Besluit van 19 november 2003, houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverrichting en tot inwerkingtreding van de Rijkswet op de consulaire tarieven (Rijksbesluit op de consulaire tarieven)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 8 september 2003, nr. DJZ/BR-0910/2003;

Gelet op artikel 2, eerste lid, artikel 6, derde lid, artikel 8 en artikel 11 van de Rijkswet op de consulaire tarieven, artikel 7, eerste lid, van de Paspoortwet en artikel 2 van de Wet van 9 mei 1890 tot nadere regeling van de heffing en bestemming der Kanselarijleges;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 16 oktober 2003, nr. W02.03.0380/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 10 november 2003, nr. DJZ/BR-909/2003;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Diensten waarvoor op grond van artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven vergoeding aan Onze Minister is verschuldigd, zijn:

    a. het afgeven van een grosse van, een afschrift van of een uittreksel uit een akte van de burgerlijke stand;

    b. het voltrekken van een huwelijk;

    c. het opmaken van een notariële akte;

    d. het afgeven van een grosse van, een afschrift van, of een uittreksel uit een notariële akte;

    e. handelingen van vrijwillige rechtspraak;

    f. het horen of ondervragen van een getuige of deskundige in een burgerlijke zaak op last van de rechter in het Koninkrijk, daaronder begrepen het opmaken van een proces-verbaal;

    g. het opmaken van een laissez-passer voor een stoffelijk overschot of een certificaat ter begeleiding van een urn;

    h. het opmaken van een consulaire verklaring omtrent een persoon betreffende gegevens die tot bewijs strekken;

    i. het bemiddelen bij het oplossen van financiële en andere de belanghebbende betreffende problemen die verband houden met het verblijf in het buitenland;

    j. het verlenen van een rijksvoorschot;

    k. het bemiddelen bij een onderzoek naar het welzijn van een persoon, daaronder begrepen een onderzoek in geval van vermissing;

    l. het bemiddelen bij het achterhalen van of het doen van onderzoek naar een adres;

    m. het verifiëren van een document of een persoonsgegeven;

    n. het bemiddelen bij het doen verifiëren van een document of een persoonsgegeven;

    o. het legaliseren van een document;

    p. het bemiddelen bij het legaliseren van een document;

    q. het legaliseren van een handtekening;

    r. het bemiddelen bij het verkrijgen van een document;

    s. het behandelen van een aanvraag om een visum;

    t. het bemiddelen bij het aanvragen van een visum;

    u. het bemiddelen bij het afleggen van een examen;

    v. het bemiddelen bij een geneeskundig onderzoek;

    w. het uitvoeren van een bijzondere opdracht; en

    x. andere bij regeling van Onze Minister aangeduide diensten.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen de in het eerste lid aangeduide diensten nader worden omschreven en onderverdeeld in afzonderlijke diensten.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister wordt de vergoeding vastgesteld die is verschuldigd voor de bij of krachtens het eerste en het tweede lid aangeduide diensten.

Artikel 2

Aan de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen is een vergoeding verschuldigd voor het legaliseren van een document dan wel van een handtekening, alsmede voor het behandelen van een aanvraag om een visum voor de Nederlandse Antillen. Deze vergoeding is gelijk aan de vergoeding die op grond van artikel 1, derde lid, is verschuldigd voor de daarmee overeenkomende door Onze Minister verleende dienst.

Artikel 3

De krachtens dit besluit vastgestelde vergoeding is niet verschuldigd voor het behandelen van een aanvraag om een visum ten behoeve van de houder van een diplomatiek paspoort noch in andere gevallen waarin overwegingen van internationale hoffelijkheid of reciprociteit Onze Minister daartoe aanleiding geven.

Artikel 4

  • 1. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere voorschriften worden vastgesteld voor de vaststelling en de betaling van de vergoeding.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kan, indien de omstandigheden in een land daartoe aanleiding geven, worden bepaald dat de vergoeding wordt betaald in andere valuta dan de valuta, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven.

Artikel 5

In artikel 10 van het Besluit paspoortgelden1 wordt «artikel 12 van de Wet op de Kanselarijrechten (Stb. 1948, I 481)» vervangen door: artikel 6 van de Rijkswet op de consulaire tarieven.

Artikel 6

Het Legesbesluit visa2 en het Legesbesluit 19833 worden ingetrokken.

Artikel 7

De Rijkswet op de consulaire tarieven en dit besluit treden in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Rijksbesluit op de consulaire tarieven.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 november 2003

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Uitgegeven de zestiende december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

De Wet op de kanselarijrechten van 1 november 1948 kent een bijzonder complex karakter doordat:

a. voor de tariefstructuur bijna 300 verschillende tariefposten worden gehanteerd;

b. op de tariefposten nog een geografisch gedifferentieerde coëfficiënt kan worden toegepast, en;

c. bepaalde diensten voor bepaalde categorieën van personen kosteloos worden verricht.

De bovengenoemde bezwaren klemmen vooral omdat door de toename van het internationale verkeer extra belang is ontstaan bij een doorzichtig vergoedingenstelsel voor consulaire verrichtingen. Op Koninkrijksvertegenwoordigingen in het buitenland wordt steeds vaker een beroep gedaan in verband met visumverlening, legalisatie en het bieden van consulaire bijstand.

Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, is de Rijkswet op de consulaire tarieven1tot stand gebracht. De belangrijkste wijzigingen die de Rijkswet op de consulaire tarieven in het bestaande systeem aanbrengt, zijn:

a. de vereenvoudiging van de tariefstructuur voor consulaire verrichtingen, door het bestaande aantal van 19 hoofdtariefposten terug te brengen naar het aantal van 9 hoofdtariefposten. Het aantal van 300 (onnodig gedetailleerde) subtariefposten is teruggebracht naar 23;

b. het aanbrengen van redactionele moderniseringen;

c. het verdelen van de te regelen materie over verschillende niveaus van regelgeving om te voorkomen dat voor elke aanpassing het instrument van de formele rijkswet moet worden gebezigd.

De onder a en b bedoelde wijzigingen zijn in de Rijkswet op de consulaire tarieven zelf doorgevoerd. Wat betreft de wijziging onder c bepaalt de Rijkswet op de consulaire tarieven in artikel 2, eerste lid, dat de consulaire diensten waarvoor een vergoeding is verschuldigd bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur moeten worden aangeduid. Het onderhavige rijksbesluit geeft uitvoering aan deze opdracht. Voor de goede orde zij vermeld dat de Rijkswet noch het onderhavige besluit bedoeld is om uitsluitsel te geven over de vraag of de desbetreffende dienst naar zijn aard een koninkrijksaangelegenheid is dan wel een aangelegenheid die op grondslag van overeenstemming tussen de Koninkrijkspartners als zodanig onder de werking van de Rijkswet is gebracht.

In artikel 1, eerste lid, is een opsomming van «betaalde diensten» neergelegd. De tarieven voor deze diensten zullen – uit oogpunt van flexibiliteit – bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven biedt hiertoe de grondslag.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Uit oogpunt van toegankelijkheid van regelgeving is bij het bepalen van de volgorde van de verschillende diensten, zoals opgesomd in artikel 1 van dit besluit – gelet op Aanwijzing 104 van de Aanwijzingen voor de regelgeving – de volgorde van artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven aangehouden. Daarbij is van algemeen naar bijzonder gewerkt. Hieronder volgt een overzicht van de hoofdtariefposten uit de Rijkswet op de consulaire tarieven en de onderverdeling daarvan naar subtariefposten in dit besluit:

Artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarievenArtikel 1, eerste lid, van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven
onderdeel a (uitoefenen van bij of krachtens de Consulaire wet verleende bevoegdheden)onderdelen a, b, c, d, e en f
onderdeel b (consulaire verklaringen met het oog op het vervoeren van een stoffelijk overschot of een urn) onderdeel g
onderdeel c (verklaringen die tot het bewijs strekken) onderdeel h
onderdeel d (verlenen van bijstand) onderdelen i en j
onderdeel e (verschaffen van informatie) onderdelen k en l
onderdeel f (legalisatie en verificatie)onderdelen m, n, o en p
onderdeel g (bemiddelen met het oog op het verrichten van rechtshandelingen) onderdelen q en r
onderdeel h (verlenen van visa)onderdelen s en t
onderdeel I (overige diensten)onderdelen u, v en w

Artikel 1

eerste lid

onderdelen a en b

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a van de Consulaire wet zijn de in artikel 2 van het Consulair besluit genoemde hoofden van de Koninkrijksvertegenwoordigingen in het buitenland bevoegd om als ambtenaar van de burgerlijke stand op te treden.

De consulaire ambtenaar van de burgerlijke stand is bevoegd om akten van de burgerlijke stand (geboorteakte, huwelijksakte, akte van geregistreerd partnerschap) en overige akten van de burgerlijke stand (akte van huwelijksaangifte of geregistreerd partnerschap, akte van naamskeuze, akte van erkenning, akte van huwelijkstoestemming) op te maken, uittreksels en afschriften van deze akten af te geven en huwelijken te voltrekken.

Voor het opmaken van akten van de burgerlijke stand worden, net als bij de Nederlandse gemeenten, geen kosten in rekening gebracht. Uitsluitend voor de afgifte van afschriften van en uittreksels uit akten van de burgerlijke stand is een vergoeding verschuldigd. Voor het voltrekken van een huwelijk wordt één bedrag in rekening gebracht.

onderdelen c en d

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Consulaire wet zijn de in artikelen 1 en 3 van het Consulair besluit genoemde hoofden van de consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland bevoegd om als notaris op te treden. Op grond van artikel 1 van het Consulair besluit hebben alle hoofden van de consulaire vertegenwoordigingen de beperkte notariële bevoegdheid tot het opstellen van notariële volmachten. Op grond van artikel 3 van het Consulair besluit is aan de daarin genoemde hoofden volledige notariële bevoegdheid toegekend. Deze bevoegdheid omvat het opmaken van volmachten, testamenten, huwelijkse voorwaarden, partnerschapvoorwaarden, samenlevingscontracten en akten van erkenning.

onderdeel e

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder c van de Consulaire wet zijn de in de artikelen 5 en 6 van het Consulair besluit genoemde hoofden van de consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland bevoegd tot het verrichten van in die artikelen genoemde bepaalde handelingen van vrijwillige rechtspraak. Het betreft:

– het opdragen van voogdij (bij wet van 6 april 1995, Stb. 240 zijn de bepalingen omtrent de toeziende voogdij met ingang van 2 november 1995 geschrapt);

– het verlenen van plaatsvervangende huwelijkstoestemming; en

– het openen van testamenten.

onderdeel f

Op grond van artikel 176 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kan een Nederlandse rechter een consulaire ambtenaar verzoeken een getuige of deskundige, woonachtig in het consulaire ressort, al dan niet onder ede te horen ten behoeve van een civiele procedure. Daarbij geldt de voorwaarde dat het land van vestiging van de desbetreffende vertegenwoordiging geen bezwaar heeft tegen deze activiteit. Aan het door de consulaire ambtenaar van een dergelijk horen opgemaakt proces-verbaal komt een zelfde bewijskracht toe als ware het verhoor door de Nederlandse rechter afgenomen.

onderdeel g

In geval van overlijden van Koninkrijksonderdanen in het buitenland doen de nabestaanden veelal aan de desbetreffende post een verzoek om bemiddeling met het oog op het vervoer van het stoffelijk overschot naar het land van herkomst.

In de op 10 februari 1937 te Berlijn tot stand gekomen Internationale Overeenkomst betreffende het vervoer van lijken en in de daarop betrekking hebbende, op 26 oktober 1973 te Straatsburg tot stand gekomen, overeenkomst is neergelegd dat een lijk met het oog op internationaal vervoer vergezeld dient te zijn van een zogenoemd «laissez-passer» afgegeven door de bevoegde autoriteit in de plaats van overlijden.

De bevoegde autoriteit gaat eerst tot afgifte over indien uit een verklaring van een lokale begrafenisondernemer blijkt dat aan alle wettelijke voorschriften inzake het vervoer van lijken wordt voldaan. Indien de lokale bevoegde autoriteit niet in staat of niet bereid is het vereiste document op te maken, kan de consulaire vertegenwoordiger van het Koninkrijk voor het vervoer van een stoffelijk overschot van een Koninkrijksonderdaan een zogenaamde «lijkenpas» verstrekken.

onderdeel h

De vertegenwoordigingen in het buitenland zijn bevoegd om verklaringen omtrent een persoon af te geven die kunnen strekken tot bewijs. De vertegenwoordigingen zijn bevoegd om een verklaring van woonplaats, een verklaring omtrent de burgerlijke staat, een verklaring van Nederlanderschap en een verklaring van in leven zijn af te geven.

onderdeel i

Koninkrijksonderdanen die in het buitenland in de problemen raken, kunnen een beroep op consulaire bijstand doen. De posten kunnen bemiddelen teneinde de gedupeerde Koninkrijksonderdaan over toereikende gelden te doen beschikken, ter overbrugging van de periode die gemoeid is met het overmaken van de nodige gelden langs de gebruikelijke bancaire kanalen.

onderdeel j

Koninkrijksonderdanen die bij gebrek aan middelen niet in staat zijn om de reiskosten naar één van de landen binnen het Koninkrijk te voldoen en niet in de gelegenheid zijn om de benodigde gelden op andere wijze te verwerven, kunnen de post verzoeken om de reiskosten voor te schieten. De posten verstrekken slechts in uiterste noodzaak een dergelijk voorschot. De post gaat met de reiziger een overeenkomst van geldlening aan en houdt – als borg – het paspoort in. Ter vervanging van het paspoort verstrekt de post voor de – enkele – terugreis een laissez-passer. In de regel moet het bedrag binnen zes weken worden terugbetaald.

onderdeel k

Koninkrijksonderdanen laten wel eens na om achterblijvers te informeren over hun verblijfplaats of hun welzijn. Het ongeruste thuisfront roept in dergelijke situaties soms de hulp van het ministerie in.

onderdeel l

Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan behulpzaam zijn bij het achterhalen van adressen van particulieren. Deze personen dienen overigens wel toestemming te geven voor het verstrekken van het adres. Ook worden erfgenamen opgespoord in verband met opengevallen nalatenschappen.

Het verstrekken van adressen van bedrijven in het kader van handelsbevordering zal – tenzij het professionele adresbemiddelingsbureaus betreft – om niet worden verricht.

onderdelen m en n

Ondanks legalisatie in de hierna aan te duiden zin is de betrouwbaarheid van documenten afkomstig uit het buitenland niet in alle gevallen boven alle twijfel verheven. De omstandigheid dat in het legalisatieonderzoek niet van gebreken in vorm of totstandkoming van een document is gebleken, vormt immers geen waarborg dat de inhoud van een document op waarheid berust. Soms is het noodzakelijk om de juistheid van de gegevens te verifiëren.

onderdelen o, p en q

Met het oog op het gebruik in het rechtsverkeer van documenten in een ander land dan het land waar het document is opgemaakt, behoren documenten als regel te worden gelegaliseerd, tot en met de consulaire vertegenwoordiging van het land waarvoor het stuk bestemd is. Indien buitenlandse documenten met betrekking tot Koninkrijksonderdanen die aan een bestuursorgaan worden aangeboden niet naar behoren zijn gelegaliseerd, kan worden bemiddeld bij het alsnog laten legaliseren door de bevoegde autoriteiten van het land van afgifte.

De legalisatie van een handtekening betreft een handeling waarbij een ambtenaar controleert of de handtekening op een document afkomstig is van degene die als ondertekenaar op het document is vermeld. De ondertekenaar dient ten overstaan van de consulaire ambtenaar het betreffende document te ondertekenen onder overlegging van zijn legitimatiebewijs (identiteitskaart of paspoort).

onderdeel r

De meest gevraagde documenten zijn afschriften van of uit geboorteakten, huwelijksakten en overlijdensakten die op een Koninkrijksvertegenwoordiging of in het buitenland zijn opgemaakt. Daarnaast gaat het om de bemiddeling bij het verkrijgen van consulaire verklaringen.

onderdelen s en t

Op grond van onderdeel s van het onderhavige besluit zullen visumtarieven worden vastgesteld, zowel voor Nederland – met inachtneming van het «Schengenregime» – als voor de Nederlandse Antillen en voor Aruba. Voor de goede orde zij vermeld dat de vergoeding ook is verschuldigd indien een Koninkrijksvertegenwoordiging bij het behandelen van een visumaanvraag namens een andere autoriteit dan de Minister van Buitenlandse Zaken optreedt. Bij ministeriële regeling zal een en ander nader kunnen worden uitgewerkt. De vaststelling van tarieven voor de behandeling van visumaanvragen voor de Nederlandse Antillen en Aruba geschiedt uiteraard in overleg met de betrokken regeringen. In dat overleg kunnen ook afspraken worden gemaakt over de bestemming van de opbrengsten.

Op grond van onderdeel t hebben consulaire ambtenaren de bevoegdheid om te bemiddelen bij het verkrijgen van visa om een land binnen te komen, te bereizen, te verlaten of door te reizen, of om daarheen terug te keren.

onderdeel u

Op verzoek van onderwijsinstellingen en particulieren binnen het Koninkrijk kunnen Koninkrijksvertegenwoordigingen medewerking verlenen aan het afnemen van examens. Het gaat hierbij met name om beroepscursussen van particuliere onderwijsinstellingen. Elk afzonderlijk examen geldt voor de tarifering als een afzonderlijke handeling.

onderdeel v

Op verzoek van Nederlandse uitkeringsinstanties bemiddelt het ministerie van Buitenlandse Zaken bij het doen verrichten van geneeskundige onderzoeken naar de gezondheidssituatie van in het buitenland verblijvende uitkeringsgerechtigden. De post schakelt daartoe een betrouwbare arts in.

onderdeel w

Ander of meerwerk ten opzichte van de gebruikelijke consulaire dienstverlening, zoals aangeduid in het onderhavige besluit, kan onder de noemer «bijzondere opdracht» worden verricht en in rekening gebracht.

onderdeel x

Onderdeel x betreft de bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Zaken om – indien daar in de praktijk behoefte toe ontstaat – nieuwe subtariefposten in te voeren, zulks met achtneming van de hoofdtariefposten van artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven.

tweede lid

Bij ministeriële regeling kan een verdere verfijning ten aanzien van de in dit besluit aangeduide diensten worden bewerkstelligd. Van deze mogelijkheid zal onder andere gebruik worden gemaakt om bij de vaststelling van de visumtarieven te kunnen differentiëren in het licht van de in Schengenverband gemaakte afspraken.

derde lid

In het derde lid is de verplichting opgenomen om bij ministeriële regeling de tarieven voor de in het eerste en tweede lid aangeduide, respectievelijk nog aan te duiden, diensten vast te stellen.

Artikel 2

Artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven biedt de Koninkrijkspartners de mogelijkheid om voor de regulering van de tarieven voor dienstverlening door de Gevolmachtigde Ministers aan te sluiten bij de tariefstelling door de Minister van Buitenlandse Zaken. De regering van de Nederlandse Antillen hecht eraan van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Artikel 3

Gelet op de intrekking van het Legesbesluit visa1wordt de regel van artikel 7 van het Legesbesluit visa – met inachtneming van het tegenwoordige taalgebruik – in dit besluit neergelegd.

Artikel 4

Ingevolge artikel 6, derde lid, en 8 van de Rijkswet op de consulaire tarieven kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de vaststelling en (wijze van) betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze rijkswet. Van die mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt om in landen met een zwakke munt betaling in «harde valuta» voor te schrijven.

Artikel 6

De tarieven voor visumverlening worden uit oogpunt van toegankelijke regelgeving in één regeling neergelegd, namelijk in de op artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet op de consulaire tarieven gebaseerde ministeriële regeling. Het Legesbesluit visa kan daardoor vervallen. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om het Legesbesluit 19832in te trekken aangezien de materie die in dit besluit wordt geregeld thans reeds door het Besluit paspoortgelden3wordt beheerst.

Artikel 7

Met de inwerkingtreding van de Rijkswet op de consulaire tarieven met ingang van 1 januari 2004 wordt per diezelfde datum de Wet op de kanselarijrechten 19484ingetrokken.

Hierdoor vervallen van rechtswege de uitvoeringsregelingen bij de Wet op de kanselarijrechten 1948. Dit zijn achtereenvolgens:

– het Besluit van 10 mei 1973, houdende instelling van een kanselarijrecht voor het verzamelen en/of verstrekken van inlichtingen van exportbevorderende en

handelsbemiddelende aard5

– het Besluit van 26 augustus 1999 tot invoering van nieuwe posten voor de heffing van kanselarijrechten6

– het Besluit van 21 december 1993, houdende aanwijzing van de functionarissen bevoegd tot de heffing van kanselarijrechten7

– de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 december 1995 tot (nadere) vaststelling van de bedragen die verschuldigd zijn voor handelingen ten departemente1

– de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 3 september 1998 inzake verevening van kanselarijrechten in de Oekraïne2

– de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 augustus 1999 tot vaststelling van de coëfficiënten voor de heffing van kanselarijrechten bij de verlening visa3

– de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 15 augustus 2002 tot wijziging van verevening van kanselarijrechten in Suriname van US dollars in euro.4

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer


XNoot
1

Stb. 1991, 563, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 november 2003, Stb. 505.

XNoot
2

Stb. 1990, 449.

XNoot
3

Stb. 1983, 55.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.

XNoot
1

Stb. 2002, 251.

XNoot
1

Stb. 1990, 449, laatstelijk gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur van 14 september 2001, Stb 415.

XNoot
2

Stb. 1983, 55, laatstelijk gewijzigd bij algemene maatregelen van bestuur van 14 september 2001, Stb. 415 j° 17 december 2001, Stb. 666.

XNoot
3

Stb. 1991, 563, laatstelijk gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur van 29 november 2003, Stb. 505.

XNoot
4

Stb. 1948, I 481, laatstelijk gewijzigd bij rijkswet van 27 september 2001, Stb. 482.

XNoot
5

Stb. 1973, 240, laatstelijk gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur van 28 november 2001, 629.

XNoot
6

Stb. 1999, 383, laatstelijk gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur van 5 augustus 2002, Stb. 439.

XNoot
7

Stcrt. 1994, 2.

XNoot
1

Stcrt. 1996, 19, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 juli 2002, 214.

XNoot
2

Stcrt. 1998, 184.

XNoot
3

Stcrt. 1999, 162.

XNoot
4

Stcrt. 2002, 157.

Naar boven