Besluit van 17 augustus 2007, houdende wijziging van enkele besluiten omtrent onder meer de registratie van vissersvaartuigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 4 juni 2007, nr. TRCJZ/2007/1774, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358);

Gelet op Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L 5);

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 en de artikelen 2, 3, 3a, 4 en 9 van de Visserijwet 1963;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2007, nr. W11.07.0148/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 13 augustus 2007, TRCJZ/2007/2405, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Registratie vissersvaartuigen 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In afwijking in zoverre van artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringwet Visserijverdrag 1967 wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. vissersvaartuig:

1°. vaartuig als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358), dat geldt als Nederlands op grond van artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967, of

2°. vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van vis in het IJsselmeer;

c. eigenaar: natuurlijke of rechtspersoon die de eigendom heeft;

d. visserijregister: het register, bedoeld in artikel 4.

B

Artikel 2 vervalt.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Onze Minister houdt een register bij waarin de vissersvaartuigen worden ingeschreven onder vermelding van hun thuishaven, de overige gegevens, bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L 5) en andere gegevens waarvan Onze Minister vermelding noodzakelijk acht op grond van communautaire verplichtingen.

D

In artikel 5 wordt «in het visserijregister is ingeschreven» vervangen door: in het visserijregister is ingeschreven, danwel indien het vaartuig niet is ingeschreven in het visserijregister, bedoeld in artikel 4.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister kan regels stellen omtrent het in het eerste lid bedoelde formulier en de bescheiden die overgelegd worden bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag.

2. Onder vernummering van het vierde tot het derde lid en het zesde tot het vierde lid, vervallen het derde lid (oud) en het vijfde lid (oud).

3. In onderdeel c van het derde lid (nieuw) wordt «de houder van het register» vervangen door: Onze Minister.

F

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. Onze Minister doet de eigenaar van een vaartuig een bewijs van inschrijving in het visserijregister toekomen.

  • 2. Een visvergunning, verleend op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling Visvergunning geldt als bewijs van inschrijving in het visserijregister als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De visvergunning, bedoeld in het tweede lid, geldt tevens als het document, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. niet meer gebruikt wordt als vissersvaartuig;.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. niet meer geldt als Nederlands in de zin van artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967, of.

3. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. is vergaan of gesloopt,.

4. In het tweede lid wordt «elke andere verandering» vervangen door: elke andere verandering ten aanzien van de gegevens, bedoeld in artikel 4.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Van de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, is in elk geval sprake indien het vaartuig een jaar of langer niet is gebruikt als vissersvaartuig.

H

In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 6, vijfde lid» vervangen door: artikel 6a, eerste en tweede lid.

I

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Onze Minister kan de inschrijving in het visserijregister, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of de aanpassing van de betrokken gegevens in het visserijregister, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, weigeren, indien hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van communautaire verplichtingen.

J

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een bewijs, verkregen op grond van het Besluit nationaliteitsbewijs vissersvaartuigen, wordt beschouwd als het bewijs, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, van dit besluit.

K

Artikel 10a komt te luiden:

Artikel 10a

Dit besluit berust mede op artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967.

ARTIKEL II

Het Reglement zee- en kustvisserij 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de omschrijving van het begrip «vissersvaartuig» wordt het onderdeel «vaartuig dat gebruikt wordt voor de bedrijfsmatige uitoefening van de visserij» vervangen door: vaartuig als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358).

2. De omschrijving van het begrip «motorvermogen» komt te luiden:

maximaal continue-vermogen zonder aftrek van door de motor aangedreven hulpmachines, uitgedrukt in kW, dat de hoofdmotor of hoofdmotoren zonder overbelasting kan respectievelijk, kunnen leveren, en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig, zoals is vastgesteld door de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingevolge het Vissersvaartuigenbesluit of het Vissersvaartuigenbesluit 2002, of in voorkomend geval blijkt uit een verklaring inzake het maximaal continue-vermogen, opgesteld door de fabrikant of de leverancier;.

3. De omschrijving van het begrip «maaswijdte» komt te luiden:

lengte van de zonder bijzondere krachtsinspanning tussen haar eindknopen gestrekte maas, nat gemeten, met dien verstande, dat bij meerwandige netten deze meting wordt toegepast op de boezemmaas, gemeten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 129/2003 van de Commissie van 24 januari 2003 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de bepaling van de maaswijdte en de twijndikte van visnetten (PbEG L 22);.

B

In artikel 5 wordt «de Directeur van de Visserijen» vervangen door: Onze Minister.

C

1. In de eerste volzin van artikel 6 wordt «Produktschap Vis en Visprodukten» vervangen door: Productschap Vis.

2. In de tweede volzin van artikel 6 wordt «Produktschap» vervangen door: Productschap.

D

Artikel 6a, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend.

ARTIKEL III

Het Besluit nationaliteitsbewijs vissersvaartuigen wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

Het Reglement voor de binnenvisserij 1985 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10b

In het belang van de visserij is Onze Minister bevoegd regelen te stellen ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 augustus 2007

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de dertiende september 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Algemeen

Ter uitvoering van het Project vereenvoudiging LNV-vergunningen1 wordt het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 op onderdelen gewijzigd en het Besluit nationaliteitsbewijs vissersvaartuigen ingetrokken. In het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 worden tevens voorschriften geschrapt die niet communautair zijn voorgeschreven. Voor het overige wordt een aantal onderdelen van technische aard van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 en het Reglement Zee- en Kustvisserij 1977 aangepast naar aanleiding van EU-regelgeving. Deze wijzigingen leiden tot een vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op onderdelen tot een vermindering van administratieve lasten voor de betrokken doelgroep en van de uitvoeringslasten voor de overheid. Dit wijzigingsbesluit sluit aan bij de doelstellingen van het coalitieakkoord (d.d. 7 februari 2007) inzake de vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en de verlaging van administratieve lasten voor de samenleving.

§ 2. Vereenvoudiging en vermindering van regelgeving

Artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 schrijft voor dat een bewijs van nationaliteit van het vaartuig aan boord aanwezig is van elk vissersvaartuig waarmee de zee- en kustvisserij uitgeoefend wordt. Voorheen werd dit bewijs afzonderlijk aangevraagd en afgegeven, op grond van het Besluit nationaliteitsbewijs vissersvaartuigen. In het Project vereenvoudiging LNV-vergunningen is besloten dat het nationaliteitsbewijs zozeer samenhangt met de inschrijving van het vissersvaartuig in het visserijregister, dat beide worden samengevoegd. Dit is neergelegd in het nieuwe artikel 6a, derde lid, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 (artikel I, onderdeel F, van dit besluit). Het Besluit nationaliteitsbewijs vissersvaartuigen kan hiermee worden ingetrokken (artikel III). De Europese visvergunning voor vissers die vissen in zee- en kustwateren (zie Regeling Visvergunning) fungeert voortaan als bewijs van vergunning, van inschrijving in het visserijregister en van nationaliteit. Ook dit is neergelegd in het nieuwe artikel 6a van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998.

Het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 geeft uitvoering aan artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358). Dit artikel schrijft voor dat elke lidstaat een register voor vissersvaartuigen heeft. Deze nationale registers vormen de basis voor het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot, dat bijgehouden wordt door de Europese Commissie. De Commissie heeft hierover nadere regels gesteld in Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L 5).

Sommige veranderingen in de omstandigheden van het vissersvaartuig leiden tot doorhaling van de inschrijving van het vaartuig in het visserijregister (zie artikel 7 en 8 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998). Op grond van verordening 26/2004 betreft het voortaan de volgende omstandigheden: sloop, schipbreuk, alsmede elke andere activiteit die er toe leidt dat het vaartuig niet meer gebruikt wordt voor commerciële visserij, en uitvoer uit of overdracht binnen de Europese Gemeenschap (artikel I, onderdeel G). Dit leidt tot de volgende twee vereenvoudigingen in vergelijking met de oude situatie.

Voorheen moest een eigenaar van een vissersvaartuig op grond van het oude artikel 9 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 jaarlijks bewijzen dat zijn vaartuig gebruikt werd. Zo niet, dan werd de inschrijving doorgehaald. Deze jaarlijkse bewijslast is niet voorgeschreven in de communautaire regelgeving. Ook de praktijk heeft uitgewezen dat deze administratieve procedure niet noodzakelijk is voor een goed beheer van het visserijregister. Tegen deze achtergrond wordt de jaarlijks terugkerende verplichting vervangen door een eenmalige meldingsplicht in de situatie dat de betrokkene het vaartuig niet meer daadwerkelijk voor visserijdoeleinden gebruikt (artikel I, onderdeel G, eerste en vijfde lid).

De tweede situatie heeft betrekking op de eigendomsoverdracht van een vissersvaartuig, waarbij de nationaliteit van het vaartuig niet verandert. Voorheen diende de vorige eigenaar het vissersvaartuig uit te schrijven en de nieuwe eigenaar het opnieuw in te schrijven. Deze dubbele verplichting wordt thans omgezet in de enkele verplichting voor de nieuwe eigenaar om een wijzigingsverzoek in te dienen (artikel I, onderdeel G, derde lid).

De eigenaar van een vissersvaartuig is voortaan bovendien vrij om te kiezen welke thuishaven hij bij inschrijving van zijn vissersvaartuig opgeeft, mits het een haven betreft die is aangewezen op grond van artikel 3 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998. Hiertoe vervalt artikel 2 van dat besluit (artikel I, onderdeel B). Voorheen was de thuishaven van het vissersvaartuig gekoppeld aan de vestigingsplaats van de onderneming van de eigenaar, hetgeen de keuzevrijheid van de eigenaar onnodig beperkte.

Voor het overige is artikel 5 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 aangepast (artikel I, onderdeel D). Deze wijziging verbetert de handhaving, omdat het gebruik van een vaartuig als vissersvaartuig hiermee verboden wordt, indien het vaartuig niet is ingeschreven in het visserijregister.

§ 3. Aanpassing aan communautaire regelgeving

De definitie van het begrip «vissersvaartuig» is in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 en het Reglement Zee- en Kustvisserij 1977 aangepast aan de definitie in verordening 2371/2002 (artikel I, onderdeel A, tweede lid, en artikel II, onderdeel A, eerste lid, van dit besluit). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal verwijzingen en andere technische onderdelen in beide besluiten bij te werken (artikel I, onderdeel A, eerste lid, en artikel II, onderdelen A, tweede en derde lid, B, C en D). De nieuwe omschrijving van vissersvaartuigen voor de pelagische visserij betekent geen materiële wijziging. De omschrijving in het oude artikel 6a, tweede lid, onderdeel c, sloot zeer nauw aan bij de omschrijving van deze vissersvaartuigen in bijlage I bij Beschikking 98/121/EG van de Commissie (PbEG L39). Deze beschikking is inmiddels uitgewerkt en op grond daarvan is thans gekozen voor een meer algemene omschrijving.

Het nieuwe artikel 9 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 (zie artikel I, onderdeel I, van onderhavig besluit) maakt het mogelijk om de inschrijving van een vaartuig in het register en de wijziging van een inschrijving te weigeren, indien dat noodzakelijk is ter nakoming van communautaire verplichtingen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld een inschrijving worden geweigerd van een vissersvaartuig dat een verboden overschrijding van de tonnage of het motorvermogen heeft (zie artikel 2a, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Regeling Visvergunning).

Voorts wordt in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 een expliciete bevoegdheidsgrondslag toegevoegd, in het nieuwe artikel 10b, op basis waarvan de Minister regelen voor de binnenwateren kan stellen ter uitvoering van internationale verplichtingen. Met name artikel 3a van de Visserijwet biedt daartoe de basis. Aanleiding daarvoor is onder meer de op 11 juni 2007 door de Raad van de Europese Unie aangenomen Verordening van de Raad tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van de Europese aal. Deze verordening dient op korte termijn in de Nederlandse rechtsorde te worden geïmplementeerd.

§ 4. Vermindering van administratieve lasten en uitvoeringslasten

Voor het visserijbedrijfsleven brengt dit wijzigingsbesluit een vermindering van lasten met zich mee. De administratieve lasten dalen voor het bedrijfsleven jaarlijks met € 4.225,–. De legeskosten die deze doelgroep betaalt, dalen met ongeveer € 20.000,– per jaar. Ook op het gebied van de uitvoering van het registratieregime is sprake van een vermindering van lasten. Deze vermindering van uitvoeringslasten bedraagt 155 uur per jaar voor de overheid. Voornoemde hoeveelheden zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen.

Het samenvoegen van de aanvraag van het nationaliteitsbewijs en de inschrijving in het visserijregister (zie het nieuwe artikel 6a van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998) levert een vermindering van de administratieve lasten op van € 1.125,– per jaar. Het nationaliteitsbewijs werd namelijk jaarlijks 150 keer aangevraagd, met een gemiddelde invultijd van 15 minuten (één uur staat gelijk aan € 30,– administratieve lasten). Deze wijziging vermindert de legeskosten per inschrijving met ongeveer € 125,– en doet de totale jaarlijks betaalde legeskosten voor de doelgroep dalen met ongeveer € 20.000,–. Voor de uitvoering bespaart deze wijziging 75 uur per jaar.

De vereenvoudiging van de verwerking van een eigendomsoverdracht waarbij de nationaliteit van het vaartuig niet verandert (zie het gewijzigde artikel 7, lid 1, onderdeel c van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998), vermindert de administratieve lasten met € 1.750,– per jaar (100 aanvragen per jaar met een gemiddelde invultijd van 35 minuten). De besparing in de uitvoering bedraagt 20 uur per jaar.

De afschaffing van de verplichting om jaarlijks het bedrijfsmatige gebruik te bewijzen (het oude artikel 9 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 vervalt), vermindert de administratieve lasten met € 1.350,– per jaar (90 gevallen, 30 minuten per geval). De vermindering van de lasten voor uitvoering bedraagt 60 uur. De overige wijzigingen brengen geen significante vermindering van lasten met zich mee.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 april 2006. Kamerstukken II 2005/2006, 29 515, nr. 138.

Naar boven