Besluit van 11 mei 2009 tot wijziging van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen in verband met enkele gemeentelijke herindelingen, een statuswijziging en uitbreiding van zittingsmogelijkheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 14 april 2009, nr. 5595144/09/6;

Gelet op artikel 41, tweede lid, en artikel 59, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 22 april 2009, nr. W.03.09.0130/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 4 mei 2009, nr. 5599667/09/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e vervalt.

2. De onderdelen f tot en met j worden geletterd e tot en met i.

B

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «gerechtshof» ingevoegd: of het ressortsparket.

2. In het tweede lid wordt na «rechtbank» ingevoegd: of het arrondissementsparket.

C

De bijlage wordt gewijzigd als volgt:

1. In het gestelde onder «Rechtbank ’s-Gravenhage» vervallen «Alkemade» en «Jacobswoude» en wordt na «Hillegom» ingevoegd: Kaag en Braassem.

2. In het gestelde onder «Rechtbank Haarlem» vervalt: Bennebroek.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 11 mei 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de negentiende mei 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit worden drie wijzigingen aangebracht in het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen:

  • 1. een voorziening op grond waarvan kan worden bewerkstelligd dat strafzaken van medewerkers van een ressorts- of arrondissementsparket worden behandeld in een ander ressort of arrondissement;

  • 2. aanpassingen in verband met enkele gemeentelijke herindelingen;

  • 3. herstel van een omissie.

Artikel I

Onderdeel A

De gemeente Haarlemmermeer is ingevolge de Veegwet modernisering rechterlijke organisatie (Stb. 2004, 215) in de bijlage bij de Wet op de rechterlijke organisatie aangewezen als nevenvestigingsplaats bij de rechtbank Haarlem. Deze statuswijziging van nevenzittingsplaats in nevenvestigingsplaats is destijds niet volledig verwerkt in het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen: artikel 6b is wel aangepast (Stb. 2004, 288), maar artikel 3 niet. Met deze wijziging van artikel 3 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen is deze omissie hersteld.

Onderdeel B

De aanvulling in onderdeel B bestaat uit de mogelijkheid over te gaan tot de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen buiten het rechtsgebied van de ressortsparketten of arrondissementsparketten voor de behandeling van zaken het personeel van het gerechshof of de rechtbank betrokken is. Het zal daarbij in de praktijk gaan om zaken waarbij een medewerker van het parket als verdachte in een onderzoek wordt aangemerkt.

Op grond van artikel 6 van het besluit was het reeds mogelijk om zaken, waarbij het personeel van het gerechtshof of de rechtbank betrokken is, te behandelen in een nevenzittingsplaats buiten het ressort of arrondissement. Het College van procureurs-generaal heeft verzocht om zaken, waarbij een medewerker van het parket als verdachte in een onderzoek wordt aangemerkt, te kunnen behandelen in een nevenzittingsplaats buiten het ressort of arrondissement.

Met deze regeling wordt beoogd de behandeling van dergelijke zaken mogelijk te maken in een locatie buiten de werkplek van betrokkene. Voor de behandeling van dergelijke zaken worden nevenzittingsplaatsen in een aangrenzend rechtsgebied aangewezen.

Deze regeling heeft bovendien als voordeel dat de feitelijke behandeling van de zaak kan plaatsvinden door medewerkers van het openbaar ministerie die niet de directe collega’s van betrokkene zijn.

Opgemerkt zij dat een behandeling van de zaak in een nevenzittingsplaats buiten het ressort of arrondissement niet inhoudt dat de zaak formeel wordt overgedragen aan een ander gerecht.

De regeling heeft geen betrekking op de strafrechtelijke vervolging van rechterlijke ambtenaren in de gevallen waarin het openbaar ministerie gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, die artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering biedt, om de Hoge Raad te verzoeken een ander gerecht aan te wijzen voor de vervolging en de berechting van de zaak.

Onderdeel C

De bijlage bij het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen is gewijzigd in verband met een tweetal gemeentelijke herindelingen in de arrondissementen ’s-Gravenhage en Haarlem.

Het betreft in het arrondissement Haarlem de samenvoeging van de gemeenten Bennebroek en Bloemendaal (de Wet tot samenvoeging van de gemeenten Bennebroek en Bloemendaal, Stb. 2008, 281), de naam van de nieuwe gemeente is Bloemendaal.

Voorts zijn in het arrondissement ’s-Gravenhage de gemeenten Alkemade en Jacobswoude samengevoegd (de Wet tot samenvoeging van de gemeenten Alkemade en Jacobswoude, Stb. 2008, 282), de naam van de nieuwe gemeente is Kaag en Braassem. Via genoemde wetten is de Wet op de rechterlijke indeling al aan de herindelingen aangepast.

In de bijlage bij het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen waren de gemeenten Alkemade en Jacobswoude verdeeld over twee verschillende nevenvestingsplaatsen, respectievelijk Leiden en Alphen aan den Rijn. In samenspraak met de Raad voor de rechtspraak is voor de nieuwe gemeente Kaag en Braassem als nevenvestigingsplaats Leiden aangewezen, omdat vanuit de meeste kernen Leiden beter bereikbaar is dan Alphen aan den Rijn.

Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten voor burgers of bedrijven voort. De mogelijke kosten die uit deze wijzigingen voortvloeien, worden opgevangen binnen de bestaande budgetten.

Een ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 41, derde lid, en artikel 59, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer. Het ontwerp heeft de beide Kamers geen aanleiding gegeven tot het inbrengen van opmerkingen.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven