Besluit van 18 december 2008 tot wijziging van een aantal uitvoeringsbesluiten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen (Aanpassingsbesluit basisregistratie inkomen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 6 oktober 2008, DB 2008-554M;

Gelet op artikel 21a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 9.6 van de Wet studiefinanciering 2000, de artikelen 6, vierde lid, en 40, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de artikelen 15, derde lid, en 19, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 16, vierde lid, van de Wet inburgering;

De Raad van State gehoord (advies van 15 oktober 2008, No. W06.08.0427/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2008, DB 2008-587U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

MINISTERIE VAN FINANCIËN

ARTIKEL I

In het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964 wordt na artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Als authentieke gegevens uit andere basisregistraties als bedoeld in artikel 21a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden aangewezen de algemene gegevens, genoemd in bijlage 1d bij artikel 58a van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens onder 5.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

ARTIKEL II

Het Besluit studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A.Artikel 11, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

B.Artikel 16, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

ARTIKEL III

In het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt artikel 4 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, eerste lid,».

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL IV

In het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering komt artikel 5 te luiden:

Artikel 5
  • 1. Het centraal administratiekantoor verricht de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage, bedoeld in de artikelen 4, 14 en 16d van het Bijdragebesluit zorg.

  • 2. Het centraal administratiekantoor maakt voor de vaststelling van de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, gebruik van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van andere door de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verstrekte gegevens.

ARTIKEL V

Het Bijdragebesluit zorg wordt als volgt gewijzigd:

A.Artikel 1, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. inkomen:

    • 1°. indien over het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, vermeerderd met de correctie voor buitengewone uitgaven, bedoeld in het tweede lid;

    • 2°. in de overige gevallen: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 2°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;.

B.Artikel 8, derde en vierde lid, vervallen.

ARTIKEL VI

  • 1. Het inkomen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, is het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen over het peiljaar.

MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

ARTIKEL VII

In het Besluit inburgering wordt in artikel 4.10, tweede lid, «vierde lid» vervangen door: derde lid.

INWERKINGTREDING

ARTIKEL VIII

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat daarbij kan worden bepaald dat artikel V, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de negenentwintigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Bij de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 269) (Wet BRI/BRWOZ) is voorzien in een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken. Basisregistraties fungeren voor de overheid als unieke bron van essentiële, zogenoemde authentieke gegevens. De overheid is verplicht deze gegevens te gebruiken opdat de burger gegevens die bekend zijn bij de overheid niet telkens opnieuw hoeft te verstrekken.

Voor een goede invoering van de basisregistratie inkomen was het voorts noodzakelijk te voorzien in een aanpassingswet (Aanpassingswet BRI). Het betreft hier aanpassingen van niet-fiscale wetgeving. Voor de basisregistratie waarde onroerende zaken is een dergelijke aanpassingswet niet nodig gebleken.

Zowel de Wet BRI/BRWOZ als de Aanpassingswet BRI maken het noodzakelijk ook diverse uitvoeringsbesluiten te wijzigen. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het onderhavige besluit. Met betrekking tot de basisregistratie waarde onroerende zaken dient het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken te worden gewijzigd. Deze wijzigingen zullen in een apart wijzigingsbesluit worden geregeld.

Voor het grootste deel betreft het wijzigingen van technische aard die samenhangen met het aanpassen van begrippen en definities aan de BRI. Verder worden in de BRI naast het authentieke inkomensgegeven ook authentieke gegevens uit andere basisregistraties opgenomen. Laatstbedoelde gegevens kunnen aan daartoe bevoegde afnemers worden meegeleverd met de authentieke inkomensgegevens. In artikel 21a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald welke authentieke gegevens uit andere basisregistraties het betreft. Ook dit is in het onderhavige besluit voor de BRI geregeld.

Tot slot wordt nog opgemerkt dat de wijzigingen die samenhangen met het op termijn vervallen van de verplichting van de werkgever een jaaropgave aan de werknemers te verstrekken te zijner tijd in een wijzigingsbesluit zullen worden geregeld.

2. Effecten voor overheid, bedrijven en burgers

De effecten voor de uitvoeringskosten van de Belastingdienst zijn reeds beschreven in het wetsvoorstel dat de BRI en BR WOZ regelt. De in dit besluit opgenomen maatregelen leiden niet tot separate effecten voor de werkzaamheden bij de Belastingdienst.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven.

De invoering van de BRI heeft, omdat burgers niet meer om hun inkomensgegevens zal worden gevraagd, zoals uiteengezet in de memorie van toelichting bij het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel BRI/BRWOZ (Kamerstukken II 2007/08, 31 085, nr. 3) een administratieve lastenverlichting bij burgers tot gevolg. De in dit besluit opgenomen wijzigingen betreffen vrijwel alleen technische aanpassingen en hebben daardoor geen extra administratieve lastenverlichting tot gevolg.

Artikelsgewijs

Artikel I (artikel 5a van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964)

In de BRI worden naast het authentieke inkomensgegeven ook authentieke gegevens uit andere basisregistraties opgenomen. Laatstbedoelde gegevens kunnen aan daartoe bevoegde afnemers worden meegeleverd met de authentieke inkomensgegevens. In artikel 21a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is geregeld dat de in de BRI opgenomen authentieke gegevens uit andere basisregistraties bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Dat is thans gebeurd in het onderhavige nieuwe artikel 5a van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964. Zoals in de memorie van toelichting bij het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel tot invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Kamerstukken II 2006/07, 31 085, nr. 3, blz. 5 en 22) al is aangekondigd, is in dit kader het burgerservicenummer (BSN) aangewezen. Dit persoonsnummer is immers bedoeld om natuurlijke personen en hun persoonsgebonden gegevens, zoals in casu het inkomensgegeven, eenduidig te identificeren en te registreren, alsmede voor gegevensuitwisseling tussen overheden. Dit is het enige authentieke gegeven uit een andere basisregistratie dat in de BRI wordt opgenomen. Andere authentieke gegevens uit andere basisregistraties worden dan ook niet aangewezen. Hiermee wordt ook in lijn met het advies van Actal bij voornoemd wetsvoorstel het overnemen van authentieke gegevens uit andere basisregistraties tot een minimum beperkt.

De inspecteur verstrekt alleen het authentieke inkomensgegeven van een betrokkene aan een afnemer als hij heeft vastgesteld dat degene aan wie volgens de afnemer het BSN en eventueel nog andere door de afnemer aangeleverde persoonsidentificerende gegevens toebehoren, dezelfde is als degene op wie het authentieke inkomensgegeven uit de BRI betrekking heeft. Alleen als de gegevens van de afnemer en de gegevens van de Belastingdienst met elkaar overeenkomen wordt het authentieke inkomensgegeven aan de door de afnemer aangeleverde gegevens gekoppeld en verstrekt aan de desbetreffende afnemer. In dit kader is dan sprake van het terugleveren van de persoonsidentificerende gegevens en het leveren van het authentieke inkomensgegeven. Als de gegevens niet overeenkomen, vindt er geen levering van het authentieke inkomensgegeven plaats en worden de aangeleverde gegevens onverwerkt teruggeleverd aan de afnemer.

Artikel II, onderdeel A (artikel 11, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000)

In artikel 11, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 was geregeld dat in het geval ouders van studerenden alsnog door de IB-groep werden getraceerd, de IB-groep de inkomensgegevens bij die ouder of de Belastingdienst op kon vragen. Echter in de Wet studiefinanciering 2000 is afdoende voorzien in de situaties waarin ouders worden getraceerd en inkomensgegevens nodig zijn voor het nemen van beslissingen waarin inkomen een rol speelt. De bepaling is overbodig en derhalve geschrapt.

Artikel II, onderdeel B (artikel 16, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000)

In de Wet studiefinanciering 2000 is artikel 9.6a vervallen. Het op dit artikel gebaseerde artikel 16, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 vervalt eveneens. Overigens zij opgemerkt dat de regels rond de verstrekkingen uit de BRI te vinden zijn in de desbetreffende bepalingen over de BRI op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel III (artikel 4 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten)

In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten is artikel 9.6 vervallen. Het op dit artikel gebaseerde artikel 4, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten vervalt eveneens.

Artikel IV (artikel 5 van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering)

Artikel 5 van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering regelt dat het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK) de eigen bijdrage voor zorg op grond van de AWBZ vaststelt en int en dat het CAK dat doet op grond van door de Belastingdienst verstrekte gegevens. Artikel 5 is in die zin aangepast dat het CAK voor de vaststelling van het inkomen gebruik maakt van de BRI. De bepaling formuleren in de vorm van een verstrekking is niet nodig, omdat artikel 21e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de verstrekking van het BRI-gegeven al bevat. Voorts heeft het CAK ook nog andere gegevens met betrekking tot het inkomen nodig, zoals de hoogte van de buitengewone uitgaven en de verschuldigde belasting. Ook al zijn deze gegevens niet authentiek en niet opgenomen in de BRI, wel worden deze gegevens door de Belastingdienst verstrekt.

Artikel V, onderdeel A (artikel 1 van het Bijdragebesluit zorg)

Artikel 1, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg bevat een aantal begripsomschrijvingen. In onderdeel f is «inkomen» gedefinieerd als het verzamelinkomen gecorrigeerd voor buitengewone uitgaven of in het geval er geen aanslag inkomstenbelasting is, het belastbare loon. Het inkomensbegrip wordt met de onderhavige wijziging – behoudens de correctie – gedefinieerd als het inkomensgegeven uit de BRI.

Artikel V, onderdeel B (artikel 8 van het Bijdragebesluit zorg)

Artikel 8, derde en vierde lid, van het Bijdragebesluit zorg zag op de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over het tweede respectievelijk derde jaar volgend op het jaar waarin een verzekerde of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen genoot. Sinds 1 januari 2007 wordt de eigen bijdrage ook in deze gevallen in de praktijk elk jaar opnieuw vastgesteld op basis van het inkomen van twee jaar terug, zoals beoogd met het besluit van 11 september 2006 tot wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering in verband met centralisatie van de uitvoering van de bijdrage en enkele wijzigingen in de bijdrage (Stb. 433). Deze leden hadden dus per 1 januari 2007 al moeten komen te vervallen. Dit is nu alsnog met terugwerkende kracht geregeld.

Artikel VI (artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning)

In artikel 4.2, eerste lid, is «inkomen» gedefinieerd als het verzamelinkomen of in het geval er geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het belastbare loon. Het inkomensbegrip is met de onderhavige wijziging gedefinieerd als het inkomensgegeven uit de BRI.

Artikel VII (artikel 4.10, tweede lid, van het Besluit inburgering)

In de wet BRI/BRWOZ is artikel 8, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen komen te vervallen. De verwijzing in artikel 4.10 is hierop aangepast.

Artikel VIII (Inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In aansluiting op de wet BRI/BRWOZ en de aanpassingswet BRI is de beoogde datum van inwerkingtreding van het overgrote deel van de artikelen in dit besluit 1 januari 2009. Tot slot is er in voorzien dat aan artikel V, onderdeel B, terugwerkende kracht kan worden verleend.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven