Wet van 23 december 2004, houdende wijziging van de Werkloosheidswet in verband met maximering van de ziekengeldlasten in het wachtgeldfonds voor de uitzendsector en wijziging van enige andere wetten in verband met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Werkloosheidswet te regelen dat een maximum geldt voor hetgeen ten laste van het wachtgeldfonds voor de uitzendsector wordt gebracht met betrekking tot de ziekengeldlasten en dat het wenselijk is enige socialezekerheidswetten aan te passen in verband met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 90, vierde lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of derde lid.

B

Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «boekjaar» vervangen door: kalenderjaar.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt elk jaar voor het wachtgeldfonds voor de sector waartoe de werkgevers behoren die zich in het kader van de uitoefening van hun bedrijf of beroep bezighouden met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die arbeidskrachten werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin tevens een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, een maximum vast dat in een kalenderjaar ten laste van dat wachtgeldfonds komt, voorzover het betrekking heeft op de uitkeringen, bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdeel c. Dat maximum bedraagt per kalenderjaar 75 procent van het bedrag in dat kalenderjaar van die uitkeringen, de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen en de op grond van enige wet over die uitkeringen verschuldigde premies die niet op die uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht.

C

In artikel 116, derde lid, wordt «artikel 94, eerste lid» vervangen door: artikel 94, eerste en derde lid.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In artikel 34a, eerste lid, tweede zin, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «indien artikel 71b, eerste lid, toepassing vindt» vervangen door: voorzover artikel 71b, eerste lid, toepassing vindt.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de tweede zin wordt «in afwijking van artikel 71a, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: die geen eigenrisicodrager is.

b. De derde zin komt te luiden:

De werknemer verstrekt op diens verzoek het reïntegratieverslag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Dit artikel is, met uitzondering van de tweede zin van het tweede lid, niet van toepassing op de werkgever van de verzekerde, die aanspraak maakt op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, met dien verstande, dat die werkgever het reïntegratieverslag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aangifte van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, bedoeld in het eerste lid, en met betrekking tot het tweede lid.

B

Indien artikel IV, onderdeel G, van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 in werking treedt, wordt artikel 39a, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin vervalt «of derde» en wordt voor «over een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vast te stellen tijdvak» ingevoegd: dat zal worden betaald.

2. De tweede zin wordt vervangen door: Dit tijdvak vangt aan op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken nadat de dienstbetrekking is geëindigd en wordt afgestemd op de periode waarin de werkgever de in de vorige volzin bedoelde verplichtingen of regels niet is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht. Het tijdvak bedraagt ten hoogste 52 weken. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt regels met betrekking tot het vaststellen van het in de tweede zin bedoelde tijdvak. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

C

Artikel 45, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na «belemmerd» ingevoegd: of nalaat voldoende mee te werken om aanpassing aan zijn ziekte of gebrek te verkrijgen.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. indien de verzekerde zich niet houdt aan het voorschrift, bedoeld in artikel 38, tweede lid, derde zin.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 30, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over het bestaan van ongeschiktheid tot werken, indien de werknemer een geschil heeft met zijn werkgever over recht op loon als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of recht op bezoldiging als bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim of een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over de nakoming van de werknemer van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel overeenkomstige bepalingen;.

B

Aan artikel 32 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geeft een oordeel als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, f of g, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van het verzoek. De artikelen 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET VERLENGING LOONDOORBETALINGSVERPLICHTING BIJ ZIEKTE 2003

De Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen IV, onderdeel F, onder 1, en VII vervallen.

B

In artikel V, onderdeel B, komt de eerste volzin te luiden:

De wijzigingen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoeld in artikel II van deze wet, worden voor ambtenaren, militaire ambtenaren respectievelijk rechterlijke ambtenaren op overeenkomstige wijze aangebracht in op artikel 125 van de Ambtenarenwet, artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet gebaseerde voorschriften respectievelijk het bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde.

ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

Indien de artikelen 3.2.5.2, 7.3.1.12 en 7.3.1.13 van het bij koninklijke boodschap van 22 april 2004 ingediende voorstel van wet, houdende Regels betreffende de financiering van de sociale verzekeringen (Wet financiering sociale verzekeringen) (29 529) nadat dat tot wet is verheven, in werking treden, worden die artikelen als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7.3.1.12, vierde lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of derde lid.

B

Artikel 7.3.1.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «boekjaar» vervangen door: kalenderjaar.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt elk jaar voor het wachtgeldfonds voor de sector waartoe de werkgevers behoren die zich in het kader van de uitoefening van hun bedrijf of beroep bezighouden met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die arbeidskrachten werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin tevens een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, een maximum vast dat in een kalenderjaar ten laste van dat wachtgeldfonds komt, voorzover het betrekking heeft op de uitkeringen, bedoeld in artikel 7.3.1.12, eerste lid, onderdeel c. Dat maximum bedraagt per kalenderjaar 75 procent van het bedrag in dat kalenderjaar van die uitkeringen, de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen en de op grond van enige wet over die uitkeringen verschuldigde premies die niet op die uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht.

3. In het tot vijfde lid vernummerde lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste en derde lid.

C

In de derde zin van artikel 3.2.5.2, eerste lid, wordt voor «algemene maatregel van bestuur» ingevoegd: of krachtens.

ARTIKEL VIA. NUMMERING

Voor de plaatsing in het Staatsblad brengt Onze Minister de aanhalingen van de artikelen van de Wet financiering sociale verzekeringen die voorkomen in artikel VI in overeenstemming met de op grond van artikel 8.4 van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde nieuwe nummering van die wet.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

's-Gravenhage, 23 december 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de negenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven