Besluit van 2 november 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van Richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 31 augustus 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-2080, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 (PbEG L 25) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG en de artikelen 21, 22, 24, 26 en 34 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2004, nr. W09.04.0436/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 oktober 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-2639, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel x wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

x1. inrichting voor indirect zicht: een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;.

2. Na onderdeel bd wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

bd1. vooruitkijkspiegel: een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14 van richtlijn 2003/97/EG;.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bv van artikel 1.1a, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel bw ingevoegd, luidende:

bw. richtlijn 2003/97/EG: richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 (PbEG L 25) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG.

C

Na artikel 1a.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a.11

  • 1. Met ingang van 26 januari 2007 is het verboden nieuwe bedrijfsauto’s, met uitzondering van bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die ter zake van een inrichting voor indirect zicht niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 2. Met ingang van 26 januari 2010 is het verboden nieuwe personenauto’s of nieuwe bedrijfsauto’s, met uitzondering van bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die ter zake van een inrichting voor indirect zicht niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 3. Met ingang van 26 januari 2007 is het verboden nieuwe bussen die ter zake van een inrichting voor indirect zicht niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 4. Met ingang van 26 januari 2007 is het verboden inrichtingen voor indirect zicht, bestemd voor montage op bedrijfsauto’s, met uitzondering van bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, die niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 5. Met ingang van 26 januari 2010 is het verboden inrichtingen voor indirect zicht, bestemd voor montage op personenauto’s of op bedrijfsauto’s, met uitzondering van bussen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, die niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 6. Met ingang van 26 januari 2007 is het verboden inrichtingen voor indirect zicht, bestemd voor montage op bussen, die niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

  • 7. Het vijfde en het zesde lid zijn niet van toepassing op inrichtingen voor indirect zicht bestemd voor voertuigen waarvoor krachtens artikel 2.2 een goedkeuring is verleend en welke voldoen aan de krachtens dat artikel gestelde eisen.

D

Artikel 3.2.32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Personenauto’s, in gebruik genomen na 25 januari 2006, voldoen wat inrichtingen voor indirect zicht betreft aan richtlijn 2003/97/EG.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Personenauto’s, in gebruik genomen na 31 december 1994 doch voor 26 januari 2006, voldoen wat spiegels betreft aan richtlijn 71/127/EEG.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede «als bedoeld in het tweede en het derde lid» vervangen door: als bedoeld in het derde en het vierde lid.

E

Artikel 3.3.32 komt te luiden:

Artikel 3.3.32

  • 1. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 25 januari 2006, voldoen wat inrichtingen voor indirect zicht betreft aan richtlijn 2003/97/EG.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn de bepalingen voor vooruitkijkspiegels van toepassing met ingang van 26 januari 2007.

  • 3. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en van een rechterbuitenspiegel.

  • 4. In afwijking van het derde lid mogen voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en van een binnenspiegel indien met de binnenspiegel het vereiste gezichtsveld op de weg wordt verkregen.

  • 5. Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, alsmede rijdende werktuigen, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, zijn voorzien van een trottoirspiegel mits deze zodanig op het voertuig kan worden aangebracht dat in elke stand geen enkel punt van de spiegel of van de steun waarop deze is bevestigd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het wegdek bevindt bij een belasting van het voertuig die overeenkomt met de toegestane maximum massa.

  • 6. Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, waarvan de linker- of rechterbuitenspiegel niet convex is, en voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg zijn voorzien van een breedtespiegel.

  • 7. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, mogen met inachtneming van richtlijn 71/127/EEG zijn voorzien van meer spiegels dan in de voorgaande leden genoemd.

  • 8. De spiegels van bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 31 december 1994 doch voor 26 januari 2006, voldoen voor wat betreft constructie, plaatsing, verstelbaarheid, afmetingen en gezichtsveld op de weg aan richtlijn 71/127/EEG.

  • 9. De spiegels van bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 1 januari 1995, voldoen voor wat betreft oppervlakte, plaatsing, verstelbaarheid en gezichtsveld aan de door Onze Minister vastgestelde eisen.

  • 10. In afwijking van het achtste lid mogen bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 14 oktober 2002 doch voor 26 januari 2006, zijn voorzien van een breedtespiegel die voor wat betreft verstelbaarheid, afmetingen en gezichtsveld voldoet aan de door Onze Minister vastgestelde eisen.

F

Na artikel 3.8.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8.14

  • 1. Inrichtingen voor indirect zicht voor personenauto’s en bedrijfsauto’s voldoen met ingang van 26 januari 2006 aan richtlijn 2003/97/EG.

  • 2. In afwijking van het eerste lid voldoen vooruitkijkspiegels voor personenauto’s en bedrijfsauto’s met ingang van 26 januari 2007 aan richtlijn 2003/97/EG.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op een spiegel, bestemd om als vervangingsonderdeel te worden gemonteerd op voertuigen waarvoor een EG-typegoedkeuring is verleend overeenkomstig richtlijn 71/127/EEG.

G

Artikel 5.2.45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Personenauto’s, in gebruik genomen na 25 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel, een rechterbuitenspiegel en een binnenspiegel.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien met de in het eerste lid bedoelde binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien, behoeft deze niet aanwezig te zijn.

  • 3. Personenauto’s, in gebruik genomen voor 26 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en een binnenspiegel.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «Personenauto’s moeten zijn voorzien» vervangen door: De in het derde lid bedoelde personenauto’s zijn voorzien.

H

Artikel 5.3.45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de zinsnede «met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg» ingevoegd: , in gebruik genomen voor 26 januari 2011,.

2. Onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen na 25 januari 2011, zijn tevens voorzien van een binnenspiegel tenzij het gezichtsveld van deze spiegel niet zodanig is dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte, waarvan het midden in het verticale vlak door de lengteas van het voertuig ligt, kan overzien vanaf een afstand van 60,00 m van de achterzijde van het voertuig tot aan de horizon over een breedte van 20,00 m.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «moeten tevens zijn voorzien» vervangen door: zijn aan de rechterzijde tevens voorzien.

4. Onder vernummering van het zesde (oud) tot en met negende lid tot tiende tot en met dertiende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 7. Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met frontstuur, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, in gebruik genomen na 25 januari 2008, zijn tevens voorzien van:

    a. een vooruitkijkspiegel dan wel een camera-monitorsysteem en

    b. een breedtespiegel aan de bestuurderszijde.

  • 8. De vooruitkijkspiegel is zodanig aangebracht dat geen enkel punt van de spiegel of van de steun waarop deze is gemonteerd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het wegdek bevindt. Indien de hoogte van de cabine zodanig is dat niet aan dit voorschrift kan worden voldaan, mag de bedrijfsauto niet van een vooruitkijkspiegel zijn voorzien en is geen andere inrichting voor indirect zicht vereist.

  • 9. In afwijking van het vierde lid is een trottoirspiegel niet vereist indien het daarvoor voorgeschreven gezichtsveld wordt verkregen door een combinatie van een vooruitkijkspiegel en een breedtespiegel.

5. Het elfde lid komt als volgt te luiden:

  • 11. De spiegels en camera-monitorsystemen zijn deugdelijk bevestigd.

6. In het dertiende lid wordt na de zinsnede «van de verplichte spiegels» ingevoegd: en camera-monitorsystemen.

I

Het derde lid van artikel 5.3.45a komt als volgt te luiden:

  • 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor bedrijfsauto’s:

    a. die in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen zijn geregistreerd,

    b. die voor 26 januari 2008 in gebruik zijn genomen en die voldoen aan het in artikel 5.3.45, leden 4, 6 tot en met 9 vereiste gezichtsveld voor voertuigen in gebruik genomen na 25 januari 2008 of

    c. met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg die in gebruik zijn genomen na 25 januari 2008.

ARTIKEL II

Op verzoek van de fabrikant wordt tot 26 januari 2006 voor personenauto’s en bedrijfsauto’s, alsmede voor inrichtingen voor indirect zicht voor personenauto’s en bedrijfsauto’s, een typegoedkeuring verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (PbEG L 25).

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 november 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achttiende november 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot implementatie van richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 (PbEG L 25) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG, (hierna: richtlijn 2003/97/EG). Richtlijn 2003/97/EG bevat specifieke eisen voor inrichtingen voor indirect zicht om het gezichtsveld van de bestuurders van voertuigen te verhogen en is tot stand gekomen in het kader van richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 42), (hierna: richtlijn 70/156/EEG).

Voor achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen waren al voorschriften gesteld in richtlijn 71/127/EEG van de Raad van 1 maart 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen (PbEG L 68), (hierna: richtlijn 71/127/EEG). Deze voorschriften zijn ontoereikend gebleken ten aanzien van het gezichtsveld aan de zijkant en de voor- en achterzijde van het voertuig. Om de verkeersveiligheid te vergroten is een uitbreiding van het gezichtsveld voorgeschreven. Gezien de stand van de techniek kunnen daarvoor naast spiegels ook andere technologieën worden gebruikt zoals een camera-monitorsysteem. De voorschriften voor deze inrichtingen voor indirect zicht worden gesteld in richtlijn 2003/97/EG die richtlijn 71/127/EEG vervangt. Richtlijn 71/127/EEG wordt met ingang van 26 januari 2010 ingetrokken.

De implementatie van richtlijn 2003/97/EG noodzaakt tot enige wijzigingen in het Voertuigreglement, waarop hieronder wordt ingegaan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A

Omdat voor inrichtingen voor indirect zicht afzonderlijke voorschriften zijn opgenomen, waaronder een verkoopverbod voor exemplaren die niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG, is dit begrip gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel x1. Evenzo zijn voor vooruitkijkspiegels afzonderlijke voorschriften opgenomen. Daarom is ook dit begrip gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel bd1.

Artikel I, onder B

Voor de verwijzing naar richtlijn 2003/97/EG wordt deze in artikel 1.1a, eerste lid, onderdeel bw gedefinieerd.

Artikel I, onder C

De verkoopverboden in artikel 1a.10 voor nieuwe personenauto’s en bedrijfsauto’s met een inrichting voor indirect zicht die niet voldoet aan richtlijn 2003/97/EG en voor inrichtingen voor indirect zicht die niet voldoen aan richtlijn 2003/97/EG zijn opgenomen omdat richtlijn 2003/97/EG dit, in samenhang met richtlijn 70/156/EEG, vereist. Omdat richtlijn 2003/97/EG niet vereist dat het verkoopverbod ook van toepassing is op voertuigen die ingevolge artikel 2.2 op basis van afwijkende eisen kunnen worden toegelaten tot de weg, zijn deze in het zevende lid uitgezonderd van het verbod.

Overtreding van het verkoopverbod vormt ingevolge artikel 1, onderdeel 4, van de Wet op de economische delicten, in samenhang met artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, een economisch delict, zodat opsporing en handhaving van deze overtreding in het kader van de Wet op de economische delicten zullen plaatsvinden.

Artikel I, onder D

In het eerste lid van artikel 3.2.32 is, in samenhang met artikel 3.2.1, de verplichting uit de richtlijn overgenomen dat met ingang van 26 januari 2006 voor een type personenauto alleen een typegoedkeuring kan worden verkregen indien aan richtlijn 2003/97/EG wordt voldaan. Vanaf deze datum gelden de voorschriften van richtlijn 2003/97/EG ook voor de toepassing van artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994 inzake de goedkeuring van een individueel voertuig.

Op grond van het tweede lid kan tot 26 januari 2006 voor een type personenauto een typegoedkeuring worden verkregen indien aan richtlijn 71/127/EEG wordt voldaan. Tot deze datum gelden de voorschriften van richtlijn 71/127/EEG ook voor de goedkeuring van individuele voertuigen ingevolge artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994 voorzover het betreft nieuwe voertuigen. De bepaling blijft ook na 25 januari 2006 nog van belang voor de invoer van buiten de Europese Unie al in gebruik genomen voertuigen die nog niet in de Europese Unie zijn geregistreerd.

Artikel I, onder E en F

Via het eerste en tweede lid van artikel 3.3.32 worden voor bedrijfsauto’s vanaf 26 januari 2006 de voorschriften van richtlijn 2003/97/EG gesteld op het punt van inrichtingen voor indirect zicht.

Voor bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 26 januari 2006, blijven de toelatingseisen onveranderd. De leden 3 tot en met 10 van artikel 3.3.32 stemmen dan ook overeen met de oude leden 1 tot en met 8.

Via artikel 3.8.13 worden ook voor inrichtingen voor indirect zicht, bestemd voor toepassing in personenauto’s en bedrijfsauto’s, als afzonderlijke eenheid, de voorschriften uit de richtlijn gesteld.

Artikel I, onder G, H en I

Via het eerste en tweede lid van artikel 5.2.45 worden de voorschriften van richtlijn 2003/97/EG overgenomen in de permanente eisen waaraan personenauto’s in gebruik genomen na 25 januari 2011 moeten voldoen. Voor personenauto’s in gebruik genomen voor 26 januari 2011 blijven de permanente eisen onveranderd.

Via de leden 3, 7 tot en met 9 van artikel 5.3.45 worden de voorschriften van richtlijn 2003/97/EG overgenomen in de permanente eisen waaraan bedrijfsauto’s moeten voldoen.

Het eerste lid van artikel 5.3.45a stelt voor zware bedrijfsauto’s, bestemd voor het vervoer van goederen, gezichtsveldverbeterende voorzieningen verplicht die de bestuurders van deze voertuigen een beter zicht dienen te bieden op de kwetsbare weggebruikers. Vanaf 26 januari 2008 gelden de eisen van richtlijn 2003/97/EG voor zware bedrijfsauto’s. Het gezichtsveld dat met de gezichtsveldverbeterende voorziening ingevolge het eerste lid van artikel 5.3.45a wordt bereikt, is anders dan datgene dat met de inrichtingen voor indirect zicht ingevolge richtlijn 2003/97/EG wordt bereikt. Die bedrijfsauto’s die reeds voor 26 januari 2008 aan de eisen van richtlijn 2003/97/EG voldoen, hoeven niet aan de vereisten van het eerste lid van artikel 5.3.45a te voldoen.

In richtlijn 2003/97/EG is niet voorzien in permanente eisen aan inrichtingen voor indirect zicht. Aangezien aan het voertuig zwaardere eisen worden gesteld, geldt voor reeds geproduceerde typen de restantvoorradenregeling ingevolge artikel 2.3, aanhef, onder a, van het Voertuigreglement. Dienovereenkomstig is het mogelijk gedurende één jaar het restant geproduceerde en toegelaten voertuigen dat nog niet aan deze eis voldoet te verkopen. Voor personenauto’s en voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg geldt de restantvoorradenregeling vanaf 2010. Voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg geldt de restantvoorradenregeling vanaf 2007. Om die reden wordt in artikel 5.2.45, eerste en derde lid, en artikel 5.3.45, tweede en derde lid, het jaartal 2011 gehanteerd en in artikel 5.3.45, zevende lid, en artikel 5.3.45a, derde lid, het jaartal 2008.

Artikel II

Met ingang van 26 januari 2006 maken de eisen van richtlijn 2003/97/EG deel uit van de verplichtingen om te worden toegelaten tot de weg. Artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2003/97/EG verplicht evenwel ertoe om vanaf 26 januari 2005 tot 26 januari 2006 een typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te verlenen voor inrichtingen voor indirect zicht, indien aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan. Ook dient in deze periode een Europese typegoedkeuring voor personenauto’s, ten aanzien van het aspect inrichtingen voor indirect zicht, te worden verleend, indien aan de eisen van richtlijn 2003/97/EG wordt voldaan. Met dit artikel wordt hierin voorzien.

Artikel III

Om doublures bij de artikelnummers van nieuw in te voegen artikelen in verband met andere wijzigingen van het Voertuigreglement te voorkomen, is in artikel III de inwerkingtreding op 1 december 2004 bepaald.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Transponeringstabel

Richtlijn 2003/97/EG

Nationale regelgeving

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2, eerste lid

Artikel II

Artikel 2, tweede lid

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.2.32, eerste lid, van het Voertuigreglement) en Artikel I, onderdeel E (artikel 3.3.32, eerste en tweede lid, van het Voertuigreglement) alsmede artikel I, onderdeel F (artikel 3.8.14 van het Voertuigreglement).

Artikel 2, derde lid

Artikel I, onderdeel F (artikel 3.8.14, eerste en tweede lid, van het Voertuigreglement)

Artikel 2, vierde lid

Artikel I, onderdeel C (artikel 1a.10, eerste tot en met derde lid, van het Voertuigreglement

Artikel 2, vijfde lid

Artikel I, onderdeel C (artikel 1a.10, vierde tot en met zesde lid, van het Voertuigreglement)

Artikel 2, zesde lid

Artikel I, onderdeel F (artikel 3.8.14, derde lid, van het Voertuigreglement)

Artikel 2, zevende lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 2, achtste lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Dynamische verwijzing, bekendmaking conform artikel 1.7 van het Voertuigreglement

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Artikel 6

Behoeft geen implementatie

Artikelen 7 en 8

Behoeven geen implementatie

Bijlagen I, II en IV

Behoeven geen implementatie

Bijlage III

Artikel I, onderdeel G (artikel 5.2.45, eerste lid, van het Voertuigreglement), artikel I, onderdeel H (artikel 5.3.45, derde, zevende, achtste en negende lid, van het Voertuigreglement), en artikel I, onderdeel I (artikel 5.3.45a, derde lid, van het Voertuigreglement)


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven