van vragen en antwoorden is opgenomen in Kamerstukken II, 2008/09, 31 450, nr. 7.

Het ontwerp is tevens op 13 november 2008 voorgepubliceerd in de Staatscourant, nr. 221. Dit heeft niet geleid tot het indienen van zienswijzen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

In artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen was abusievelijk geen verwijzing opgenomen naar artikel 122, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming. In artikel 122, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming is een grondslag opgenomen voor het stellen van nadere eisen. Het bevoegd gezag heeft dit instrument nodig om in een concreet geval bepaalde (beveiligings)maatregelen te kunnen voorschrijven.

B

In het nieuwe artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen is een grondslag opgenomen voor de implementatie in een ministeriële regeling van de aanbevelingen, voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging van het voorhanden hebben en het zich ontdoen van bepaalde splijtstoffen en ertsen als bedoeld in artikel 1 van de wet en voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging van inrichtingen waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt, splijtstoffen kunnen worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen worden opgeslagen (artikel 15, onder b, van de wet).

D

Bepaalde voorschriften die op grond van artikel 36 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen aan vergunningen konden worden verbonden, zijn niet meer relevant nu daarover algemene bepalingen zullen worden opgenomen in een ministeriële regeling. Het betreft voorschriften ten aanzien van de beveiliging tegen diefstal van opgeslagen splijtstoffen en ertsen en ten aanzien van de bewaking van de inrichting waar deze stoffen worden bewaard. De onderdelen van artikel 36 die op deze onderwerpen betrekking hadden, zijn derhalve geschrapt.

E

In de bijlage die ingevolge dit onderdeel aan het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt toegevoegd, worden de splijtstoffen en ertsen aangegeven waarop de ministeriële regeling inzake beveiliging betrekking kan hebben.

Artikel II

In het nieuwe artikel 20ca van het Besluit stralingsbescherming is de grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling regels te kunnen stellen met betrekking tot de beveiliging van het voorhanden hebben van radioactieve stoffen die bestemd zijn voor handelingen waarvoor ingevolge artikel 24 of 25 van dat besluit een vergunning is vereist.

Artikel III

A

In het nieuwe artikel 1d van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen is de grondslag opgenomen voor de implementatie in een ministeriële regeling van de aanbevelingen, voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging tijdens het vervoer, de opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen. Op grond van artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en artikel 20ca van het Besluit stralingsbescherming zijn de categorieën van splijtstoffen en ertsen respectievelijk radioactieve stoffen aangewezen waarop de regeling betrekking kan hebben.

B

In de artikelen 4a en 25, derde lid, van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen werd bepaald dat aan de vergunning voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op de beveiliging van splijtstoffen tijdens het vervoer ervan. Deze voorschriften zijn niet meer relevant nu over die onderwerpen algemene bepalingen zullen worden opgenomen in een ministeriële regeling. Derhalve kunnen de artikelen 4a en 25, derde lid, van genoemd besluit vervallen.

Artikel IV

In de aanbevelingen worden eisen gesteld met betrekking tot de vertrouwelijkheid van gegevens die betrekking hebben op de beveiliging van splijtstoffen, ertsen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet. Deze gegevens moeten onder meer worden beveiligd en de kennisname van deze gegevens moet worden beperkt tot diegene die deze gegevens voor een goede uitvoering van zijn werkzaamheden nodig heeft.

Het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet is zodanig aangepast dat de daarin opgenomen regels ook van toepassing zijn op gegevens over de beveiliging van bepaalde splijtstoffen en ertsen, bepaalde radioactieve stoffen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

BIJLAGE

Transponeringstabel met betrekking tot de op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Wijziging van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 2006, 81)

Verdrag

Wijzigings-verdrag (Trb. 2006, 81)

Reeds voorzien in Kernenergiewet of andere regelgeving

Aanpassingen

Titel

Onderdeel 1

Verwijzingen in artt. 80 en 80a Kernenergiewet, 552hh WvS en artt.11, derde lid, en 51a, tweede lid, Uitleveringswet

Artt. 80 en 80a Kernenergiewet, 552hh WvS en artt. 11, derde lid, en 51a, tweede lid, Uitleveringswet

Preambule

Onderdeel 2

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 1

Onderdeel 3

Artt. 15, onder b, en 79 Kernenergiewet

Geen aanpassing nodig

Art.1A

Onderdeel 4

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 2

Onderdeel 5, onder 1

Artt. 15, onder a en b, 15c, derde lid, en 21, eerste lid, jo. 15b Kernenergiewet

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 5, onder 2

Geen implementatie

Geen implementatie

 

Onderdeel 5, onder 3

Geen implementatie

Geen implementatie

 

Onderdeel 5, onder 4

Geen implementatie

Geen implementatie

 

Onderdeel 5, onder 5

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 2A

Onderdeel 6, onder 1a t/m 1d

Art. 21 Kernenergiewet

Ministeriële regeling op basis van art. 21 Kernenergiewet en Bvser, Bkse

 

Onderdeel 6, onder 2a

Artt. 21 en 58 Kernenergiewet

Ministeriële regeling op basis van art. 21 Kernenergiewet en Bvser, Bkse

 

Onderdeel 6, onder 2b

Art. 15a Kernenergiewet

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 6, onder 2c

Art. 21 Kernenergiewet

Ministeriële regeling op basis van art. 21 Kernenergiewet en Bvser, Bkse

 

Onderdeel 6, onder 3

Geen implementatie

Geen implementatie

 

Onderdeel 6, onder 4a

Art. 21 Kernenergiewet

jo artt. 41, 42, 34 Bkse en jo 2, eerste lid, 13, 17, 23, eerste lid, Bvser

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 6, onder 4b

Art. 21, tweede lid, Kernenergiewet

jo artt. 42, vierde lid, Bske en 2, tweede lid, en 23, vierde lid, Bvser

Geen aanpassing nodig

Art. 5

Onderdeel 7, onder 1 t/m 5

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 6

Onderdeel 8, onder 1

Art. 272 WvS en art. 68 Kernenergiewet en art.10 Wob

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 8, onder 2

Art. 10 Wob

Geen aanpassing nodig

Art. 7, eerste lid

Onderdeel 9, onder 1a

Artt. 80 jo 15 Kernenergiewet en artt. 161quater en 173a WvS

Art. 80 Kernenergiewet

 

Onderdeel 9, onder 1b

Artt. 310 t/m 312 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1c

Artt. 321, 322, 326 en 225 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1d,

Artt. 1a jo 6 Wed jo art. 15 Kernenergiewet en art. 80 Kernenergiewet

Artt. 80 en 80a Kernenergiewet

 

Onderdeel 9, onder 1e

Art. 161quater WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1f

Artt. 317 en 318 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1g

Artt. 285, 284a en 285 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1h

Art. 45 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1i

Artt. 47 en 48 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1j

Art 47 WvS

Geen aanpassing nodig

 

Onderdeel 9, onder 1k

Artt. 140 en140a WvS

Geen aanpassing nodig

Art. 11A en 11B

Onderdeel 10

Artt. 552m WvS en 11, derde lid, Uitleveringswet

Geen aanpassing nodig

Art. 13A

Onderdeel 11

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 14, derde lid

Onderdeel12

Geen implementatie

Geen implementatie

Art. 16

Onderdeel 13

Geen implementatie

Geen implementatie

Voetnoot b) van Bijlage II

Onderdeel 14

Geen implementatie

Geen implementatie

Voetnoot e) van Bijlage II

Onderdeel 15

Geen implementatie

Geen implementatie

Afkortingen:

Bkse: Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

Bvser: Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen;

Wed: Wet op de economische delicten;

Wob: Wet openbaarheid van bestuur;

WvS: Wetboek van Strafrecht.


XNoot
1

Vindplaats: http://www.iaea.org/Publications/Documents/Infcircs/1999/infcirc225r4c//rev4_content.html

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven