Besluit van 15 juli 2008 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2007, nr. AV/PB/2007/33117;

Gelet op de artikelen 2, zevende lid, en 71, zevende lid, van de Pensioenwet en artikel 2, tweede lid, en 82, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Raad van State gehoord (advies van 25 oktober 2007, No. W12.07.0374/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2008, nr. AV/PB/2008/20112;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd door telkens in alfabetische volgorde de volgende definities in te voegen:

loonaanvullingsuitkering:

een uitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

vervolguitkering:

een uitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a. Nadere regels arbeidsongeschiktheidspensioen

Voor zover een door een fonds uitgevoerde aanvulling op een vervolguitkering of een loonaanvullingsuitkering geen arbeidsongeschiktheidspensioen is als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt deze aanvulling als arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van een van die artikelen aangemerkt.

C

Het opschrift van Hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6. Waardeoverdracht

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 71, zevende lid en 76, negende lid, van de Pensioenwet en artikel 82, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling

ARTIKEL II

Met ingang van 1 januari 2009 luidt artikel 1a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling als volgt:

Artikel 1a. Nadere regels arbeidsongeschiktheidspensioen

  • 1. Voor zover een aanvulling op een vervolguitkering of een loonaanvullingsuitkering geen arbeidsongeschiktheidspensioen is als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt deze aanvulling als arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van een van die artikelen aangemerkt indien:

    • a. de aanvulling op de vervolguitkering niet varieert met inkomsten uit arbeid, tenzij de aanvulling hoger wordt vastgesteld indien de inkomsten uit arbeid toenemen;

    • b. de aanvulling op de loonaanvullingsuitkering niet varieert met inkomsten uit arbeid, tenzij de aanvulling hoger wordt vastgesteld indien de inkomsten uit arbeid toenemen; of

    • c. het een eenmalige aanvulling is die wordt verstrekt in verband met werkhervatting of werkuitbreiding.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op algemeen verbindend verklaarde bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op aanvullingen op een vervolguitkering of op een loonaanvullingsuitkering, indien het verzoek tot algemeen verbindend verklaring is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de Wet van 15 juli 2008 houdende enige wijzigingen van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 15 juli 2008 houdende enige wijzigingen van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Tavarnelle, 15 juli 2008

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenendertigste juli 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

In deze algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter zake van het arbeidsongeschiktheidspensioen, teneinde een oplossing te bieden voor het in de praktijk ontstane probleem dat onhelder is hoe pensioenfondsen de aanvulling kunnen vormgeven op uitkeringen in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (het arbeidsongeschiktheidspensioen). Daarnaast wordt in deze algemene maatregel van bestuur een fout in een opschrift hersteld.

In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Pensioenwet (Kamerstukken II 2005/06, 30413, nr. 17, blz. 23–25) en de nota naar aanleiding van het nader verslag bij de Pensioenwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 24, blz. 18–20) is door de regering uitgebreid stilgestaan bij de vraag of pensioenfondsen ook onder de Pensioenwet nog een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen zouden mogen uitvoeren. Dit vraagstuk is opgekomen naar aanleiding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), die per 29 december 2005 de WAO vervangt. De WIA-uitkeringssystematiek voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (hoofdstuk 7 van de Wet WIA), bevat financiële prikkels om te gaan werken. Deze prikkels kunnen ertoe leiden, dat indien de gedeeltelijk arbeidsgeschikte meer gaat werken, zijn WIA-uitkering verhoogd wordt. Dit is namelijk het geval indien de gedeeltelijk arbeidsgeschikte zijn resterende verdiencapaciteit voor tenminste de helft gaat waarmaken, terwijl het loon dat hij verdiende voordat hij arbeidsongeschikt werd hoger was dan het wettelijk minimumloon. In die situatie wordt, bij een gelijkblijvende mate van arbeidsongeschiktheid, de WIA-uitkering dus hoger, uitsluitend als gevolg van het meer gaan werken en, omgekeerd, lager indien de gedeeltelijk arbeidsgeschikte dit werk verliest. Voor de vormgeving van aanvullend pensioen kan dit een probleem zijn gegeven het feit dat pensioenfondsen wél het arbeidsongeschiktheidsrisico mogen verzekeren, maar niet het werkloosheidsrisico. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft een aantal pensioenfondsen erop gewezen dat hun aan de WIA aangepaste arbeidsongeschiktheidspensioenregeling, gegeven het vorenstaande, buiten het begrip arbeidsongeschiktheidspensioen valt zoals dat in de Pensioenwet is gedefinieerd. Het gaat daarbij ook om regelingen zoals beschreven in de nota naar aanleiding van het nader verslag bij de Pensioenwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 24, blz. 20), waarin via anticumulatie tot een reële uitkeringshoogte werd gekomen. Daarmee is een situatie ontstaan waarin onhelder is hoe sociale partners het arbeidsongeschiktheidspensioen zodanig kunnen vormgeven, dat het door een pensioenfonds kan worden uitgevoerd.

Met deze algemene maatregel van bestuur wordt de gewenste helderheid gecreëerd. Voor de goede orde zij opgemerkt, dat aanvullingen op WIA-uitkeringen terzake van volledige arbeidsongeschiktheid, en aanvullingen op WIA-uitkeringen aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten, die hun resterende verdiencapaciteit volledig benutten al onder het begrip arbeidsongeschiktheidspensioen, zoals omschreven in de Pensioenwet, vallen. Aanvullingen op de WGA-vervolguitkering en op de WGA-loonaanvulling, die niet variëren met de mate waarin de restverdiencapaciteit wordt gerealiseerd, worden als arbeidsongeschiktheidspensioen aangemerkt. Ook aanvullingen die hoger worden naarmate de gedeeltelijk arbeidsongeschikte meer gaat werken – en dus een op de WIA-systematiek geënte financiële prikkel vormen om (meer) te gaan werken – worden in deze algemene maatregel van bestuur als arbeidsongeschiktheidspensioen aangemerkt. Een en ander betekent dat het op grond van deze algemene maatregel van bestuur is toegestaan dat een pensioenfonds een hogere aanvulling geeft op de vervolguitkering dan op de loonaanvullingsuitkering, mits die aanvulling op voornoemde uitkeringen niet afneemt naarmate de gedeeltelijk arbeidsongeschikte meer gaat werken. Daarmee wordt bereikt dat zowel voor de vervolguitkeringsgerechtigde als voor de loonaanvullingsuitkeringsgerechtigde werken volledig lonend blijft. Voorts biedt deze bepaling pensioenfondsen de ruimte om in het arbeidsongeschiktheidspensioen financiële prikkels in te bouwen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus bij werkhervatting of werkuitbreiding.

De regering is voornemens deze bepaling per 1 januari 2009 in werking te laten treden, teneinde sociale partners in staat te stellen hun arbeidsongeschiktheidspensioenregelingen – voor zover nodig – op deze nadere regeling aan te passen. Om te voorkomen dat tot die tijd de huidige onheldere situatie blijft bestaan, wordt in deze algemene maatregel van bestuur de overgangsmaatregel getroffen dat aanvullingen op WIA-uitkeringen, die buiten het begrip arbeidsongeschiktheidspensioen vallen, als arbeidsongeschiktheidspensioen worden aangemerkt.

Voor afspraken over aanvullingen die zijn opgenomen in algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst geldt dat de nadere regels over het arbeidsongeschiktheidspensioen die vanaf 1 januari 2009 in artikel 1a, eerste lid, van het Besluit zijn gegeven, eerst kunnen worden toegepast nadat de algemeen verbindend verklaring van de Cao-bepalingen waarin een aanvulling op een vervolguitkering of op een loonaanvullingsuitkering is geregeld is geëxpireerd.

Artikel I, onderdeel C

De regels over waardeoverdracht in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn van toepassing bij individuele waardeoverdracht. Ten onrechte werden in het opschrift van hoofdstuk 6 de artikelen 83, zevende lid, van de Pensioenwet en 91, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, die betrekking hebben op collectieve waardeoverdracht, genoemd. Omdat dit tot verwarring kan leiden is het opschrift aangepast.

Artikel III

In de Wet van 15 juli 2008 houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten is de grondslag opgenomen voor de nadere regels. Om die reden treedt dit Besluit in werking op het tijdstip dat bovengenoemde wet in werking treedt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 augustus 2008, nr. 154.

Naar boven