Wet van 2 november 2006 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de toepasselijkheid van de Wet verbetering poortwachter, de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen in verband met onder meer de toepasselijkheid van de Wet verbetering poortwachter, de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 46i wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid komt onderdeel c te luiden:

c. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame reïntegratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid als bedoeld in artikel 46k, eerste lid, bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van Onze Minister, of in passende arbeid als bedoeld in artikel 46k, eerste lid, buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.

b. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. Voor het berekenen van het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden niet in aanmerking genomen:

    a. perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid als gevolg van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschapsverlof; en

    b. perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg.

  • 3. Voor de berekening van het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, anders dan bedoeld in het tweede lid, samengeteld:

    a. indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen; of

    b. indien de ene periode van ongeschiktheid direct voorafgaat aan en de andere periode van ongeschiktheid direct aansluit op het tijdvak gedurende welke zwangerschaps- en bevallingsverlof als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, en de ongeschiktheid in deze perioden redelijkerwijs geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

c. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verlengd:

    a. indien de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, later is gedaan dan op grond van dat artikel is voorgeschreven, met de duur van die vertraging;

    b. indien de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, op grond van het zevende lid van dat artikel is verlengd, met de duur van die verlenging; en

    c. indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering een tijdvak heeft vastgesteld, met de duur van dit tijdvak.

d. In het vierde lid (nieuw) worden de onderdelen b en c geletterd c en d en wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven, met de duur van die vertraging;.

e. In het vierde lid, onderdeel d (nieuw), wordt na «inkomen,» ingevoegd: op grond van artikel 24, eerste lid, of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel.

B

Artikel 46k wordt gewijzigd als volgt:

a. In het tweede lid wordt «het eerste jaar» vervangen door: de eerste 104 weken.

b. In het tweede lid vervalt «als bedoeld in artikel 30 van de Ziektewet» en wordt na «zijn arbeid» ingevoegd: alsmede gedurende het tijdvak waarin de rechterlijk ambtenaar nog ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond van het zevende lid van dat artikel is verlengd.

c. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder passende arbeid wordt verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding daarvan om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de rechterlijk ambtenaar kan worden gevergd.

d. In het derde lid wordt «Gedurende het tweede jaar en de daaropvolgende jaren dat de rechterlijk ambtenaar» vervangen door: Indien de rechterlijk ambtenaar na ommekomst van het in het tweede lid bedoelde tijdvak nog.

C

Artikel 46k wordt gewijzigd als volgt:

a. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan de rechterlijk ambtenaar, die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, kan door de Hoge Raad een andere taak worden opgedragen bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid. Onder passende arbeid wordt verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de rechterlijk ambtenaar kan worden gevergd. De rechterlijk ambtenaar is verplicht de hem opgedragen taak te aanvaarden.

b. Het tweede tot en met vierde lid vervallen.

c. Het vijfde tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

d. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met zevende lid» vervangen door: eerste tot en met vierde lid.

D

Na artikel 46k wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46ka

  • 1. De rechterlijk ambtenaar, die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, kan, in afwijking van artikel 46i, eerste lid, door de Hoge Raad worden ontslagen indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    a. gevolg te geven aan door de functionele autoriteit of een door de functionele autoriteit aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee te werken aan door de functionele autoriteit of een door de functionele autoriteit aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten;

    b. passende arbeid te verrichten waartoe hij in de gelegenheid wordt gesteld; of

    c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 2. Om te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid wint de functionele autoriteit het advies in van het in artikel 46j, eerste lid, bedoelde Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

E

In artikel 46n, eerste lid, wordt «46l of 46m» vervangen door: 46ka, 46l of 46m.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt als volgt terug:

a. wat artikel I, onderdeel B, onder b en c, betreft: tot en met 1 april 2002;

b. wat artikel I, onderdelen A, onder c, en B, onder a en d, betreft: tot en met 1 januari 2004;

c. wat artikel I, onderdeel A, onder b, betreft: tot en met 27 april 2005;

d. wat artikel I, onderdeel A, onder d en e, betreft: tot en met 29 december 2005;

e. wat artikel I, onderdeel C, betreft: tot en met 1 april 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 2 november 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de veertiende november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 596

Naar boven