Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet justitiële gegevens in verband met het verwerken van strafvorderlijke gegevens en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet tarieven in strafzaken in verband met het verstrekken van een afschrift van een vonnis of een arrest aan de verdachte en zijn raadsman of een derde

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wet justitiële gegevens een regeling op te nemen voor het verwerken van strafvorderlijke gegevens, alsmede om in het Wetboek van Strafvordering een regeling op te nemen voor het verstrekken van een afschrift van een vonnis of een arrest en van het proces-verbaal van de terechtzitting aan de verdachte en zijn raadsman of een derde en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet tarieven in strafzaken in verband daarmee te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet justitiële gegevens1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b tot en met g worden geletterd c tot en met h.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. strafvorderlijke gegevens: gegevens over een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg verwerkt;.

3. In onderdeel g wordt na «verwerking van persoonsgegevens,» ingevoegd: verantwoordelijke,.

B

Artikel 2, derde lid, vervalt.

C

In artikel 3 wordt «Hij verbetert de gegevens» vervangen door: Hij verbetert of verwijdert de gegevens dan wel vult deze aan of schermt deze af.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Justitiële gegevens over misdrijven worden uit de justitiële documentatie verwijderd twintig jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring dan wel na het overlijden van betrokkene.

2. Het tweede en derde lid vervallen.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. In het derde lid wordt «vierde lid» vervangen door: tweede lid.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Justitiële gegevens over overtredingen worden uit de justitiële documentatie verwijderd vijf jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring dan wel na het overlijden van betrokkene.

2. Het vierde lid vervalt.

F

In artikel 8, derde lid, wordt «Aan personen of instanties, aan wie ingevolge artikel 37 van de Wet op de economische delicten dezelfde bevoegdheid is verleend» vervangen door: Aan lichamen of personen aan wie ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet op de economische delicten dezelfde bevoegdheid is toegekend.

G

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 8a

  • 1. Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal in de gevallenwaarin het ingevolge artikel 39e of 39f bevoegd is strafvorderlijke gegevens te verstrekken, justitiële gegevens verstrekken.

  • 2. De artikelen 39e, derde lid, en 39f, tweede lid, onder a, en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

H

In de artikelen 9, eerste lid, en 13, eerste lid, wordt «Indien een zwaarwegend algemeen belang dit vordert en voorzover dit voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt noodzakelijk is» vervangen door: Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Indien een zwaarwegend algemeen belang dit vordert en voorzover dit voor bijzondere doeleinden noodzakelijk is» vervangen door: Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor bijzondere doeleinden.

2. In het tweede lid wordt «bepaald» vervangen door: bepaalt.

J

Artikel 16 vervalt.

K

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Degene over wie één of meer justitiële gegevens zijn verwerkt» vervangen door «Betrokkene» en vervalt «hiertegen».

2. In het derde lid wordt «Artikel 25 is» vervangen door: De artikelen 23 en 25 zijn.

L

Na titel 2 wordt een titel ingevoegd, die luidt:

TITEL 2A. DE VERWERKING VAN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS

AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 39a
  • 1. Het College van procureurs-generaal is verantwoordelijke voor het verwerken van strafvorderlijke gegevens.

  • 2. Het hoofd van een arrondissementsparket, het landelijk parket of een ressortsparket voert het beheer over de strafvorderlijke gegevens.

Artikel 39b
  • 1. Het College van procureurs-generaal verwerkt slechts strafvorderlijke gegevens, indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van de taak van het openbaar ministerie of het nakomen van een andere wettelijke verplichting.

  • 2. Het College van procureurs-generaal verwerkt strafvorderlijke gegevens niet verder op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Artikel 9, tweede en derde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39c
  • 1. De artikelen 3 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in deze artikelen wordt gesproken over «Onze Minister» «het College van procureurs-generaal» wordt gelezen.

  • 2. Het College van procureurs-generaal verwerkt slechts strafvorderlijke gegevens, voorzover het, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.

Artikel 39d
  • 1. Het College van procureurs-generaal verwijdert strafvorderlijke gegevens:

    a. over misdrijven dertig jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen dan wel achttien jaren na het overlijden van betrokkene, en

    b. over overtredingen vijf jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring dan wel twee jaren na het overlijden van betrokkene.

  • 2. De artikelen 4, derde lid, 5 en 6, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 2. HET VERSTREKKEN VAN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS
Artikel 39e
  • 1. Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal aan de volgende personen of instanties strafvorderlijke gegevens verstrekken:

    a. Nederlandse rechterlijke ambtenaren, rechterlijke ambtenaren van Aruba en de Nederlandse Antillen en rechterlijke ambtenaren in het buitenland;

    b. Onze Minister;

    c. lichamen of personen aan wie ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet op de economische delicten dezelfde bevoegdheid is toegekend als die bij artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht aan de officier van justitie is toegekend;

    d. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993;

    e. militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering;

    f. buitengewone opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

    g. instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen of handelingen, beslissingen van de officier van justitie dan wel van vrijheidsbenemende straffen of maatregelen;

    h. beheerders van politieregisters als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wet politieregisters;

    i. bewaarders als bedoeld in artikel 118, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

    j. andere autoriteiten in het buitenland als bedoeld in onderdeel a en instanties die ingevolge het internationaal recht een taak hebben in het kader van de strafrechtspleging.

  • 2. Het College van procureurs-generaal verstrekt aan de ambtenaren die werkzaam zijn ten behoeve van de justitiële documentatie strafvorderlijke gegevens.

  • 3. Artikel 8, vierde en vijfde lid, en artikel 9, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39f
  • 1. Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal, onverminderd artikel 39e, aan personen of instanties voor de volgende doeleinden strafvorderlijke gegevens verstrekken:

    a. het voorkomen en opsporen van strafbare feiten,

    b. het handhaven van de orde en veiligheid,

    c. het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving,

    d. het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing,

    e. het beoordelen van de noodzaak tot het treffen van een rechtspositionele of tuchtrechtelijke maatregel, of

    f. het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn.

  • 2. Het College van procureurs-generaal kan slechts strafvorderlijke gegevens aan personen of instanties als bedoeld in het eerste lid verstrekken, voorzover die gegevens voor die personen of instanties:

    a. noodzakelijk zijn met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte, en

    b. in zodanige vorm worden verstrekt dat herleiding tot andere personen dan betrokkene, redelijkerwijs wordt voorkomen.

  • 3. Artikel 9, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39g

De artikelen 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39h

Voor het verstrekken van strafvorderlijke gegevens als bedoeld in artikel 39f kan een kostenvergoeding worden verlangd die niet hoger is dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

AFDELING 3. RECHTEN VAN DE BETROKKENE OP KENNISNEMING EN VERBETERING
Artikel 39i
  • 1. Het College van procureurs-generaal deelt een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke deze persoon betreffende strafvorderlijke gegevens zijn vastgelegd.

  • 2. Artikel 18, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39j
  • 1. Elke verstrekking van strafvorderlijke gegevens overeenkomstig de artikelen 39e en 39f wordt vastgelegd en gedurende ten minste een jaar bewaard.

  • 2. Het College van procureurs-generaal deelt een ieder op diens verzoek schriftelijk binnen vier weken mede of hem betreffende strafvorderlijke gegevens in het jaar voorafgaande aan het verzoek overeenkomstig de artikelen 39e en 39f zijn verstrekt.

Artikel 39k
  • 1. Bij de behandeling van verzoeken als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39j, tweede lid, draagt het College van procureurs-generaal zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.

  • 2. Artikel 20, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 39l

Een mededeling als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39j, tweede lid, blijft achterwege voorzover dit noodzakelijk is in het belang van:

a. de veiligheid van de staat,

b. het voorkomen, opsporen en vervolgen van strafbare feiten,

c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b, of

d. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 39m
  • 1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 39i kennis is gegeven van hem betreffende strafvorderlijke gegevens, kan het College van procureurs-generaal schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

  • 2. Artikel 22, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in dit artikel wordt gesproken over «Onze Minister» «het College van procureurs-generaal» wordt gelezen.

Artikel 39n
  • 1. Een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 39i, 39j of 39m geldt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De artikelen 47 en 48 van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39o
  • 1. Indien het College van procureurs-generaal strafvorderlijke gegevens heeft verbeterd, aangevuld, verwijderd of afgeschermd, doet het aan de personen of instanties, bedoeld in de artikelen 39e, eerste lid, en 39f, eerste lid, aan wie in het jaar voorafgaand aan het verzoek en in de sinds dat verzoek verstreken periode de betrokken gegevens zijn verstrekt, zo spoedig mogelijk mededeling van deze verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.

  • 2. Artikel 24, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in dit artikel wordt gesproken over «Onze Minister» «het College van procureurs-generaal» wordt gelezen.

Artikel 39p
  • 1. Het College van procureurs-generaal kan voor een mededeling als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39j, tweede lid, een kostenvergoeding verlangen die niet hoger is dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag. Daarbij wordt tevens de wijze van betaling bepaald.

  • 2. De vergoeding wordt teruggegeven ingeval het College van procureurs-generaal op verzoek van betrokkene, op aanbeveling van het College bescherming persoonsgegevens of op bevel van de rechter, tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is overgegaan of het verzoek wordt geweigerd ingevolge artikel 39l.

Artikel 39q
  • 1. Betrokkene kan bij het College van procureurs-generaal verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden.

  • 2. Het College van procureurs-generaal beoordeelt, gehoord het hoofd van het arrondissementsparket, het landelijk parket of het ressortsparket, binnen vier weken na ontvangst van het verzet of het verzet gerechtvaardigd is. Indien het verzet gerechtvaardigd is, beëindigt het terstond de verwerking.

  • 3. De artikelen 39n en 39p zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 4. BEPALINGEN BETREFFENDE HET TOEZICHT
Artikel 39r

Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing.

M

In artikel 79 wordt «Wet justitiële gegevens» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

ARTIKEL II

1. In de artikelen 2, tweede lid, van de Advocatenwet2, 9, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen3, 7, eerste lid, onder a, van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's4, 5, eerste lid, onder e, en 26, derde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet5, 2, eerste lid, onder a, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs6, 29a, eerste lid, onder a, van de Spoorwegwet7, 2, tweede lid, onder e, en 22, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens8, 4.2.1, eerste lid, onder a, en 4.2a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs9, 11, eerste lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer10, 8 van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen11, 3, eerste lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra12, 6, tweede lid, onder c, onderdeel 1°, van de Wet op het notarisambt13, 3, eerste lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs14, 33, eerste lid, onder a, en 126, eerste lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs15, 7, tweede lid, onder a, en 13, vierde lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken16, en 1 en 2 van de wet van 6 mei 1878 houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers (Stb. 30)17 wordt «Wet justitiële gegevens» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

2. In artikel 27, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur18 wordt «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafvordering19 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 327a, vierde lid, wordt «365, derde lid» vervangen door: 365, derde tot en met vijfde lid.

B

Artikel 365 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: De voorzitter verstrekt desgevraagd een afschrift van het vonnis en het proces-verbaal aan de verdachte en zijn raadsman.

2. Er worden twee leden toegevoegd, die luiden:

  • 4. De voorzitter verstrekt desgevraagd een afschrift van het vonnis en het proces-verbaal der terechtzitting aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij verstrekking naar het oordeel van de voorzitter ter bescherming van de belangen van degene ten aanzien van wie het vonnis is gewezen of van de derden die in het vonnis of in het proces-verbaal worden genoemd, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan de voorzitter een geanonimiseerd afschrift of een uittreksel van het vonnis en het proces-verbaal verstrekken.

  • 5. Onder het vonnis zijn begrepen de stukken die aan de uitspraak zijn gehecht. Van andere tot het strafdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel verstrekt.

C

In artikel 365b, tweede lid, wordt «365, derde lid» vervangen door: 365, derde tot en met vijfde lid.

D

Artikel 378 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt:

De politierechter verstrekt desgevraagd een afschrift van het proces-verbaal aan de verdachte en zijn raadsman.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Artikel 365, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

E

Aan het vierde lid van artikel 378a wordt een zin toegevoegd, die luidt:

De politierechter verstrekt desgevraagd een afschrift van de aantekening aan de verdachte en zijn raadsman.

F

Artikel 395 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt:

De kantonrechter verstrekt desgevraagd een afschrift van het proces-verbaal aan de verdachte en zijn raadsman.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Artikel 365, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

G

Aan het derde lid van artikel 395a wordt een zin toegevoegd, die luidt: De kantonrechter verstrekt desgevraagd een afschrift van de aantekening aan de verdachte en zijn raadsman.

H

Artikel 425 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: De enkelvoudige kamer verstrekt desgevraagd een afschrift van het proces-verbaal aan de verdachte en zijn raadsman.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De artikelen 365, vierde en vijfde lid, en 381, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

I

Aan het derde lid van artikel 426 wordt een zin toegevoegd, die luidt: De enkelvoudige kamer verstrekt desgevraagd een afschrift van de aantekening aan de verdachte en zijn raadsman.

J

Aan artikel 444 worden twee leden toegevoegd, die luiden:

  • 3. De procureur-generaal verstrekt desgevraagd een afschrift van het arrest van de Hoge Raad aan de verdachte en de benadeelde partij, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Artikel 365, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV

Artikel 838, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering20 vervalt.

ARTIKEL V

In artikel 17, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken21 wordt «of derden-belanghebbenden» vervangen door: , derden-belanghebbenden of andere derden.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 30 juni 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achtste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2002, 552, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2004, Stb. 50.

XNoot
2

Stb. 1984, 418, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2004, Stb. 50.

XNoot
3

Stb. 1994, 640, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
4

Stb. 1994, 29, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
5

Stb. 2001, 70, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XNoot
6

Stb. 2000, 306, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
7

Stb. 1875, 67, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XNoot
8

Stb. 2000, 302, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
9

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 april 2004, Stb. 216.

XNoot
10

Stb. 1996, 490, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 november 2002, Stb. 552.

XNoot
11

Stb. 1985, 407, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
12

Stb. 1998, 496, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juni 2004, Stb. 271.

XNoot
13

Stb. 1999, 190, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 300.

XNoot
14

Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juni 2004, Stb. 271.

XNoot
15

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 2004, Stb. 253.

XNoot
16

Stb. 1996, 525, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 april 2003, Stb. 212.

XNoot
17

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 november 2002, Stb. 552.

XNoot
18

Stb. 2002, 347, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2004, Stb. 50.

XNoot
19

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
20

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
21

Stb. 1963, 130, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 november 2002, Stb. 552.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 886.

Handelingen II 2003/2004, blz. 5281.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 886 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 28 juni 2004.

Naar boven