Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2003, 555 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2003, 555 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een verlenging van de wachttijd in de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering in te voeren, de bepalingen over de loondoorbetalingverplichting van de werkgever in het Burgerlijk Wetboek en de duur van de uitkering op grond van de ZW in verband daarmee aan te passen alsmede enige andere wijzigingen aan te brengen met het oog op verbetering van de procesgang tijdens het tweede ziektejaar van de werknemer en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling van werkgevers, werknemers, arbodiensten en uitvoeringsinstanties daarbij;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 7a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. degene, die wegens arbeidsongeschiktheid niet werkt, doch aan wie geen ziekengeld wordt betaald op grond van artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet maar wel een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7a, onderdeel a» vervangen door: artikel 7a, onderdelen a en c.
2. In het derde lid wordt «de uitkering bedoeld in het eerste lid» vervangen door «de uitkering of toeslag, bedoeld in de artikelen genoemd in het eerste lid» en wordt «deze uitkering» vervangen door: deze uitkering of toeslag.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede en vijfde lid wordt «52» vervangen door: 104.
2. In het zevende lid vervalt de zinsnede: met een termijn van ten hoogste 52 weken.
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «52» vervangen door: 104.
2. In het derde lid wordt «9 maanden» vervangen door: 21 maanden.
Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «vijf jaar» telkens vervangen door «vier jaar» en wordt «52» telkens vervangen door: 104.
2. In het zesde lid wordt «vijf jaar» vervangen door «vier jaar».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering, respectievelijk een verhoging daarvan, niet wordt uitbetaald op grond van artikel 43d wordt de periode van vier jaar, bedoeld in het eerste lid, verlengd met het verlengde tijdvak waarin recht bestaat op ziekengeld op grond van artikel 29, negende lid, van de Ziektewet, op loon op grond van artikel 629, elfde lid, onderdelen a en c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel op bezoldiging op grond van artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim.
Artikel 76f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid, wordt «vijf jaar» respectievelijk «5 jaar» vervangen door: vier jaar.
2. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering, respectievelijk een verhoging daarvan, niet wordt uitbetaald op grond van artikel 43d wordt de periode van vier jaar, bedoeld in het eerste lid, verlengd met het verlengde tijdvak waarin recht bestaat op ziekengeld op grond van artikel 29, negende lid, van de Ziektewet, op loon op grond van artikel 629, elfde lid, onderdelen a en c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel op bezoldiging op grond van artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim.
Aan hoofdstuk VIIIA wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens eerste dag van arbeidsongeschiktheid is gelegen voor 1 januari 2004 blijven de artikelen 19, 34, 75a en 76f van toepassing zoals deze luidden op 31 december 2003.
2. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt herzien in verband met een voor 1 januari 2004 ingetreden toeneming van de arbeidsongeschiktheid, zijn de artikelen 37, 40 en 41 van toepassing, zoals deze luidden op 31 december 2003.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 629 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt «tweeënvijftig» vervangen door «104» en wordt de zinsnede «maar ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon» vervangen door: maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon.
2. In lid 11 wordt na «Het tijdvak» ingevoegd «van 104 weken» en wordt na de puntkomma aan het slot van onderdeel b ingevoegd: en.
3. Lid 12 komt te luiden:
12. Indien de werknemer passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 3 verricht, blijft de arbeidsovereenkomst onverkort in stand.
Artikel 629a wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van lid 1 wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: respectievelijk diens nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a.
2. In lid 2 wordt na «de verhindering» ingevoegd: respectievelijk de nakoming.
Na artikel 658a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De rechter wijst een vordering tot nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 658a lid 1, af, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, omtrent de nakoming van die verplichting door de werkgever.
2. Lid 1 geldt niet indien de nakoming niet wordt betwist of het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
3. De deskundige, die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht zijn onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.
4. De deskundige die de hoedanigheid van arts bezit, kan de voor zijn onderzoek van belang zijnde inlichtingen over de werknemer inwinnen bij de behandelend arts of de behandelend artsen. Zij verstrekken de gevraagde inlichtingen voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van de werknemer niet onevenredig wordt geschaad.
5. De rechter kan op verzoek van een der partijen of ambtshalve bevelen dat de deskundige zijn verklaring nader schriftelijk of mondeling toelicht of aanvult.
6. De werknemer wordt ter zake van een vordering als bedoeld in het eerste lid slechts in de kosten van de werkgever, bedoeld in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
7. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden bepaald dat de in het eerste lid bedoelde deskundige door een ander dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt aangewezen.
In artikel 670 wordt, onder vernummering van het tiende lid tot het elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
10. De termijn van twee jaren, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd:
a. met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet later doet dan in dat artikel is voorgeschreven;
b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; en
c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld.
In de artikelen 670b, lid 2, en 677, lid 5, wordt «leden 1 tot en met 8» vervangen door: leden 1 tot en met 9.
In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek3 wordt voor artikel 220 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004 blijven de artikelen 629 leden 1 tot en met 11, 629a en 670 van Boek 7 van toepassing, zoals deze luidden op 31 december 2003, en blijft artikel 658b van Boek 7 buiten toepassing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
De Ziektewet4 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 8 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. degene, die wegens ziekte niet werkt, doch aan wie geen ziekengeld wordt betaald op grond van artikel 29, eerste lid, maar wel een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 8, onderdeel a» vervangen door: artikel 8, onderdelen a en c.
2. In het derde lid wordt «de uitkering bedoeld in het eerste lid» vervangen door «de uitkering of toeslag, bedoeld in de artikelen genoemd in het eerste lid» en wordt «deze uitkering» vervangen door: deze uitkering of toeslag.
In de artikelen 29, tweede lid, onderdeel c, vijfde en negende lid, en 29a, vierde lid, wordt «52» telkens vervangen door: 104.
Artikel 29b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het artikellid wordt na «wordt het ziekengeld» ingevoegd: in het tijdvak van 52 weken vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken.
2. Aan het artikellid wordt de zin toegevoegd: Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken zijn de tweede en derde volzin van artikel 29, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «dan wel artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,» vervangen door: of artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten dan wel toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 6 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,.
2. In de onderdelen a en b wordt «artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» vervangen door: artikel 6 of 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende: De werkgever verstrekt de werknemer een afschrift van de aangifte.
2. Aan het tweede lid worden drie zinnen toegevoegd, luidende:
Indien tussen de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken en de laatste werkdag, bedoeld in de eerste zin, ten minste zes weken is gelegen stelt de werkgever, in afwijking van artikel 71a, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, uiterlijk op die laatste werkdag in overleg met de werknemer een reïntegratieverslag op en verstrekt de werkgever hiervan een afschrift aan de werknemer. De aangifte gaat vergezeld van het reïntegratieverslag. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt of de werkgever en de werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de reïntegratie-inspanningen, die zijn verricht.
3. In het derde lid wordt «op de vierde dag van die geschiktheid» vervangen door «op de achtentwintigste dag van die geschiktheid» en wordt «die vierde dag van geschiktheid» vervangen door: die achtentwintigste dag van geschiktheid.
4. In het vierde lid wordt «tweede of derde lid» vervangen door: de eerste zin van het tweede lid of in het derde lid.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien bij de behandeling van de aangifte, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de werkgever zijn verplichting om een reïntegratieverslag op te stellen niet of niet volledig is nagekomen, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de werkgever een termijn waarbinnen het reïntegratieverslag wordt verstrekt of aangevuld.
Artikel 39a komt te luiden:
1. Indien bij de behandeling van de aangifte of de beoordeling, bedoeld in artikel 38, tweede lid, blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van de tweede of derde zin van dat lid of artikel 71a, eerste, tweede, of vijfde lid van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel de krachtens het zevende lid van dat artikel gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verhaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op die werkgever het ziekengeld, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht, over een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vast te stellen tijdvak. Dit tijdvak is ten hoogste 52 weken en wordt afgestemd op de aard en ernst van het verzuim, alsmede op de periode die nodig wordt geacht om alsnog voldoende reïntegratie-inspanningen te leveren.
2. Indien de werkgever, bedoeld in het eerste lid, niet meer bestaat, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder werkgever verstaan de rechtsopvolger van die werkgever. De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot de rechtsopvolger na faillissement.
3. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering en premies worden verhaald, vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moeten worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig het vierde tot en met zesde lid zal worden ten uitvoer gelegd.
4. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering en premies worden verhaald, levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De titel heeft mede betrekking op de rente en kosten, bedoeld in het zesde lid.
5. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering en premies worden verhaald, wordt bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op kosten van de werkgever of diens rechtsopvolger betekend en ten uitvoer gelegd.
6. Bij gebreke van tijdige betaling wordt het te verhalen bedrag verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.
7. De artikelen 13 en 16 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot dit artikel.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
Aan artikel 45, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
l. indien de verzekerde zonder redelijke gronden niet meewerkt aan een scholing of opleiding die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid;
m. indien de verzekerde zonder deugdelijke grond weigert of heeft geweigerd mee te werken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de verzekerde in staat te stellen passende arbeid te verrichten, dan wel indien bij de behandeling van de aangifte of de beoordeling, bedoeld in artikel 38, tweede lid, blijkt dat de verzekerde zonder deugdelijke grond onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht.
Artikel 86 komt te luiden:
1. Ten aanzien van de verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling is gelegen voor 1 januari 2004 blijven de artikelen 29, 29a, 32, 38 en 45 van toepassing zoals deze luidden op 31 december 2003 en blijft artikel 39a buiten toepassing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
Artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en vierde lid wordt «tweeënvijftig» vervangen door: 104.
2. In de tweede zin van het tweede lid wordt de zinsnede «De aanspraak bedraagt echter minimaal» vervangen door: De aanspraak bedraagt de eerste 52 weken echter minimaal.
3. In het veertiende lid wordt na «Het tijdvak» ingevoegd «van 104 weken» en wordt na de puntkomma aan het slot van onderdeel b ingevoegd: en.
4. Het vijftiende lid vervalt.
De wijzigingen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoeld in artikel II van deze wet, worden voor ambtenaren respectievelijk militaire ambtenaren op overeenkomstige wijze aangebracht in op artikel 125 van de Ambtenarenwet dan wel artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet gebaseerde voorschriften. Over de wijzigingen ingevolge de eerste volzin behoeft geen overeenstemming te worden bereikt in het overleg met de vakorganisaties van overheidspersoneel.
In artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee6 wordt «tweeënvijftig» vervangen door: 104.
In de artikelen 415a, eerste lid, 415c, eerste tot en met derde lid, en 415d, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel7 wordt «52» telkens vervangen door: 104.
De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten8 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 16, tweede lid, vervalt de zinsnede: scholing, training en begeleiding van de werknemer,.
In artikel 84 wordt «artikel 76f, vijfde lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 76f, zesde lid, onderdeel c.
Na artikel 87b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004 blijft artikel 5, tweede lid, van toepassing zoals deze luidde op 31 december 2003.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, ten aanzien van de werknemer, wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004, met toepassing van artikel 15, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, subsidie voor noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden verstrekken, indien de aanvraag is ingediend voor 1 april 2004.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, ten aanzien van de werknemer, wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004, met toepassing van artikel 15, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, een aanvullende subsidie voor noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden, in verband met de indiensttreding van zijn arbeidsgehandicapte werknemer bij een andere werkgever, verstrekken, indien de aanvraag is ingediend voor 1 juli 2005 en een subsidie als bedoeld in het eerste lid is verstrekt.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, ten aanzien van de werknemer, wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004, met toepassing van artikel 16, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, subsidie verstrekken voor het totaal van de kosten ten behoeve van die werknemer en verband houdende met kosten die voortvloeien uit scholing, training en begeleiding van die werknemer, indien de aanvraag is ingediend voor 1 april 2004.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en afwijkende regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en het tijdvak waarvoor de subsidie op grond van het eerste, tweede en derde lid wordt verstrekt.
De Werkloosheidswet9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11 komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt als werkgever beschouwd in de gevallen waarin:
a. ziekengeld wordt betaald op grond van de verplichte verzekering krachtens de Ziektewet;
b. uitkering wordt betaald op grond van de verplichte verzekering of hoofdstuk IV van deze wet;
c. uitkering wordt betaald op grond van de verplichte verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
d. uitkering wordt betaald op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet;
e. geen ziekengeld wordt betaald op grond van artikel 29, eerste lid, maar wel een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
2. Ingeval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de uitkering of toeslag, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met de daarover door de werkgever verschuldigde premies, betaalt aan de werkgever, bedoeld in artikel 9, 10 of 12, teneinde deze uitkering door diens tussenkomst te doen uitbetalen, treedt voor de toepassing van het eerste lid, deze in de plaats van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onafhankelijk van het voortbestaan van de dienstbetrekking met die werkgever.
In artikel 89, onderdeel f, wordt «artikel 38, vierde lid,» vervangen door: de artikelen 38, vierde lid, en 39a.
In artikel 90, eerste lid, onderdeel i, wordt «38, vierde lid, en 39»vervangen door: 38, vierde lid, 39 en 39a.
In artikel 97e, onderdeel h, wordt «artikel 38, vierde lid,» vervangen door «de artikelen 38, vierde lid, en 39a» en wordt «dat artikel» vervangen door: het toegepaste artikel.
In artikel 97f, eerste lid, onderdeel f, wordt «38, vierde lid, en 39» vervangen door: 38, vierde lid, 39 en 39a.
Artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen10 komt te luiden:
e. op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over het bestaan van ongeschiktheid tot werken of de nakoming van de werknemer van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel overeenkomstige bepalingen, indien de werknemer een geschil heeft met zijn werkgever over recht op loon als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of recht op bezoldiging als bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim respectievelijk de nakoming van die verplichtingen.
Aan artikel 3a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De werknemer die geen ziekengeld ontvangt op grond van artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet maar wel toeslag op grond van de Toeslagenwet, wordt voor de toepassing van de eerste zin geacht een uitkering te ontvangen op grond van de verplichte verzekering krachtens de Ziektewet.
De Toeslagenwet12 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel e, wordt na «op een loondervingsuitkering» ingevoegd: of naast het recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, bedoeld in artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim,.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «redelijkerwijs kan worden verweten,» ingevoegd: of het recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, bedoeld in artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim, gedeeltelijk ontbreekt dan wel de betaling daarvan is opgeschort door toepassing van het derde of zesde lid van genoemd artikel 629 of het achtste tot en met elfde lid van genoemd artikel XV en wordt na «plaatsgevonden» toegevoegd: en het loon, de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt alsof die artikelleden niet zijn toegepast.
2. In het tweede lid wordt na «loondervingsuitkering» ingevoegd: , het loon, de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt, bedoeld in het eerste lid,.
Artikel 15, vierde lid, komt te luiden:
4. Zoveel mogelijk wordt de toeslag betaald samen met de loondervingsuitkering in één bedrag dan wel wordt de toeslag betaald aan de werkgever met toepassing van artikel 10, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 11, derde lid, van de Ziektewet of artikel 11, tweede lid, van de Werkloosheidswet.
Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie zenden binnen 4 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
1. Ten aanzien van de persoon wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004 blijven de artikelen XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim, 3 van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee, en 415a, 415c en 415d van het Wetboek van Koophandel van toepassing, zoals deze luidden op 31 december 2003.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de dertigste december 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2003/2004, 29 231.
Handelingen II 2003/2004, blz. 1754–1764; 1889–1890.
Kamerstukken I 2003/2004, 29 231.
Handelingen I 2003/2004, zie vergaderingen d.d. 15 en 16 december 2003.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2003-555.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.