Besluit van 29 december 2008 houdende de wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het op € 0 stellen van de drempelbedragen bij de verstrekking van subsidie voor werkgeversvoorzieningen en enkele overige aanpassingen met betrekking tot re-integratievoorzieningen en onderwijsvoorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 december 2008, nr. SV/R&S/08/34398;

Gelet op artikel 52d van de Ziektewet, de artikelen 34, tweede lid, en 35, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 59b van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 67c van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

De Raad van State gehoord (advies van 10 december 2008, no. W12.08.0525/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2008, SV/R8S/2008/35607;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reïntegratiebesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot b tot en met e, vervalt artikel 1, onderdeel b.

B

In de artikelen 2, eerste lid, 3, derde lid, en 4 wordt «, artikel 67c van de WAZ en artikel 2.17 van de Wet IWIA» vervangen door: en artikel 67c van de WAZ.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of artikel 2.17, derde lid, van de Wet IWIA.

2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt: «of artikel 2.17, tweede lid, van de IWIA,.

D

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De voorziening, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste worden verleend voor het aantal uren dat overeenkomt met 15% van het aantal uren dat de persoon met een auditieve, motorische of visuele handicap per kalenderjaar in dienstbetrekking verricht.

E

Artikel 7, vierde lid, vervalt.

F

In artikel 8, eerste lid, vervalt: of artikel 2.17 van de Wet IWIA.

G

De bedragen, genoemd in artikel 11, eerste en tweede lid, worden telkens vervangen door: € 0,-.

H

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ter hoogte van een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag» vervangen door: tot ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Het UWV kan naast de lening of de borgtocht, bedoeld in het eerste lid, een vergoeding verstrekken voor de kosten van begeleiding ten behoeve van de start van een bedrijf voor de duur van ten hoogste één jaar na de start van het bedrijf.

  • 4. Een vergoeding van de kosten van begeleiding ten behoeve van de start van een bedrijf, bedoeld in het tweede lid, vindt niet plaats aan personen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet SUWI of personen met wie een individuele re-integratieovereenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit SUWI.

I

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a Arbeidsplaatsvoorzieningen bij inschakeling in zelfstandigenarbeid

  • 1. Het UWV kan op aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 52d van de Ziektewet, artikel 34, tweede lid, van de Wet WIA, artikel 65e van de WAO, artikel 59b van de WAJONG of artikel 67c van de WAZ voorzieningen verstrekken ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de aanvrager zijn afgestemd.

  • 2. Op de verlening van voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 8, eerste lid, en artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het UWV kan een voorziening als bedoeld in het eerste lid gedurende ten hoogste zes maanden verlengen indien het recht op die voorziening eindigt omdat de in het eerste lid bedoelde persoon ten gevolge van het verrichten van arbeid als zelfstandige geen recht meer heeft op een uitkering.

J

Artikel 19 vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen A tot en met C, E, F, G en J van dit besluit treden in werking op 1 januari 2009.

  • 2. Artikel I, onderdelen D en H, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 3. Artikel I, onderdeel I, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 juli 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 december 2008

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit wordt geregeld dat aan startende zelfstandigen als bedoeld in artikel 52d van de Ziektewet, artikel 34, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), artikel 65e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 59b van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 67c van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, naast vervoersvoorzieningen en een vergoeding voor intermediaire activiteiten (zoals een doventolk en een voorleeshulp voor een blinde) ook een voorziening verstrekt kan worden ten behoeve van de aanpassing van de arbeidsplaats.

Hoewel daartoe bij de totstandkoming van het Reïntegratiebesluit wel de intentie bestond, was dit vooralsnog niet in regelgeving vastgelegd. Per brief van 7 juli 2006 is aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) toestemming verleend om op deze wijziging te anticiperen. Een afschrift van de brief aan het UWV is naar de Tweede Kamer gestuurd (Niet-dossierstuk 2005/06, szw nr, -2006-00540, Tweede Kamer). Alvorens het Reïntegratiebesluit op dit punt aan te passen is – met het oog op de efficiency – gewacht op andere onderwerpen met betrekking waartoe een aanpassing van dit besluit gewenst is.

Daarnaast wordt artikel 15 van het Reïntegratiebesluit aangepast. Hierdoor wordt het mogelijk dat het UWV het ten tijde van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) van toepassing zijnde beleid met betrekking tot de verstrekking van het starterskrediet of borgstelling kan voortzetten. Het op de Wet REA gebaseerde Besluit starterskrediet arbeidsgehandicapten (Stb. 1998, nr. 489) bood het UWV de mogelijkheid om begeleiding voor en na de start van een bedrijf te vergoeden. In de toelichting op het Reïntegratiebesluit wordt opgemerkt dat uit oogpunt van deregulering de regels uit het Besluit starterskrediet arbeidsgehandicapten niet zijn overgenomen. De bedoeling hiervan was dat het UWV de regels van het Besluit starterskrediet arbeidsgehandicapten zoals die golden voor de inwerkingtreding van het Reïntegratiebesluit, voortaan in beleidsregels zou kunnen neerleggen. Artikel 15 van het Reïntegratiebesluit kan echter eveneens de basis bieden voor vergoeding van begeleiding bij en na de start van een bedrijf. Dit wordt door de onderhavige aanpassing expliciet mogelijk gemaakt.

Een lening of borgstelling als bedoeld in artikel 15 kan overigens tevens betrekking hebben op kosten die samenhangen met de voorbereiding van de start van een bedrijf.

Tevens wordt met dit besluit artikel 7, tweede lid, gewijzigd. In het tweede lid werd geregeld dat het aantal uren waarin voorzieningen voor intermediaire activiteiten verleend konden worden overeenkwam met maximaal 15% van het aantal te werken uren. Intermediaire voorzieningen kunnen niet alleen verleend worden aan personen die arbeid in dienstbetrekking verrichten, maar ook aan personen die scholing of opleiding volgen of die solliciteren of een re-integratietraject volgen met het oog op het gaan verrichten van arbeid in dienstbetrekking.

Op grond van het tweede lid was niet duidelijk voor hoeveel uren in die gevallen de intermediaire voorziening maximaal verleend kon worden, aangezien er geen sprake is van te werken uren. Om deze reden wordt het tweede lid nu zo aangepast dat de beperking in het aantal uren waarover de intermediaire voorziening kan worden verleend, alleen van toepassing is indien de voorziening wordt verleend aan een persoon die arbeid in dienstbetrekking verricht.

In de gevallen waarin de persoon aan wie intermediaire voorzieningen worden verstrekt geen arbeid in dienstbetrekking verricht, vervallen de beperkingen uit artikel 7, tweede lid, van het maximaal te verstrekken aantal uren. Daardoor wordt duidelijk dat het UWV de ruimte heeft om in die gevallen vast te stellen voor hoeveel uren de intermediaire voorziening wordt verleend. Dit biedt het UWV de mogelijkheid om de voorziening op maat toe te kennen en daarbij een kostenafweging te maken.

Ook wordt van de gelegenheid gebruikt gemaakt om enkele artikelen of delen van artikelen die gebaseerd waren op artikel 2.17 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet IWIA) te laten vervallen. Dit houdt verband met de overheveling van de verantwoordelijkheden voor onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij deze overheveling gaat het om onderwijsvoorzieningen ten behoeve van het initieel onderwijs. Dat is het onderwijs dat iedere jongere volgt alvorens hij aan het arbeidsproces gaat deelnemen. De in artikel 35 van de Wet WIA bedoelde scholing of opleiding is gerelateerd aan de re-integratie naar arbeid en heeft geen relatie met de overheveling van de onderwijsvoorzieningen.

Opgemerkt wordt dat de inhoud van het Reïntegratiebesluit, voor zover dat ziet op het verstrekken van onderwijsvoorzieningen aan jongeren met een handicap, is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tot slot worden met dit besluit de drempelbedragen in artikel 11 op € 0 gesteld. Het gaat hier om arbeidsplaatsvoorzieningen die naar aard van de zaak duurzaam zijn verenigd met het bedrijf van de werkgever. Hiermee wordt beoogd voor werkgevers de indienstneming van Wajongers te vergemakkelijken. Deze maatregel is aangekondigd in de notitie die als bijlage (blz. 11) bij de brief aan de Tweede Kamer van 30 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 224, nr. 25) is gevoegd. Met de wijziging van artikel 11 wordt een deel van de motie Van Hijum/Heerts (Kamerstukken II 2007/08, 31 224, nr. 7) uitgevoerd.

De drempelbedragen voor de verstrekking van subsidie uit artikel 3 blijven overigens om uitvoeringstechnische redenen onverkort gehandhaafd.

Uitvoeringstoets en toezichtbaarheidstoets

In de uitvoeringstoets heeft het UWV aangegeven het besluit goed uitvoerbaar te vinden. De aanbeveling van het UWV om aan artikel 15a van het Reïntegratiebesluit geen terugwerkende kracht te verlenen vanaf 7 juli 2006, maar vanaf de datum van inwerkingtreding van de Wet WIA, dan wel de intrekking van de Wet REA, is niet overgenomen. Er is immers uitsluitend een juridische basis voor het geven van terugwerkende kracht tot en met de datum van de brief waarin aan het UWV toestemming is gegeven om te anticiperen op artikel 15a. De datum van deze brief is 7 juli 2006.

De Inspectie Werk en Inkomen heeft in zijn toezichtbaarheidstoets aangegeven geen problemen te zien bij het toezicht op de uitvoering van dit besluit.

Financieel

De kosten van het laten vervallen van de drempelbedragen voor werkgeversvoorzieningen zijn geraamd op € 1 miljoen. Dit is inclusief de uitvoeringskosten die zijn geschat op circa € 90 000. De overige wijzigingen hebben geen extra financiële gevolgen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A tot en met C, E, F en J

Wanneer de Wet tot wijziging van de Wet overige OCW-subsidies en de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met de overgang van de verantwoordelijkheid voor onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (Stb. 2008, 408) in werking treedt, vervalt artikel 2.17, achtste lid, van de Wet IWIA. Dit artikel 2.17, achtste lid, vormt de grondslag voor het noemen van artikel 2.17 van de IWIA in het Reïntegratiebesluit, waarvoor de grondslag derhalve na inwerkingtreding van die wet vervalt. Daardoor is het noodzakelijk om het Reïntegratiebesluit aan te passen door de onderdelen A tot en met C, E, F en J.

Onderdeel D

Artikel 7, tweede lid, bepaalt dat voortaan alleen het aantal uren kan worden vergoed waarin een intermediaire voorziening ten hoogste mag worden verleend voor de persoon die arbeid in dienstbetrekking verricht. Het UWV kan op grond van artikel 35, tweede lid, van de Wet WIA ook aan personen die arbeid in dienstbetrekking gaan verrichten of die scholing of opleiding volgen intermediaire voorzieningen verlenen. In dat geval bepaalt artikel 7 niet voor hoeveel uren de voorziening maximaal verleend mag worden, maar is het aan het UWV om de hoogte daarvan te bepalen. Dit biedt het UWV de mogelijkheid om de voorziening op maat toe te kennen en daarbij een kostenafweging te maken.

Onderdeel G

Doordat in artikel 11 de drempelbedragen, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel a, door de onderhavige wijziging op € 0 worden gesteld, wordt het mogelijk dat een werkgever in alle gevallen een subsidie kan aanvragen voor het (laten) aanbrengen van arbeidsplaatsvoorzieningen die naar de aard van de zaak duurzaam zijn verenigd met zijn bedrijf.

Onderdeel H

Artikel 15 wordt in de eerste plaats in technische zin aangepast met betrekking tot het bedrag dat door het UWV verstrekt kan worden voor een starterskrediet. Hiervoor kan een lening of borgstelling worden verstrekt ter hoogte van een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag. Het gaat hierbij om een maximumbedrag. Om eventuele misverstanden hierover te voorkomen is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om artikel 15, eerste lid, te verduidelijken.

Door toevoeging van twee nieuwe leden aan artikel 15 kan het UWV aan de persoon aan wie het UWV een lening of borgtocht verstrekt begeleiding voor en na de start van een bedrijf vergoeden. Begeleiding in verband met de start van een bedrijf kan voor maximaal één jaar na de start worden vergoed.

Vergoeding van begeleidingskosten van het opstarten van een bedrijf vindt overigens niet plaats als de persoon aan wie een lening of borgtocht wordt verstrekt in aanmerking is gekomen voor een re-integratietraject of een individuele re-integratieovereenkomst. Begeleiding voor de start van een bedrijf is gericht op het ontwikkelen van en nader vorm geven aan het ondernemersplan. Begeleiding na de start van een bedrijf is gericht op het ontwikkelen en voltooien van kennis en vaardigheden inzake de financiële en commerciële bedrijfsvoering en niet het doel van artikel 15, eerste lid, onderdeel b.

Het UWV zal over het bovenstaande beleidsregels opstellen ten aanzien van de invulling van de discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 15.

Onderdeel I

Met dit besluit wordt een artikel 15a aan het Reïntegratiebesluit toegevoegd. De voorzieningen die op grond van het nieuwe artikel 15a kunnen worden verstrekt, zijn voorzieningen die zowel «meeneembaar» zijn als naar de aard van de zaak duurzaam verenigd kunnen zijn met het bedrijf van de aanvrager. Het is daarom niet noodzakelijk in artikel 15a het onderscheid tussen deze twee soorten voorzieningen te maken zoals dat is gemaakt in de artikelen 35 en 36 van de Wet WIA.

Omdat artikel 8, eerste lid, en artikel 10 van het Reïntegratiebesluit niet rechtstreeks van toepassing zijn op de verstrekking van voorzieningen op grond van artikel 34, tweede lid, van de Wet WIA, worden deze artikelen in artikel 15a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 10, eerste lid, betekent dat de kosten van de aanschaf van een voorziening voor de startende zelfstandige, door het UWV vergoed worden exclusief de daarbij te betalen omzetbelasting indien hij deze omzetbelasting in aanmerking kan brengen bij de aangifte omzetbelasting. Dit geldt zowel bij koop door de zelfstandige zelf als bij koop door het UWV voor de zelfstandige.

Artikel II

Artikel II, eerste lid, bepaalt dat het vervallen van de drempelbedragen uit artikel 11 per 1 januari 2009 zal plaatsvinden. Voorts wordt bepaald dat de wijzigingen in het Reïntegratiebesluit uit artikel I, onderdelen A tot en met C, E, F en J, tegelijkertijd in werking treden met de wijziging van de Wet overige OCW-subsidies en de Wet IWIA in verband met de overgang van de verantwoordelijkheid voor onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (Stb. 2008, 408). Deze inwerkingtredingsdatum is eveneens 1 januari 2009.

Het tweede lid regelt de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en H, van dit besluit op de gebruikelijke wijze.

In het derde lid wordt bepaald dat artikel I, onderdeel I, daarbij tevens terugwerkende kracht krijgt tot 7 juli 2006. Omdat op het nieuwe artikel 15a reeds wordt geanticipeerd door het UWV, wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 7 juli 2006. Dit is de datum van de brief waarmee aan het UWV toestemming is verleend om te anticiperen op de onderhavige wijziging van het Reïntegratiebesluit.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven