Besluit van 20 november 2008 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden en de erkenning van buitenlandse bewijzen van vakbekwaamheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 september 2008, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2008/24490, in overeenstemming met Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op richtlijn nr.1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (PbEG L 23), richtlijn nr. 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (PbEG L 262), richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255), de artikelen 16, eerste, tweede, derde en zevende lid, en 20, eerste en vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 69, vierde en vijfde lid, van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2008, nr.W12.08.0409/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 14 november 2008, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2008/28417, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.5e wordt in afdeling 1A, paragraaf 2, een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.5f Buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van vakbekwaamheid

  • 1. Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, verstrekt op aanvraag een certificaat van vakbekwaamheid aan een persoon die onderdaan is van een betrokken staat, bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, indien op grond van artikel 6 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is aangetoond dat deze persoon over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de houder van een krachtens dit besluit verstrekt certificaat van vakbekwaamheid.

  • 2. De houder van een certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, beheerst de Nederlandse taal op een zodanig niveau dat voorschriften en aanwijzingen op bij of krachtens dit besluit vereiste etiketten van stoffen, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, alsmede andere voor de toepassing van en de omgang met stoffen, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen bij of krachtens dit besluit gestelde regels, begrepen en uitgevoerd kunnen worden.

  • 3. Artikel 1.5e, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 1.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 95, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart» vervangen door: het Besluit vluchtuitvoering dan wel een bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen EG-verordening voor de luchtvaart.

2. In het tweede lid wordt «de Regeling Toezicht Luchtvaart» vervangen door: het Besluit vluchtuitvoering dan wel een bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen EG-verordening voor de luchtvaart.

C

Artikel 2.8 vervalt.

D

In artikel 2.32, eerste lid, worden de aanduidingen «1°.», «2°.» en «3°.» vervangen door respectievelijk «a.», «b.» en «c.».

E

In artikel 2.33 worden de aanduidingen «1°.» en «2°.» vervangen door respectievelijk «a.» en «b.».

F

In artikel 3.4, eerste lid, derde zin, wordt «en de te verwachten uitwendige invloeden» vervangen door: , de te verwachten uitwendige invloeden en onderhoudswerkzaamheden.

G

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De daartoe bevoegde werknemer neemt doeltreffende maatregelen om een veilig verloop van de werkzaamheden te waarborgen.

2. Het vijfde lid, eerste zin, aanhef, komt te luiden:

Het derde lid is niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht aan of in de nabijheid van een elektrische laagspanningsinstallatie, indien: .

3. In het zesde lid wordt «Het derde en vierde lid zijn» vervangen door: Het derde lid is.

4. In het zevende lid, onderdeel b, wordt «reinigings- en arbeidsmiddelen» vervangen door: arbeidsmiddelen, reinigingsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.

H

Artikel 3.5c, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot respectievelijk tweede, derde en vierde lid.

I

Artikel 3.5g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en het eerste en tweede lid wordt «vergiftiging of brand» vervangen door: vergiftiging, brand of explosie.

2. Het derde lid, onder b en c, komt te luiden:

  • b. gevaar voor bedwelming of vergiftiging indien de concentratie van de betreffende stoffen in de atmosfeer hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 4.3;

  • c. gevaar voor brand of explosie indien in de atmosfeer de concentratie van zuurstof hoger is dan 21 volumeprocent of de concentratie van brandbare gassen of dampen hoger is dan 10 volumeprocent van de onderste explosiegrens.

J

Artikel 3.34 komt te luiden:

Artikel 3.34 Gevaar voor explosie

De maatregelen gericht op het voorkomen van gevaar voor explosie, bedoeld in artikel 3.5g, tweede lid, worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.

K

In artikel 4.87a, eerste lid, wordt na «voorkomen» ingevoegd: en de risico’s beperkt.

L

Artikel 4.90, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Aan de bedrijfsarts, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet, of de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register, bedoeld in het eerste lid.

M

In artikel 4.94, vierde lid, vervalt «eerste en».

N

Artikel 4.99 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «in artikel 4.85,» ingevoegd: en met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, .

2. In het tweede lid wordt na «biologische agentia, wordt» ingevoegd:, met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, .

O

In artikel 4.100, eerste lid, wordt na «in artikel 4.85,» ingevoegd: en met inachtneming van artikel 16, tweede lid, van de richtlijn, .

P

Artikel 6.14b, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

Q

Artikel 6.16, tiende lid, vervalt.

R

Artikel 7.32, vierde lid, vervalt.

S

Het opschrift van hoofdstuk 9, afdeling 1, komt te luiden:

Aanduiding normadressaten van de bij of krachtens dit besluit vastgestelde verplichtingen

T

Artikel 9.5, vierde lid, onder c, komt te luiden:

  • c. van hoofdstuk 8: de artikelen 8.1, zesde lid, en 8.4.

U

Artikel 9.9b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «3.5c, eerste en derde tot en met vijfde lid» vervangen door «3.5c» en wordt «3.34, derde lid » vervangen door «3.34».

2. In onderdeel g, wordt «7.20 tweede en derde lid, en vijfde tot en met negende lid» vervangen door: 7.20 tweede en derde lid, en vijfde tot en met zevende lid.

V

In artikel 9.9c, eerste lid, onder c, vervalt «3.34, eerste lid,».

ARTIKEL II

In het Besluit Stralingsbescherming wordt na artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a Buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van vakbekwaamheid

  • 1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of, indien sprake is van een krachtens artikel 69a, eerste lid, van de Kernenergiewet aangewezen instelling, de aangewezen instelling, schrijft op aanvraag een persoon, die onderdaan is van een betrokken staat, bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, in het register, genoemd in artikel 7, eerste respectievelijk tweede lid, indien op grond van artikel 6 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is aangetoond dat deze persoon over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de stralingsarts respectievelijk deskundige, bedoeld in artikel 1.

  • 2. De krachtens het eerste lid ingeschreven persoon beheerst de Nederlandse taal op een zodanig niveau dat voorschriften en aanwijzingen op bij of krachtens de Kernenergiewet vereiste etiketten van bronnen, instrumenten, technieken, beveiligingsmiddelen of materialen, alsmede andere voor de toepassing van en de omgang met bronnen, instrumenten, technieken, beveiligingsmiddelen of materialen bij of krachtens de Kernenergiewet gestelde regels, begrepen en uitgevoerd kunnen worden.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 20 november 2008

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negende december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

Dit besluit strekt er hoofdzakelijk toe kleine wetstechnische onvolkomenheden in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) weg te nemen, die het gevolg zijn van het Besluit van 5 december 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving en van enige andere besluiten in verband hiermee (Stb. 674) (hierna: wijzigingsbesluit).

Dit wijzigingsbesluit vloeide voort uit de Wet van 30 november 2006 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet)1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid (Stb. 673).

Met het besluit van 10 december 2007 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden (Stb. 525) zijn reeds enige wetstechnische onvolkomenheden weggenomen. Het onderhavige besluit is een aanvulling hierop. Bij Artikel I, onderdelen B, D, E, K, L, M, N, O, S, T, U en V, gaat het om technische of verduidelijkende (dichter bij een relevante EU-richtlijn aansluitende) wijzigingen.

Daarnaast wordt met een aantal wijzigingen aangesloten bij de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Deze wet strekt ter implementatie van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255). Deze richtlijn heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat EU-onderdanen die hun beroepskwalificaties in een EU-lidstaat hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van die lidstaat. Aldus beoogt deze richtlijn een vergroting van de arbeidsmobiliteit binnen de EU. Het gaat hierbij om gereglementeerde beroepen. Dat zijn beroepen die wettelijke toegangs- en/of uitoefeningsvereisten kennen. De richtlijn is voor het overige consoliderend en strekt tot vervanging van 15 andere richtlijnen betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.

Wat de certificaten van vakbekwaamheid in de arbowetgeving betreft was in de meeste gevallen al langere tijd sprake van een regeling inzake de erkenning van getuigschriften en beroepskwalificaties, verworven in andere EU-lidstaten; terwijl de arbowetgeving de certificerende instantie (dat is de minister of een door deze aangewezen certificerende instelling) in de overige gevallen voldoende ruimte bood in de praktijk voor eenzelfde benadering in geval van een verzoek om erkenning (de artikelen 2.7, 2.8, 3.5h, 4.8, 4.9, 4.54d, 6.14b, 6.16 en 7.32 Arbobesluit en de artikelen 2.15 t/m 2.22, 4.14, 4.16, 4.17b, 4.27, 6.3, 6.3a, 6.5, 7.6 en 7.7 Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling)). De wijzigingen voorzien in één algemene regeling ter zake van buitenlandse getuigschriften en beroepskwalificaties (artikel I, onderdelen A, C, P, Q en R). Het Besluit Stralingsbescherming wordt op overeenkomstige wijze aangepast (Artikel II).

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om onduidelijkheden in de regelgeving met betrekking tot elektrotechnische werkzaamheden weg te nemen (artikel I, onderdelen F en G).

Een heroverweging van de wijze waarop richtlijn nr.1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn 89/391/EEG; PbEG L 23; de ATEX-richtlijn) via het wijzigingsbesluit is geïmplementeerd, in het bijzonder de in artikel 3.5c, tweede lid, opgenomen norm ten behoeve van het vaststellen van explosiegevaar, was aanleiding tot de wijzigingsvoorstellen in Artikel I, onderdelen H, I en J.

Bedrijfseffecten, nalevingskosten en administratieve lasten

Artikelen I, onderdeel A, en II (verstrekken certificaat van vakbekwaamheid): omdat het hier om een wijziging gaat die voorziet in één algemene regeling inzake de erkenning van getuigschriften en beroepskwalificaties verworven in andere EU-lidstaten (in plaats van diverse artikelen van het Arbobesluit en de Arboregeling) worden voor deze wijziging van het Arbobesluit geen administratieve lasten en bedrijfseffecten geraamd.

Artikel I, onderdelen F en G, (reiniging hoogspanningsinstallaties): voor deze wijziging wordt een afname van de bedrijfskosten met € 100.000 geraamd. Deze afname van de bedrijfskosten wordt veroorzaakt doordat het productieproces bij reiniging van de hoogspanningsinstallaties niet meer onderbroken hoeft te worden.

Artikel I, onderdelen H, I en J (bescherming tegen explosiegevaar): het gaat hier om de situering van het concrete doelvoorschrift in artikel 3.5c of 3.5g. Deze gewijzigde situering van artikel 3.5c naar artikel 3.5g heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten en bedrijfskosten. Voorts wordt in artikel 3.5g ingegaan op het gevaar van explosies ongeacht de vraag of daar (permanent) gewerkt wordt. Omdat het hier gaat om de plaatsing van de norm in de juiste context (artikel 3.5g in plaats van artikel 3.5c, tweede lid) worden voor deze wijziging geen administratieve lasten en bedrijfskosten geraamd.

Artikel I, onderdelen K, M, N en O, (beperken risico’s gevolgen blootstelling aan biologische agentia): naast de beperking van de blootstelling dienen ook maatregelen te worden genomen die de gevolgen van de blootstelling beperken. Het gaat om een verduidelijking van het Arbobesluit en daarvoor zijn geen administratieve lasten of bedrijfskosten geraamd.

De overige genoemde wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten en bedrijfskosten.

Handhaving

De wijzigingen hebben geen consequenties voor de handhaving.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In het eerste lid van het nieuwe artikel 1.5f is bepaald dat een persoon die onderdaan is van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, een certificaat van vakbekwaamheid wordt verstrekt indien deze persoon volgens artikel 6 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de houder van een krachtens het Arbobesluit vereist en verstrekt certificaat van vakbekwaamheid.

Het Arbobesluit en de daarop gebaseerde regelgeving eist in diverse gevallen dat in Nederland toegelaten stoffen, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn voorzien van een etiket in de Nederlandse taal. Het tweede lid van artikel 1.5f voorziet erin dat de houder van een certificaat van vakbekwaamheid de Nederlandse taal moet beheersen op het niveau dat nodig is om de voorschriften en aanwijzingen op deze etiketten en andere regels die gelden voor de toepassing van en de omgang met deze stoffen, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen te kunnen lezen en begrijpen. Dit is nodig om te waarborgen dat de betrokken persoon het etiket kan begrijpen en geen onnodige risico’s loopt.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft een correctie in de verwijzing naar de relevante luchtvaartwetgeving. Omdat de bepalingen die betrekking hebben op de vluchtuitvoering niet meer voortvloeien uit de Regeling Toezicht Luchtvaart, maar thans uit zowel het Besluit vluchtuitvoering als bijlage III van verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L373) (deze laatste voor wat betreft de commerciële luchtvaart) is de verwijzing aangepast. Omdat voornoemde verordening zal worden vervangen door een nieuwe verordening is het doelmatig dat de geldende verordening door de Minister van Verkeer en Waterstaat zal worden aangewezen bij ministeriële regeling. Deze methode van verwijzing wordt ook toegepast in de luchtvaartwetgeving.

Onderdelen C, P, Q en R

Nu artikel 1.5f één algemene regeling inzake gelijkstelling van buitenlandse getuigschriften en beroepskwalificaties bevat kunnen de specifieke, voor een bepaald certificaat van vakbekwaamheid, geldende bepalingen van het Arbobesluit vervallen. De onderhavige onderdelen voorzien daar in.

Onderdelen D en E

De aanduiding van de onderdelen met cijfers wordt vervangen door een aanduiding met letters. Dit conform elders in het Arbobesluit.

Onderdeel F

In artikel 3.4 zijn algemene bepalingen neergelegd betreffende onder andere het ontwerp en de inrichting van elektrische installaties met het oog op een veilig gebruik. Daartoe dienen de nodige voorzieningen en beschermingsmaatregelen te worden getroffen. Door onderhoudswerkzaamheden expliciet te noemen is verduidelijkt dat bij het treffen van evengenoemde voorzieningen en maatregelen ook met deze werkzaamheden rekening gehouden moet worden.

Onderdeel G

Het oorspronkelijke artikel 3.5 Arbobesluit werd vaak zo begrepen dat het, anders dan onder het Electro-technisch Veiligheidsbesluit 1938, verboden was om onder spanning staande installaties voor hoogspanning te reinigen. Dat was niet de bedoeling. Om die reden is per 1 november 1999 het zesde lid toegevoegd. Reinigingswerkzaamheden aan onder spanning staande installaties voor hoogspanning zijn, in afwijking van het derde lid, wel toegestaan, zij het onder de strikte voorwaarden, genoemd in het zevende lid.

In dit zesde lid werd echter, evenals in het vijfde lid, tevens de toepasselijkheid van het vierde lid, inzake de positie van de daartoe bevoegde werknemer (in de regel de aanwezige opzichter), uitgezonderd. Deze uitzondering gaat bij nader inzien te ver en is vervallen. Met de wijziging wordt aangegeven dat de daartoe bevoegde werknemer (in de regel de aanwezige opzichter) er altijd, ongeacht de aard van de werkzaamheden en ongeacht de aan de werkzaamheden gestelde beperkingen en voorwaarden, op toe moet zien dat de werkzaamheden gevaarloos verlopen en dat er met het oog daarop doeltreffende maatregelen zijn genomen. Bijvoorbeeld als reiniging van een installatie voor hoogspanning nodig is zonder dat deze geheel buiten werking wordt gesteld, zal dat in de regel inhouden dat hij er voor moet zorgen dat de desbetreffende delen die worden gereinigd, uitgeschakeld zijn, om zo de veiligheid van de werknemers te borgen.

Tenslotte is aan het zevende lid, sub b, toegevoegd het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hiermee wordt aangegeven dat gelet op de hoge risico's voor de werknemer bij het reinigen van onder spanning staande installaties voor hoogspanning, naast geschikte arbeidsmiddelen ook adequate persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt.

Onderdelen H, I en J

Met de artikelen 3.5a tot en met 3.5f Arbobesluit is richtlijn nr.1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn 89/391/EEG; PbEG L 23; de ATEX-richtlijn) geïmplementeerd.

In het wijzigingsbesluit werd in artikel 3.5c. een nieuw tweede lid opgenomen. Het betrof een norm ten behoeve van het vaststellen van explosiegevaar. Deze norm is oorspronkelijk afkomstig uit het artikel dat gaat over maatregelen die getroffen moeten worden op plaatsen en in ruimtes waar gevaar bestaat voor bedwelming, vergiftiging, brand of explosie (artikel 3.5g; voorheen artikel 4.6 Arbobesluit, zoals dat luidde tot 1 januari 2007 en de toenmalige beleidsregel 4.6–1). De situering van de norm in artikel 3.5c en niet in artikel 3.5g is bij nader inzien minder juist. Door de situering in artikel 3.5c lijkt het alsof buiten de door deze norm gestelde grenzen voor explosiegevaar de (ATEX) artikelen 3.5a tot en met 3.5f voor explosieve atmosferen niet van toepassing zijn. Dat is echter niet het geval. Dit misverstand is niet bevorderlijk voor de correcte naleving van de (ATEX) regelgeving.

Paragraaf 2a ((ATEX) artikelen 3.5a tot en met 3.5f ) gaat over explosieve atmosferen. Artikel 3.5g (paragraaf 2b) heeft na de voorgestelde wijziging (mede) betrekking op gevaar voor explosie. Het onderscheid tussen paragraaf 2a en artikel 3.5g zit in de vraag of het gevaar zich voordoet in een permanent ingerichte arbeidsplaats dan wel op een plaats of in een ruimte die niet voor (permanente) werkzaamheden is bedoeld en ingericht, maar waar incidenteel toch wordt gewerkt. Uit de opzet van paragraaf 2a (en de verschillende onderdelen er van) dat spreekt over explosieve atmosferen op de arbeidsplaats, volgt dat het bij die arbeidsplaats gaat om een permanent ingerichte arbeidsplaats. Dit noopt tot een structurele/beleidsmatige aanpak van de problematiek en tot structurele beheersmaatregelen. Artikel 3.5g dat (mede) ziet op gevaar voor explosie gaat over plaatsen en ruimtes los van de vraag of daar (permanent) gewerkt wordt. In een dergelijk geval is een ad hoc aanpak het meest effectief. Elke situatie kan weer anders zijn en andere maatregelen vergen. Bijvoorbeeld: bij een landtank voor de opslag van brandbare vloeistoffen (vanuit een schip) kunnen de ATEX bepalingen van toepassing zijn op de omgeving van die tank. De omgeving van de landtank kan een permanent ingerichte arbeidsplaats zijn. De binnenkant van de tank is dat uiteraard niet. Als er iemand incidenteel de landtank in moet voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden, kan er gevaar voor explosie zijn. Op deze werkzaamheden zijn de ATEX -bepalingen niet van toepassing, maar wel artikel 3.5g. Met het schrappen van het tweede lid van artikel 3.5c en de wijziging van artikel 3.5g wordt de norm alsnog in de juiste context geplaatst. De verplaatsing van de norm heeft tot gevolg dat deze ook van toepassing wordt op arbeidsplaatsen in de winningindustrie (artikel 3.32 Arbobesluit). In verband daarmee behoeft artikel 3.34 redactioneel aanpassing.

Onderdeel K

Met het wijzigingsbesluit is de tekst van artikel 4.87a, eerste lid, vereenvoudigd maar daarmee is onbedoeld een deel van de inhoud verloren gegaan. Naast de beperking van de blootstelling dienen ook maatregelen te worden genomen die de gevolgen (gevaren) van de blootstelling beperken. In richtlijn nr. 200/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 (PbEG L 262) betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG) (richtlijn biologische agentia) staat dit ook: het beperken van het risico van blootstelling. Met deze toevoeging krijgt het beperken van de gevaren alsnog een expliciete grondslag, ook voor kwetsbare groepen, vaccinatie en het noodplan. Naast blootstelling-beperkende maatregelen omvat een noodplan de beperking van de gevaren volgens een postexpositie protocol. Dit geldt met name voor werkgevers, waarvan de werknemers kans lopen op accidenteel bloedcontact met humaan bloed.

Onderdeel L

Artikel 4.90, zesde lid, had in het verlengde van een wijziging van artikel 14, eerste lid, van de Arbowet al per 1 januari 2008 moeten worden aangepast. Ingevolge laatstgenoemde wijziging heeft de bedrijfsarts, anders dan de overige arbodeskundigen, geen certificaat meer nodig, maar volstaat inschrijving in een BIG-register voor erkend specialisten.

Onderdeel M

Het vierde lid van artikel 4.94 bevat een afwijking van het derde lid. De verwijzing naar het eerste lid is niet correct. Door het schrappen van deze verwijzing wordt beter aangesloten bij de richtlijn biologische agentia (artikel 13, eerste lid), die een kennisgevingsplicht oplegt bij:

  • voor de eerste keer werken met een agens van categorie 2, 3 of 4;

  • voor elk volgend agens van de categorie 4 en

  • voor elk volgend agens van de categorie 3 dat de werkgever voorlopig zelf indeelt.

Artikel 13, tweede lid, van de richtlijn biologische agentia stelt dat laboratoria die diagnostisch werk verrichten dat betrekking heeft op biologische agentia van categorie 4, slechts een eerste kennisgeving hoeven te doen.

Onderdelen N en O

De artikelen 4.99 en 4.100 beschrijven in meer algemene bewoordingen het vereiste beheersingsniveau voor de diverse laboratoria dan de richtlijn biologische agentia dat doet.

In de kennisgeving moet in het algemeen op beschermende en preventieve maatregelen worden ingegaan. De richtlijn geeft een meer concrete uitwerking van het noodzakelijke beheersniveau. Artikel 16 van de richtlijn schrijft maatregelen voor aan laboratoria, inclusief diagnoselaboratoria. Het onderscheidt de volgende situaties:

  • diagnose aan materiaal waarvan de humane pathogeniteit onzeker is (maar geen onderwerp van onderzoek);

  • het werken met een pathogeen agens als zodanig (waaronder het microbiologisch diagnostische onderzoek).

Artikel 16, eerste lid, sub c, van de richtlijn geeft verder aan dat laboratoria waar wordt omgegaan met materialen waarvan het onzeker is of hierin voor de mens mogelijk ziekteverwekkende biologische agentia aanwezig zijn, ten minste beheersingsniveau 2 in aanmerking moeten nemen. Het gaat hierbij ook om laboratoria waar niet met die biologische agentia als zodanig wordt gewerkt (dat wil zeggen: er wordt niet gekweekt of geconcentreerd). Afhankelijk van de situatie moet beheersingsniveau 3 of 4 gelden wanneer bekend is of vermoed wordt, dat dit noodzakelijk is. Dit betekent concreet dat in alle diagnoselaboratoria beheersingsniveau 2 -maatregelen aanwezig moeten zijn. Dat geldt ook voor de niet-microbiologische diagnoselaboratoria. Hogere beheersingsniveau’s moeten worden gehanteerd waar gewerkt wordt met monsters waarvan bekend is dat ze besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4. De wijzigingen voorzien in een betere aansluiting bij artikel 16 van de richtlijn.

Onderdeel S

In het opschrift de Titel van hoofdstuk 9, afdeling 1, was ten onrechte het bepaalde in het nieuwe artikel 9.5b niet verwerkt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om te komen tot een korter opschrift.

Onderdeel T

Het vierde lid van artikel 9.5 is toegevoegd bij de invoering van het Gewasbeschermingsmiddelenbesluit per 14 oktober 2007 (Stb. 2007, 334). Dit betrof een uitbreiding van het aantal bepalingen van het Arbobesluit, die mede gelden voor zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers). In het vierde lid, onderdeel c, worden echter enige artikelonderdelen van het Arbobesluit van overeenkomstige toepassing verklaard op zzp-ers, die al op deze categorie van toepassing waren verklaard door middel van het per 1 januari 2007 ingevoerde derde lid van artikel 9.5 (Stb. 2006, 674). Onderdeel T corrigeert deze doublure.

Onderdelen U en V

In verband met de wijziging van de artikelen 3.5 c en 3.34 (onderdelen H en J) dient de verwijzing in de artikelen 9.9b en 9.9c ook aangepast te worden. De onderdelen U onder 1, en V regelen dit.

Van artikel 7.20 zijn de leden 7 en 8 vervallen en is het negende lid vernummerd tot zevende lid en vervolgens opnieuw geredigeerd bij wijziging van het Arbobesluit van 5 december 2006, Stb. 674. Bij die gelegenheid was verzuimd om dit ook aan te passen in artikel 9.9b. Onderdeel U onder 2 corrigeert deze omissie.

Artikel II

De onderhavige wijziging van het Besluit stralingsbescherming sluit aan bij de onder Artikel I, onder A, opgenomen wijziging van het Arbobesluit. Dat de wijziging van het Besluit stralingsbescherming op onderdelen iets afwijkt houdt verband met de bijzondere structuur van de regelgeving op basis van de Kernenergiewet.

Dit geldt voor enkele begripsbepalingen, zoals «bronnen», die op een andere manier gedefinieerd zijn in artikel 1 van het Besluit stralingsbescherming. Daarnaast kent de Kernenergiewet niet het begrip «certificering», maar spreekt van «registratie».

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven