Besluit van 10 september 2008 houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van twee nieuwe educatieve maatregelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 juli 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/527 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 (PbEU L 403), richtlijn 2008/65/EG van de Commissie van 27 juni 2008 (PbEU L 168) tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs, artikel 131, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, tweede lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 22 augustus 2008, no. W09.08.276/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 september 2008, CEND/HDJZ-2008/1199 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, onderdeel a, wordt «indien het motorrijtuig is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling,» vervangen door: indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal,.

B

In artikel 9, eerste lid, onderdeel a, wordt «indien het motorrijtuig is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling,» vervangen door: indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal,.

C

Artikel 17, eerste volzin, komt als volgt te luiden:

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel, dan wel blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig mag besturen zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring van rijvaardigheid dan wel de verklaring van geschiktheid genoemde rijbewijscategorie zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel.

D

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

  • 1. Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde code waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C of D is geregistreerd, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 2. In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij B is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie B met koppelingspedaal een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij B, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 3. In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs C, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij C is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie C, met koppelingspedaal, een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij C, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 4. In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs D, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij D is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie D, met koppelingspedaal, een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij D, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een rijbewijs B als daar bedoeld gelijkgesteld:

    • a. een rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b. een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs B.

E

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

  • 1. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de geschiktheid of aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, of in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard,

    • b. een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • c. een rijbewijs met een kortere geldigheidsduur dan het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heef op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de rijvaardigheid of aan een onderzoek naar de rijvaardigheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • b. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet ongeldig is verklaard,

    dienen, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, geregistreerd te zijn zowel een verklaring van rijvaardigheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen, als een verklaring van geschiktheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld dat op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel,

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 5. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel h, van de wet zijn geldigheid heeft verloren of op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel e, van de wet ongeldig is verklaard, geldig was, dient, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven, ongeldige, rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 6. Voor de toepassing van het eerste tot en met het vijfde lid wordt onder een eerder, respectievelijk het eerder, aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, respectievelijk het rijbewijs, dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door

    • a. het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen of in Aruba,

    • b. het daartoe bevoegde gezag n een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, of

    • c. het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in de Nederlandse Antillen, Aruba, een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, indien dat rijbewijs ingevolge artikel 46, vierde lid, bij ministeriële regeling is aangewezen.

F

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van degene wiens rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van rijvaardigheid in het rijbewijzenregister geregistreerd zolang hij niet aan die verplichting heeft voldaan.

G

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde en vierde lid, wordt «een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling,» telkens vervangen door: een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,.

2. Het zesde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende koppelingshendel.

H

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de afgifte van een rijbewijs A dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende hendel en de aanvrager aantoont dat hij reeds in het bezit is van een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende koppelingshendel.

2. Onderdeel c komt als volgt te luiden:

  • c. de afgifte van een rijbewijs B dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder koppelingspedaal en de aanvrager aantoont dat hij reeds in het bezit is van een rijbewijs B dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder koppelingspedaal.

I

Artikel 78 komt te luiden:

Artikel 78

Het motorrijtuig waarmee de rijproef wordt afgelegd, behoeft niet te zijn voorzien van een koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig voor de categorie A betreft, een handbediende koppelingshendel.

J

In de artikelen 80, onderdeel a, en 81 onderdeel a, wordt «het motorrijtuig is voorzien van een automatische gangwissel of automatische koppeling» telkens vervangen door: het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal.

K

In artikel 109 wordt «zendt het terug naar het gezag dat het heeft afgegeven» vervangen door: zendt het, onder vermelding van de reden van inname, terug naar het gezag dat het heeft afgegeven.

L

In artikel 128, eerste lid, onderdeel b, wordt «bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: bedoeld in het zesde lid.

M

Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 134a

Indien het in artikel 131 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid een onderzoek betreft op basis van feiten of omstandigheden die het rijgedrag betreffen, dan bestaat het onderzoek alleen uit een praktijkonderzoek. Artikel 134, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 136 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid vindt het in artikel 134a bedoelde onderzoek plaats aan de hand van de bij ministeriële regeling ter uitvoering van de artikelen 61 tot en met 64 en 70 vastgestelde eisen met betrekking tot het onderdeel rijgedrag.

O

Artikel 186 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling» vervangen door: waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van artikel 67, vierde lid, wordt onder een rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

P

Artikel 196 komt als volgt te luiden:

Artikel 196

Indien de aanvrager van een rijbewijs in het bezit is van:

  • a. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

  • b. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

  • c. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, dan wel

  • d. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

wordt een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken, in het van toepassing zijnde onderdeel a, b, c of d bedoelde categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor één van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

ARTIKEL II

Het Besluit rijonderricht motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10 wordt «of onderwijskunde» vervangen door: onderwijskunde of in een ander gelijksoortig vak.

B

Artikel 12 komt als volgt te luiden:

Artikel 12

De aanvullende eisen van bekwaamheid voor het geven van bijscholing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de wet op het gebied van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid of van de rijvaardigheid van de houder van een rijbewijs luiden als volgt:

  • a. kennis van de hoofdlijnen van de verkeerswetgeving en van het oplossen van verkeersopgaven;

  • b. kennis van probleemgedrag en verkeersongevallen in relatie tot psychologische, sociale en medische factoren;

  • c. kennis van probleemgedrag en verkeersongevallen in relatie tot de factoren voertuig en omgeving;

  • d. kennis van en vaardigheid in het organiseren, geven en evalueren van bijscholing.

ARTIKEL III

Ten aanzien van de coderingen 10.02 en 78 die voor 30 september 2008 zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister, gelden de bepalingen zoals die golden voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, B, C, D, G, H, I, J, O en P.

ARTIKEL IV

  • 1. De artikelen I, onderdelen A, B, C, D, G, H, I, J, O en P, en III treden in werking met ingang van 30 september 2008.

  • 2. De artikelen I, onderdelen E, F, K, L, M en N, en II treden in werking met ingang van 1 oktober 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 10 september 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de drieëntwintigste september 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Onderhavig voorstel tot wijziging van het Reglement rijbewijzen, alsmede de in voorbereiding zijnde aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, hebben tot doel om in het kader van de vorderingsprocedure op basis van de artikelen 130 en volgende van de Wegenverkeerswet 1994 (de procedure die tot doel heeft vast te stellen of een bestuurder nog beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid om een rijbewijsplichtig motorrijtuig te besturen) twee nieuwe educatieve maatregelen in te voeren. Het gaat hierbij om de lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer (lichte ema) voor de beginnende bestuurder en de educatieve maatregel gedrag en verkeer (emg) voor de bestuurder ten aanzien van wie twijfel bestaat aan zijn rijgedrag.

Hiermee wordt, vooruitlopend op de in voorbereiding zijnde aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma, uitvoering gegeven aan een van de aanbevelingen uit het rapport «Evaluatie vorderingsprocedure, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, december 2004» (bijlage bij Kamerstukken 2004/05, 29 398, nr. 23). Het gaat hierbij om de aanbeveling om doelgroepsegmentering toe te passen door aanpassing van de instroomcriteria en door uitbreiding van het aantal maatregelen dat in het kader van de vorderingsprocedure kan worden toegepast. De voordelen van doelgroepsegmentering zijn tweeledig. Enerzijds wordt hiermee een meer gerichte aanpak van bestuurders die onder invloed rijden gerealiseerd. Anderzijds draagt het bij aan een effectiever gebruik van de vorderingsprocedure doordat meer maatregelen mogelijk worden.

Dit gebeurt door verlaging van de instroomgrens voor beginnende bestuurders in geval van alcoholovertredingen van 0,8 tot 0,5 ‰, gekoppeld aan de invoering van een lichte ema voor deze categorie bestuurders, en door invoering van een emg.

De reden om de maatregelen nu reeds in te voeren is gelegen in het belang om in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen ingrijpen en om met name beginnende bestuurders, eerder dan thans het geval is, te kunnen laten deelnemen aan een educatieve maatregel alcohol en verkeer. Door zo vroeg mogelijk te beginnen, is bijsturing nog mogelijk. Verder geldt dat de beoogde categorie jonge bestuurders (tussen de 0,5 en 0,8 promille) een groter ongevalsrisico heeft dan bestuurders boven de 25 jaar met een promillage tussen de 0,8 en 1,0 («Door met duurzaam veilig», SWOV 2005). Wat de emg betreft wijs ik erop dat kan worden gesteld dat van een gerichte gedragscursus een positiever effect zal uitgaan dan van alleen een onderzoek. Deze belangen acht ik van zodanig gewicht dat ik heb besloten, mede gelet op de verzoeken vanuit de Tweede Kamer op dit punt (zie bijvoorbeeld de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (puntenstelsel; Handelingen 2006/07 nr. 11, blz. 707–716 en nr. 19, blz. 1415–1419) en het Algemeen Overleg verkeersveiligheid van 6 juni 2007, Kamerstukken II 2006/07, 29 398, nr. 54), de invoering van de lichte ema voor de beginnende bestuurder naar voren te halen en daarbij niet te wachten op de herziening van de vorderingsprocedure.

De voorgestelde nieuwe maatregelen worden ingebed in de bestaande structuur van de vorderingsprocedure. Dit betekent dat bestaande bepalingen met betrekking tot de verplichting tot het verlenen van medewerking of de ongeldigverklaring van het rijbewijs indien medewerking ontbreekt, die gelden voor de ema, op dezelfde wijze van toepassing zijn op de beide nieuwe maatregelen. De verplichting tot medewerking is reeds opgenomen in artikel 132, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. In artikel 9 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid is verder al voor de ema nader aangegeven wat onder het niet-verlenen van de vereiste medewerking moet worden verstaan. Bij de aanpassing van deze regeling zal deze bepaling eveneens van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de lichte ema en de emg.

Van de gelegenheid is verder gebruik gemaakt om een technisch punt mee te nemen zodat wordt voldaan aan een verplichting uit de richtlijn nr. 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 (PbEG L 403, derde rijbewijsrichtlijn) die per 19 januari 2009 moet zijn geïmplementeerd.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een technisch punt aan te passen om zo te kunnen voldoen aan richtlijn 2008/65/EG van de Commissie van 27 juni 2008 (PbEU L 168) tot wijziging van richtlijn 1991/439/EG, betreffende het rijbewijs. Deze richtlijn moet per 30 september 2008 zijn geïmplementeerd.

2. Adviezen

Over het voornemen om tot invoering van een lichte ema en een emg over te gaan, zijn adviezen ontvangen van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), het College van procureurs-generaal (OM) en de Raad van Hoofdcommissarissen (de politie). Het voorstel is niet aan het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lasten (ACTAL) voorgelegd, omdat er aan het voorstel geen administratieve lasten zijn verbonden. Deze conclusie is overigens wel met ACTAL afgestemd.

Uit de uitgebrachte adviezen blijkt dat wordt ingestemd met het voorstel tot invoering van twee nieuwe educatieve maatregelen en dat daarover onder voorwaarden positief wordt geadviseerd. In de adviezen wordt wel een aantal kanttekeningen gemaakt bij het voorstel. Hieronder volgt op hoofdlijnen een samenvatting van de belangrijkste kanttekeningen. Waar nodig zal elders in de toelichting nader op de adviezen worden ingegaan. Voor de rest zijn de belangrijkste punten hieronder toegelicht.

Van de kant van het openbaar ministerie werd vooral gewezen op de problemen waar het tegen aan loopt bij het leveren van het bewijs van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (het verbod op het besturen van een motorrijtuig, terwijl de bestuurder wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs voor die categorie motorrijtuig ongeldig was verklaard). Uiteraard betreft dit een algemener probleem dan de gevallen waarover het onderhavige besluit gaat en kan dit punt in principe spelen in alle situaties waarin het rijbewijs ongeldig wordt verklaard. Ik ben inmiddels in overleg getreden met alle betrokkenen om te bezien op welke manier een oplossing kan worden gevonden voor het gesignaleerde probleem.

De politie maakt de kanttekening dat instemming met dit voorstel niet automatisch instemming inhoudt met de overige in voorbereiding zijnde aanpassingen van de vorderingsprocedure. Ik heb inmiddels aan de politie bericht dat te zijner tijd de voorstellen betreffende de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma ook om advies zullen worden voorgelegd. Tevens is de politie van mening dat een onderzoek zou moeten plaatsvinden naar de mogelijkheid en de wenselijkheid om vanuit het openbaar ministerie zorg te dragen voor de mededelingen op basis van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Ik heb aangegeven bereid te zijn mee te werken aan zo'n werkgroep waarbij ook het openbaar ministerie en het CBR intensief zullen moeten worden betrokken. Vanuit overwegingen van verkeersveiligheid geef ik er de voorkeur aan niet te wachten op de uitkomsten van deze werkgroep, maar de lichte ema voor beginnende bestuurders en de emg zo snel mogelijk in te voeren.

Het CBR heeft bij brieven van 6 en 30 juli 2007 aangegeven geen problemen te verwachten bij de voorgenomen invoering van de nieuwe maatregelen medio 2008 op voorwaarde dat tijdig voldoende docenten beschikbaar zijn, die voldoen aan de op basis van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 gestelde eisen.

In het kader van de voorhangprocedure heeft de Tweede Kamer enkele vragen gesteld (Kamerstukken II 2007/08, 23 398, nr. 89). Zo werd gevraagd naar mogelijke oplossingen voor de gesignaleerde problemen bij het leveren van het bewijs van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, of er tijdig voldoende docenten beschikbaar zullen zijn en wie daarvoor verantwoordelijk is. Verder werden vragen gesteld over de kosten van de lichte ema en of ook bromfietsers in aanmerking zullen komen voor de lichte ema (Kamerstukken II 2007/08, 29 398, nr. 89). Naar aanleiding van deze vragen is het besluit of de nota van toelichting op een enkel punt aangevuld of verduidelijkt.

3. De voorgestelde nieuwe maatregelen

a. Lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer

In de evaluatie van de vorderingsprocedure wordt geconstateerd dat er ruimte is voor meer (differentiatie in) maatregelen. De huidige ema gaat uit van de veronderstelling dat er sprake is van een homogene doelgroep, maar uit de evaluatie blijkt dat de populatie divers is samengesteld en onderling veel verschilt. Hiermee zou in de opzet van de vorderingsprocedure meer rekening moeten worden gehouden. Het advies bij de evaluatie was dan ook om tot verdere doelgroepsegmentering over te gaan. Zo ontstaat er, bij een verlaging van de instroomgrens, «aan de voorkant» ruimte voor een lichtere variant van de ema. De huidige ema, bestaande uit zes dagdelen cursus, moet immers voor deze lichtere gevallen als te zwaar worden aangemerkt. De huidige ema is gericht op het bereiken van een gedragsverandering. Daarvoor richt de cursus zich op de manier waarop iemand zijn leven inricht, waarbij het drankgebruik wordt betrokken. Dit vergt een zwaardere en daarmee een wat langer durende aanpak dan nodig wordt geoordeeld bij bestuurders, die de wettelijke alcohollimiet in een lichtere mate overschrijden. Voor de bestuurders die de wettelijke alcohollimiet in die lichtere mate overschrijden, kan een lichte ema reeds als voldoende waarschuwing dienen om het eigen gedrag in de toekomst aan te passen.

De nadruk van de lichte ema ligt op kennisverwerving die moet leiden tot een attitudeverandering bij de deelnemer. De lichte ema is erop gericht om een scheiding aan te brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig. De duur zal worden vastgesteld op twee dagdelen en de kosten komen, net zoals thans het geval is bij de ema, geheel voor rekening van de betrokkene. De kosten van de lichte ema zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Inmiddels zijn de noodzakelijke voorbereidingen gestart om deze maatregel mogelijk te maken. Hiertoe wordt de bestaande Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid aangepast en is inmiddels aan het CBR opdracht verstrekt om de nieuwe lichte ema te ontwerpen.

Bij de in voorbereiding zijnde herziening van de vorderingsprocedure zal het toepassingsbereik van de lichte ema ook worden uitgebreid naar de meer ervaren bestuurder. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat de maatregel niet van toepassing zal zijn op beginnende bestuurders van motorrijtuigen van de categorie AM (bromfietsen en brommobielen). Datzelfde geldt overigens ook voor de bestaande ema. Het betreft immers in beide gevallen een maatregel in het kader van de beoordeling van de geschiktheid van een bestuurder en voor bromfietsers gelden geen geschiktheidseisen.

b. Educatieve maatregel gedrag

De vorderingsprocedure beperkt zich niet tot mededelingen in alcoholzaken. Ook om andere redenen kan een bestuurder worden gemeld bij het CBR. Te denken valt bijvoorbeeld aan een bestuurder met bepaald onwenselijk gedrag (bijvoorbeeld te dicht rijden achter een ander motorrijtuig, fors te hard rijden of zonder noodzaak gebruik maken van de vluchtstrook) of een bestuurder die rijdt onder invloed van drugs of medicijnen. Bij gelegenheid van het verslag van de Tweede Kamer bij het wetsvoorstel recidiveregeling (Kamerstukken II 30 324, nr. 6, blz. 11) is mijn ambtsvoorgangster door de leden van de fractie van de ChristenUnie gevraagd of op enigerlei wijze uitbreiding kan worden gegeven aan de educatieve maatregelen. Bij die gelegenheid heeft mijn ambtsvoorgangster gesteld te zullen bezien of ook voor andere delicten dan rijden onder invloed van alcohol cursussen zouden kunnen worden ontwikkeld. Inmiddels ben ik, op basis van overleg met deskundigen, tot de conclusie gekomen dat het wenselijk en mogelijk is een nieuwe maatregel te introduceren die specifiek is gericht op het aanpakken van onwenselijk gedrag in het verkeer, de emg. De emg is bedoeld voor bestuurders ten aanzien van wie twijfel is ontstaan over de rijvaardigheid en als specifiek onderdeel daarvan het rijgedrag. Voor een belangrijk deel gaat het om gevallen die thans reeds worden gemeld bij het CBR op grond van de feiten en omstandigheden genoemd in onderdeel A van bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en die in aanmerking komen voor een rijvaardigheidsonderzoek. Als deze bestuurders voldoende rijvaardig worden geacht, behouden ze hun rijbewijs. Zo niet, dan volgt ongeldigverklaring van het rijbewijs. Ik acht het echter vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid beter dat in ieder geval voor een deel van bestuurders die nu in aanmerking komen voor een rijvaardigheidsonderzoek, een educatieve maatregel in het leven wordt geroepen. Van een educatieve maatregel mag meer effect worden verwacht dan van een maatregel met betrekking tot het rijbewijs.

Als het praktijkexamen voor bromfietsers zal zijn ingevoerd, zal deze maatregel, zonder dat daarvoor verdere aanpassingen nodig zijn, ook van toepassing zijn op bestuurders van bromfietsen. Met deze maatregel wordt het mogelijk bromfietsers in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, net als andere gemotoriseerde verkeersdeelnemers, een vorm van bijscholing te geven.

4. Het opnieuw verkrijgen van een rijbewijs

Het feit dat van iemand het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het ontbreken van de vereiste geschiktheid of rijvaardigheid of wegens het niet-meewerken aan een educatieve maatregel of een onderzoek, betekent niet dat die persoon nooit meer een rijbewijs zou kunnen krijgen.

Iemand van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-meewerken aan een lichte ema zal, wil hij binnen een periode van drie jaar na die ongeldigverklaring weer zijn rijbewijs terugkrijgen, eerst alsnog de lichte ema moeten volgen en daarna in ieder geval opnieuw zijn geschiktheid moeten aantonen. Op dit punt wordt aangesloten bij de regeling zoals die thans reeds bestaat voor het terugkrijgen van het rijbewijs nadat het eerder afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-meewerken aan de ema. De educatieve maatregel is immers niet voor niets opgelegd en op deze manier wordt voorkomen dat betrokkene zich gemakkelijk kan onttrekken aan de verplichting die maatregel te volgen. Het aantonen van de geschiktheid geschiedt door het indienen van de zogenaamde eigen verklaring. Het CBR kan naar aanleiding van onderdelen daarvan betrokkene verplichten op eigen kosten een nader onderzoek te ondergaan. De betrokkene zal moeten aantonen al tenminste gedurende een jaar te zijn gestopt met het misbruik van psycho-actieve middelen, zoals bijvoorbeeld alcohol, alvorens hij weer door middel van een herkeuring op basis van een specialistisch rapport geschikt kan worden geacht.

Als een persoon na verloop van drie jaar na de ongeldigverklaring wegens het niet-meewerken aan een lichte ema een verklaring van geschiktheid aanvraagt, geldt de extra-eis van het alsnog volgen van delichte ema niet. Betrokkene zal dan wel nog steeds zijn geschiktheid moeten aantonen op de hierboven beschreven wijze. Deze procedure geldt ook voor de persoon die na een ongeldigverklaring wegens het ontbreken van de vereiste geschiktheid wegens alcoholgebruik opnieuw een rijbewijs wil aanvragen.

Het bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de emg. Als betrokkene binnen een periode van drie jaar na de ongeldigverklaring wegens het niet-meewerken aan een emg een rijbewijs aanvraagt, moet hij eerst alsnog de emg volgen en zijn rijvaardigheid aantonen, alvorens op basis daarvan het CBR een verklaring van rijvaardigheid registreert in het rijbewijzenregister. Ik acht het wenselijk op dit punt zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de systematiek betreffende de educatieve maatregelen op het gebied van de geschiktheid. Ook hier geldt dat de maatregel niet voor niets is opgelegd en dat het betrokkene niet te gemakkelijk moet worden gemaakt om zich aan deze verplichting te onttrekken.Vraagt betrokkene na die drie jaar na ongeldigverklaring van het rijbewijs wegens het niet-meewerken aan een emg een nieuw rijbewijs aan, dan geldt die extra-eis niet.

5. Handhaving

Emg

De voorgestelde nieuwe maatregel zal niet leiden tot een intensivering van de handhavingsinspanningen bij de politie. Er zal evenmin sprake zijn van een omvangrijke wijziging in de feiten en omstandigheden die aanleiding zullen geven voor de politie tot het doen van een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet. Het gaat veeleer om een herschikking in de bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid van die feiten en omstandigheden die thans reeds staan opgenomen onder de algemene noemer «Rijvaardigheid» en de invoering van een nieuwe educatieve maatregel voor een aantal van deze gevallen. Bij ministeriële regeling zal worden uitgewerkt in welke gevallen de betrokken rijbewijshouder in aanmerking zal komen voor de emg en in welke gevallen hij, direct in aanmerking komt voor een onderzoek naar de rijvaardigheid. Dit zal gebeuren door aanpassing van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. Het enige verschil is dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de «rijgedragkandidaten» zich specifiek op het rijgedrag zal richten. In de artikelsgewijze toelichting zal hierop nader worden ingegaan.

Voor de politie zal er derhalve op dit punt geen sprake zijn van een toename van de werkzaamheden. Hieraan kan worden toegevoegd dat politie, CBR en RDW in zijn algemeenheid bezien op welke wijze het doen van de mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden vergemakkelijkt en gestroomlijnd. Hierbij kan worden gedacht aan het langs geautomatiseerde weg verzenden van de mededeling of bij de mededelingen op het gebied van de rijvaardigheid meer gebruik te maken van een kopie van video-opnames van gevaarzettend en agressief rijgedrag.

Lichte ema

Er zal mogelijk wel sprake zijn van een lichte toename van het aantal mededelingen door de politie als gevolg van de verlaging van de instroomgrens voor de beginnende bestuurder van 0,8 naar 0,5 ‰ en de invoering van de lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer voor die categorie bestuurders. Het gaat hier naar verwachting om rond de 1000gevallen. Een eventuele extra werklast die hieruit zal voortvloeien (gemiddeld per politieregio 0,7 gevallen per week), zal naar verwachting zodanig verspreid over alle politiekorpsen plaatsvinden dat deze binnen de bestaande formaties zal kunnen worden opgevangen. In een aantal van deze gevallen zal ongeldigverklaring van het rijbewijs wegens het niet-verlenen van medewerking volgen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat het aantal eventueel hieruit voortvloeiende extra zaken voor de rechterlijke macht wegens het rijden zonder rijbewijs binnen de bestaande capaciteit kan worden opgevangen.

In zijn algemeenheid merk ik op dat beide nieuwe maatregelen zullen worden gemonitord. Mocht er dan toch sprake blijken te zijn van een onevenredig grote toename, dan zal ik hierover nader overleggen met mijn ambtsgenoot van Justitie.

6. Administratieve lasten

Er is geen sprake van administratieve lasten. De betrokken rijbewijshouders hebben de opgelegde maatregel aan zichzelf te wijten.

7. Consequenties voor het CBR

De uitvoering van deze educatieve maatregelen zal binnen het CBR worden ingebed in de structuur van de vorderingsprocedure. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de bestaande structuur rond de reeds bestaande educatieve maatregel alcohol en verkeer. De systemen zullen op deze maatregelen worden aangepast en er zullen afspraken worden gemaakt om te voorzien in voldoende docenten, die voldoen aan de op basis van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 2000 gestelde eisen. De kosten hiervan zullen worden verdisconteerd in de kosten van de verschillende maatregelen hiermee wordt gedoeld op de kosten van de educatieve maatregelen.

8. Voorlichting

Een goede voorlichting is van groot belang voor het effect van de nieuwe maatregelen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat zal daarom in nauwe samenwerking met het CBR bezien op welke manier het publiek het best over de nieuwe maatregelen kan worden geïnformeerd. In ieder geval zal worden aangesloten bij de «Rij met je Hart» campagne. Daarnaast zal worden bezien of en zo ja op welke wijze het CBR specifieke voorlichting zal kunnen geven, bijvoorbeeld aan examenkandidaten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdelen A, B, C, D, G, H, I, J O en P, en artikel III

Bij richtlijn 2008/65/EG van de Commissie van 27 juni 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs, is een aantal wijzigingen doorgevoerd in de thans nog geldende tweede rijbewijsrichtlijn. De onderhavige onderdelen houden verband met de aanpassing van een tweetal beperkende codes op het rijbewijs. Het gaat om de communautair vastgestelde codes 10.02 en 78 die betrekking hebben op houders van een rijbewijs van die categorie alleen een motorrijtuig mogen besturen met een automatische schakeling. De definitie van automatische schakeling is gewijzigd in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang op dit gebied. Implementatie vindt alleen plaats voor de categorie A, omdat Nederland de op dit moment nog niet verplichte categorie A1 nog niet kent. In artikel III is een overgangsrechtelijke bepaling opgenomen. De aanpassing zal echter nog niet in code 10.02 (opgenomen in de bijlage bij de Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid) worden geïmplementeerd, omdat inmiddels is gebleken dat de nieuwe definitie niet goed uitvoerbaar is. Dit zal in het najaar worden besproken met de Europese Commissie en de andere EU-landen.

Onderdeel E

Dit onderdeel voorziet in een aanpassing van artikel 42, eerste en tweede lid, teneinde duidelijk te maken aan welke eisen een persoon dient te voldoen die een nieuw rijbewijs wil aanvragen nadat het eerdere rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van medewerking aan de diverse educatieve maatregelen, respectievelijk de onderzoeken naar de rijvaardigheid of geschiktheid. De aanpassing is van dien aard dat het eerste lid van toepassing zal zijn op het terugkrijgen van een rijbewijs na ongeldigverklaring omdat betrokkene niet langer geschikt werd beoordeeld, of wegens het niet-meewerken aan een educatieve maatregel op het terrein van de geschiktheid. Het tweede lid is dan van toepassing op de ongeldigverklaring wegens het ontbreken van de vereiste rijvaardigheid of wegens het niet-meewerken aan een educatieve maatregel op het terrein van de rijvaardigheid.

Bij de totstandkoming van het Besluit vakbekwaamheid bestuurders zijn bij de aanpassing van dit artikel abusievelijk onjuiste verwijzingen gebruikt. Om dit te herstellen is het hele artikel opnieuw vastgesteld.

Onderdeel F

Op grond van artikel 132, eerste lid, van de wet dient degene aan wie de verplichting is opgelegd tot deelname aan een educatieve maatregel (van welke aard dan ook) hieraan zijn medewerking te verlenen. Doet hij dat niet, dan besluit op grond van het tweede lid van dat artikel het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. Op het gebied van de educatieve maatregelen op het terrein van de geschiktheid (derhalve de reeds bestaande educatieve maatregel alcohol en verkeer en de nieuw in te voeren lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer) geldt al artikel 97, tweede lid: ten aanzien van degene van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het gebrek aan medewerking, wordt geen verklaring van geschiktheid geregistreerd gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring, zolang hij niet alsnog aan die verplichting heeft voldaan.

Ik acht het wenselijk om op dit punt voor de emg zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bepalingen omtrent de educatieve maatregelen op het gebied van de geschiktheid. Het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 50 bevat daarom een voorziening vergelijkbaar met die uit artikel 97, tweede lid.

Het artikel is zodanig geformuleerd dat, te gelegener tijd, ook als van een bestuurder van een bromfiets het bromfietsrijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van medewerking aan de opgelegde educatieve maatregel, ten aanzien van deze persoon binnen drie jaar na de ongeldigverklaring pas een verklaring van rijvaardigheid voor welke rijbewijscategorie dan ook, wordt geregistreerd nadat hij alsnog met goed gevolg heeft deelgenomen aan zo'n educatieve maatregel gedrag. Als bijvoorbeeld van een bromfietsbestuurder op zijn zeventiende het rijbewijs ongeldig wordt verklaard, kan gedurende de eerstvolgende drie jaar ten aanzien van hem pas een verklaring van rijvaardigheid worden geregistreerd nadat hij met goed gevolg heeft deelgenomen aan een educatieve maatregel gedrag, ook al betreft het een aanvraag voor bijvoorbeeld rijbewijscategorie B.

Onderdeel K

Op grond van artikel 11, derde lid, van de derde rijbewijsrichtlijn moet de lidstaat, indien deze tot inwisseling overgaat, het oude rijbewijs terugzenden naar de autoriteiten van de staat van afgifte, onder vermelding van de redenen van die procedure. Het eerste is reeds geregeld in artikel 109. De onderhavige wijziging voorziet nu in het tweede deel.

Onderdeel L

Abusievelijk is in artikel 128, eerste lid, onderdeel b, een onjuiste verwijzing opgenomen. Dit onderdeel strekt tot herstel.

Onderdelen M en N

Als een rijbewijshouder bij het CBR wordt gemeld op grond van het vermoeden van het ontbreken van voldoende rijvaardigheid en dan specifiek op het onderdeel rijgedrag, zal hem de verplichting worden opgelegd zich te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid. Het in onderdeel M voorgestelde nieuwe artikel 134a beoogt een onderscheid te maken in onderzoeken naar de rijvaardigheid in het algemeen en onderzoeken naar de rijvaardigheid die specifiek betrekking hebben op onjuist rijgedrag. In zijn algemeenheid kan immers worden gesteld dat de bestuurders die blijk hebben gegeven van onjuist rijgedrag wel rijvaardig zullen zijn in die zin dat ze hun motorrijtuig beheersen of kennis hebben van de hoofdbeginselen van de eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen. Het zal daarom niet nodig zijn ze te onderwerpen aan exameneisen die specifiek hierop betrekking hebben. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald aan welke precieze eisen zal worden getoetst. Het zal hierbij gaan om dezelfde eisen op het terrein van het rijgedrag waaraan bestuurders in zijn algemeenheid op grond van de regelgeving moeten voldoen. Dit laatste wordt geregeld in onderdeel N, het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 136. Voor de formulering van dit nieuwe tweede lid is aangesloten bij de tekst van het thans bestaande artikel (het voorgestelde nieuwe eerste lid). Het onderzoek naar de rijvaardigheid met betrekking tot het rijgedrag is in feite een onderdeel is van het thans in artikel 136 geregelde onderzoek naar de rijvaardigheid. Het huidige artikel 136 bepaalt thans ook al dat het onderzoek naar de rijvaardigheid plaats vindt aan de hand van de bij ministeriële regeling ter uitvoering van de artikelen 61 tot en met 64 en 70 vastgestelde eisen. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat bij het beoordelen van een rijvaardigheidsproef, net als bij het beoordelen van het rijgedrag, ook toetsing van de theorie aan de orde zal komen. Toetsing van de theoretische kennis van de kandidaat is immers onlosmakelijk verbonden met de beoordeling van de rijvaardigheid en rijgedrag. Gelet hierop zijn ook de artikelen 61 tot en met 64 van het Reglement rijbewijzen als delegatiegrondslag nodig en is aan het advies van de Raad op dit punt geen gevolg gegeven. Wel is naar aanleiding van de opmerking van de Raad een technische aanpassing gerealiseerd in het voorgestelde tweede lid: een verwijzing naar de artikelen 65 en 66 van het Reglement rijbewijzen is niet nodig.

Artikel II

Onderdelen A en B

Voor de opleiding van docenten die bevoegd zullen zijn tot het geven van de voorgestelde nieuwe educatieve maatregelen zal aansluiting worden gezocht bij de opzet van de opleiding voor de emadocent.

Het artikel 12 van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen is gebaseerd op artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 en geeft de eisen van bekwaamheid voor het geven van bijscholing. Onder bijscholing moet, volgens de definitiebepaling uit die wet, worden verstaan onderricht gericht op de bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid van rijbewijshouders in het kader van een opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan educatieve maatregelen. In het oude onderdeel A waren de eisen opgenomen voor het geven van bijscholing gericht op de geschiktheid en in het oude onderdeel B voor het geven van bijscholing gericht op de rijvaardigheid. Omdat tot nu toe alleen een educatieve maatregel bestond die gericht is op de geschiktheid, namelijk de educatieve maatregel alcohol en verkeer. Dat betekent dat voor dit doel alleen gebruik is gemaakt van artikel 12, onderdeel A.

Het onderhavige voorstel beoogt de invoering van, onder andere, een educatieve maatregel gericht op de rijvaardigheid, namelijk de educatieve maatregel gedrag en verkeer. De beoogde invulling van deze maatregel zal, net zoals bij de educatieve maatregel alcohol en verkeer het geval is, bestaan uit een aantal bijeenkomsten met aantal kandidaten, waarin zal worden geprobeerd een gedragsverandering te bewerkstelligen. Het doel van de educatieve maatregel gedrag is de deelnemers te motiveren tot veilig en sociaal verkeersgedrag en de deelnemer te faciliteren in het doorvoeren van de nodige veranderingen in zijn gedrag. Rijvaardigheidsproeven maken geen deel uit van de educatieve maatregel gedrag en verkeer. Gelet op het bovenstaande is de eis die was opgenomen in artikel 12, onderdeel B, ten derde, van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen niet overgenomen. Om dezelfde reden is in het voorstel ook voor de bijscholing gericht op de rijvaardigheid de eis opgenomen van kennis van de hoofdlijnen van de verkeerswetgeving en van het oplossen van verkeersopgaven en de eis van kennis van en vaardigheid in het organiseren, geven en evalueren van bijscholing.

Verder is een uitbreiding voorzien van de opsomming opgenomen in artikel 10. Dit artikel bepaalt dat de kandidaat in een van de hier opgenomen vakken psychologie, pedagogiek, andragogiek, voorlichtingskunde of onderwijskunde, moet zijn geëxamineerd. Het gaat hier om vakken die in het kader staan van de verandering van het menselijke gedrag. Het komt thans reeds voor dat mogelijk geschikte kandidaten voor het doceren van de ema weliswaar in een vergelijkbaar vak zijn geëxamineerd, maar dat dit vak niet is opgenomen in de opsomming van artikel 10. Voorbeelden van dit soort vakken zijn ontwikkelingssociologie, gezondheidskunde, veranderkunde of gedragswetenschappen. Een belangrijk argument hierbij is dat opleidingen sterk in ontwikkeling zijn, zowel wat benaming betreft als wat inhoud betreft. Een limitatieve opsomming is dan snel achterhaald, terwijl de inhoudelijke kennis van de kandidaat wel degelijk relevant is. Bij de voorgenomen uitbreiding van het aantal educatieve maatregelen met de lichte ema en de emg zal dit probleem zich ook kunnen voordoen. Het is echter wenselijk dat ook die kandidaten in aanmerking moeten kunnen komen voor het certificaat voor een of meerdere educatieve maatregelen. Daarom wordt voorgesteld ook kandidaten die zijn geëxamineerd in een ander, gelijksoortig vak, ook in aanmerking te laten komen voor het geven van bijscholing, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de wet.

Artikel IV

De onderdelen die betrekking hebben op de implementatie van richtlijn 2008/65/EG zullen met ingang van 30 september, de datum waarop de richtlijn moet zijn geïmplementeerd, in werking treden. De bepalingen betreffende de nieuwe educatieve maatregelen treden met ingang van 1 oktober 2008 in werking.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 oktober 2008, nr. 199.

Naar boven