Besluit van 21 mei 2003, houdende regels met betrekking tot de prijsaanduiding van producten ter vervanging van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 in verband met de aanpassing aan de systematiek en de terminologie van de EG-richtlijn betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Besluit prijsaanduiding producten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 2 oktober 2002, nr. WJZ 02048730;

Gelet op richtlijn nr. 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG L 80) en op artikel 2b, eerste lid, onder a en b, van de Prijzenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2003, nr. W10.020452/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 16 mei 2003, nr. WJZ3005025;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. verkoopprijs: de uiteindelijke prijs voor een eenheid van een product of een gegeven hoeveelheid van een product, met inbegrip van de omzetbelasting en alle overige belastingen;

b. prijs per meeteenheid: de prijs voor de meeteenheid die bij de verkoop van een product wordt gebruikt, met inbegrip van de omzetbelasting en alle overige belastingen;

c. verkoper: iedere natuurlijke of rechtspersoon die producten te koop aanbiedt aan consumenten in het kader van zijn handels-, beroeps- of bedrijfsactiviteit;

d. consument: iedere natuurlijke persoon die een product koopt voor doeleinden die niet onder zijn handels-, beroeps- of bedrijfsactiviteit vallen;

e. los verkocht product: een product dat niet vooraf wordt verpakt en in de tegenwoordigheid van de consument wordt gemeten of gewogen.

Artikel 2

  • 1. De prijs per meeteenheid wordt uitgedrukt in een van de volgende meeteenheden danwel de decimale veelvouden of fracties hiervan:

    a. in het geval de hoeveelheid van een product is aangegeven in volume: 1 kubieke meter of 1 liter, met dien verstande dat de meeteenheid 0,1 liter ook kan worden weergegeven als 1 deciliter, 10 centiliter of 100 milliliter;

    b. in het geval de hoeveelheid van een product is aangegeven in gewicht: 1 ton, 1 kilogram of 100 gram;

    c. in het geval de hoeveelheid van een product is aangegeven in lengte: 1 meter;

    d. in het geval de hoeveelheid van een product is aangegeven in oppervlakte: 1 vierkante meter.

  • 2. Indien op een voorverpakt product dat bestaat uit een vast bestanddeel en een opgietvloeistof, het uitlekgewicht wordt vermeld ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen of artikel 21, eerste lid, van het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet), heeft de aanduiding van de prijs per meeteenheid betrekking op het vaste bestanddeel van het product.

Artikel 3

  • 1. Een verkoper biedt een product, dan wel een monster met gebruikmaking waarvan een product wordt aangeboden, voor zover dat product of monster ter plaatse aanwezig is, slechts te koop aan indien het voorzien is van een aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid.

  • 2. De verkoopprijs en de prijs per meeteenheid behoeft niet te worden aangeduid voor een product, vermeld in bijlage I.

  • 3. In afwijking van het eerste lid behoeft de prijs per meeteenheid niet te worden vermeld indien:

    a. voor het product geen verplichting tot hoeveelheidsaanduiding bestaat op grond van communautaire of nationale regelgeving;

    b. de prijs per meeteenheid van een product identiek is aan de verkoopprijs of

    c. een product wordt verkocht op een wijze als beschreven in bijlage II.

  • 4. In afwijking van het eerste lid behoeft de verkoopprijs niet te worden vermeld op los verkochte producten.

Artikel 4

  • 1. De aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid vindt plaats op, in of nabij het product of het monster, dan wel op de verpakking of op het voorwerp, waarin het zich bevindt. Ten aanzien van elke nabij een product of een monster vermelde verkoopprijs en prijs per meeteenheid blijkt duidelijk op welk product deze aanduiding betrekking heeft.

  • 2. De aanduiding van de verkoopprijs en prijs per meeteenheid:

    a. is bevattelijk en ondubbelzinnig;

    b. is in de munteenheid euro uitgedrukt;

    c. bevat, voor zover dat voor een goed begrip van de verkoopprijs en prijs per meeteenheid noodzakelijk is, een aanduiding van de verkoopeenheid en

    d. is, zo nodig na een oppervlakkig onderzoek, van nabij duidelijk leesbaar, tenzij een product of een monster is uitgestald op de wijze, bedoeld in het derde lid.

  • 3. Indien een product of monster in een etalage is uitgestald is de aanduiding van de verkoopprijs duidelijk leesbaar van buiten die etalage.

Artikel 5

  • 1. Indien een verkoper, die in een reclame-uiting producten aan de consument te koop aanbiedt, daarbij de verkoopprijs of de prijs per meeteenheid bekend maakt, zijn de artikelen 2, 3 en 4, tweede lid, van dit besluit van toepassing.

  • 2. Indien een verkoper producten aan een consument te koop aanbiedt in het kader van een koop op afstand op de wijze, bedoeld in artikel 46a, onder b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is dit besluit slechts van toepassing op de aanduiding van de prijs per meeteenheid.

Artikel 6

Het Besluit prijsaanduiding goederen 19801 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

De wet van 18 april 2002 houdende wijziging van de Prijzenwet in verband met de systematiek en de terminologie van de EG-richtlijn betreffende prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (Stb. 217), treedt in werking op het tijdstip, waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit prijsaanduiding producten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 mei 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de tiende juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage I, behorende bij artikel 3, tweede lid, van het Besluit prijsaanduiding producten

A. Antiquiteiten.

B. Producten die als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen of voor een belangrijk deel als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn vervaardigd.

C. Producten die te koop worden aangeboden op een veiling.

D. Producten die bij een dienstverlening worden verstrekt.

E. Producten die op een markt met behulp van welsprekendheid te koop worden aangeboden aan het aanwezige publiek, waarbij in de regel de verkoopprijs of prijs per meeteenheid van een product niet tevoren vaststaan.

Bijlage II, behorende bij artikel 3, derde lid, aanhef en onder c, van het Besluit prijsaanduiding producten

A. Producten die te koop worden aangeboden in fantasieverpakking of in fantasievorm voor speciale gelegenheden.

B. Klaargemaakte en klaar te maken maaltijden die te koop worden aangeboden in één verpakking.

C. Diverse producten die samen in één verpakking te koop worden aangeboden.

D. Producten die door middel van een automaat te koop worden aangeboden.

E. Producten die gewoonlijk tegen een prijs per stuk of voorverpakt per aantal stuks te koop wordt aangeboden.

F. Producten die gewoonlijk in verpakkingen te koop worden aangeboden die niet groter zijn dan 15 gram of 15 milliliter.

G. Producten die in een etalage zijn uitgestald.

H. Producten die in vaste hoeveelheden zijn verpakt en die te koop worden aangeboden

– in een bedieningszaak, of een onderdeel van een zelfbedieningszaak, waarin de verkoop van producten grotendeels over de toonbank plaatsvindt;

– in een zelfbedieningszaak, waarin het aantal werkzame personen, berekend op basis van volledige werktijd, niet meer is dan vijf;

– op de openbare weg buiten de verkoopruimte van een bedieningszaak;

– aan de huizen van vaste afnemers;

– in een besloten ruimte die een onderdeel is van een vervoermiddel;

– in de uitoefening van de markt- en straathandel en handel te water.

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

§ 1 Aanleiding voor dit besluit

Richtlijn nr. 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG L 80) (hierna: de richtlijn) is geïmplementeerd bij koninklijk besluit van 21 maart 2000 tot wijziging van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 (Stb. 132). De Raad van State stelde in zijn advies over dit besluit dat de implementatie, zoals deze in het besluit vorm kreeg, onvoldoende aansloot bij de systematiek en de terminologie van de richtlijn. Om een betere implementatie van de richtlijn te bewerkstelligen, adviseerde de raad het besluit in te trekken en te vervangen door een geheel nieuw besluit, waarin helderder wordt aangesloten bij de richtlijn.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is besloten een nieuw besluit vast te stellen. Hiervoor bestond echter onvoldoende basis in de Prijzenwet, waardoor voor een optimale implementatie van de richtlijn in de prijzenregelgeving ook een wetswijziging noodzakelijk was. Omdat op dat moment weinig tijd restte tot het einde van de implementatietermijn, is er voor gekozen om in eerste instantie het besluit van 21 maart 2000 in werking te laten treden, in lijn met het principe dat een juiste implementatie van een richtlijn plaatsvindt indien de met die richtlijn beoogde resultaten worden bereikt (artikel 249 EG-Verdrag, vaste jurisprudentie onder meer HvJ EG 20 mei 1992, Commissie/Nederland, Jurispr. 1992, blz I-3265, r.o. 17). Voor de consistentie en de doorzichtigheid van de prijzenregelgeving is het toch goed als terminologie van de Prijzenwet en het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 aan de richtlijn aangepast wordt. Daarom is aan een wijziging van de Prijzenwet gewerkt, die op 16 mei 2002 in het Staatsblad is verschenen.

Het nu voorliggende besluit vervangt het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 door een nieuw Besluit prijsaanduiding producten, waardoor de verbeterde implementatie van de richtlijn is afgerond.

§ 2 Inhoud van dit besluit

Het voorliggende besluit, dat ziet op de relatie tussen de verkoper en de consument, heeft tot doel de prijzenregelgeving wat betreft systematiek en terminologie aan te laten sluiten bij de richtlijn.

In het hele besluit en de bijlagen daarbij is de terminologie in overeenstemming gebracht met de richtlijn. In de eerste plaats is de term «goederen» in het besluit vervangen door de in de richtlijn gehanteerde term «producten». In de tweede plaats wordt de term «standaardhoeveelheid» vervangen door het in de richtlijn gebruikte begrip «meeteenheid». In de derde plaats zijn de definities in het besluit in overeenstemming gebracht met die in de richtlijn.

Omdat de richtlijn beleidsmatig al was geïmplementeerd, heeft het besluit vrijwel geen materiële gevolgen. Wel is een juridische verfijning aangebracht in artikel 3 die hieronder wordt toegelicht.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

De term «prijs» wordt vervangen door de twee prijsbegrippen die in de richtlijn worden gehanteerd. Dit besluit definieert deze prijsbegrippen als enerzijds de verkoopprijs, wat de uiteindelijke prijs voor een eenheid van het product is of een gegeven hoeveelheid van het product, en anderzijds de prijs per meeteenheid. Beide prijzen worden vermeld met inbegrip van omzetbelasting en alle overige belastingen.

Artikel 3

In principe is de verkoper, ingevolge het eerste lid, verplicht beide prijzen aan de consument bekend te maken. Het tweede tot en met vierde lid sommen de uitzonderingen op de in het eerste lid verplicht gestelde prijsaanduiding op.

De uitzonderingen die hieronder worden genoemd, zijn conform de richtlijn. De richtlijn staat expliciet een aantal uitzonderingen toe. Daarnaast hebben de lidstaten ingevolge artikel 5, eerste lid, van de richtlijn de mogelijkheid een vrijstelling te verlenen als de aanduiding van de prijs per meeteenheid wegens de aard of de bestemming van de producten niet zinvol zou zijn of verwarring kan veroorzaken.

In het besluit zijn de volgende uitzonderingen opgenomen.

1. De verkoopprijs noch de prijs per meeteenheid behoeft te worden aangeduid, als een product te koop wordt aangeboden dat in de bij het besluit behorende bijlage I vermeld is. Deze bijlage noemt in de eerste plaats de uitzonderingen van artikel 3, tweede lid, van de richtlijn. Naast producten die als uniek te beschouwen zijn, zoals kunstwerken en antiquiteiten, gaat het hier producten die bij een dienstverlening worden verstrekt, zoals shampoo die wordt verkocht bij de kapper. In de tweede plaats wordt de door artikel 5, eerste lid, toegestane vrijstellingsmogelijkheid hier toegepast op producten die te koop worden aangeboden met behulp van welsprekendheid aan het op een markt aanwezige publiek. Omdat de prijs van die producten in de regel niet van tevoren vaststaat kan deze niet aangeduid worden.

2. De verkoopprijs moet wel, maar de prijs per meeteenheid hoeft niet te worden vermeld in drie situaties. In de eerste plaats hoeft de prijs per meeteenheid niet te worden vermeld als voor het product geen verplichting tot hoeveelheidsaanduiding bestaat. Voor een groot aantal producten bestaat op grond van communautaire of nationale regelgeving, zoals de Warenwet, een verplichting tot hoeveelheidsaanduiding. Wanneer een dergelijke verplichting niet bestaat, (bijvoorbeeld jurk, kattenbakkorrels) is een aanduiding van de prijs per meeteenheid niet zinvol of kan verwarring veroorzaken. Deze uitzondering implementeert artikel 5, eerste lid, van de richtlijn. In de tweede plaats hoeft de prijs per meeteenheid niet vermeld te worden als deze identiek is aan de verkoopprijs (bijvoorbeeld een literpak melk). Deze uitzondering stond in het oude besluit vermeld in Bijlage II maar is, omdat zij expliciet vermeld wordt in de richtlijn, in het lichaam van de regeling opgenomen. In de derde plaats kan de vermelding achterwege blijven als een product wordt verkocht op de wijze als beschreven in Bijlage II.

3. De prijs per meeteenheid moet wel maar de verkoopprijs hoeft niet te worden vermeld op los verkochte producten (bijvoorbeeld 150 gram ham bij de slager). Deze bepaling implementeert artikel 3, derde lid, van de richtlijn, dat bepaalt dat voor los verkochte producten alleen de prijs per meeteenheid hoeft te worden aangeduid.

Artikel 4

Artikel 4 regelt de wijze waarop de aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid dient te geschieden. De prijs wordt in de munteenheid euro uitgedrukt. Met de bepaling dat de aanduiding van de verkoopprijs en prijs per meeteenheid «van nabij duidelijk leesbaar» is, is geregeld dat van de aanduiding gemakkelijk kennis moet kunnen worden genomen. Het derde lid regelt dat bij producten of monsters, die in een etalage van een aanduiding van de verkoopprijs moeten zijn voorzien, de aanduiding duidelijk leesbaar is van buiten die etalage.

Artikel 5

Het eerste lid regelt de vermelding van de prijs in het kader van een reclame-uiting. Als een verkoper producten aanbiedt door middel van reclame is hij niet verplicht op een prijs te vermelden. Doet hij dat toch, dan zijn de bepalingen met betrekking tot prijsaanduiding van toepassing.

Afdeling 9A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevat een regeling van de koop op afstand. Deze verkoopwijze wordt gedefinieerd in artikel 46a. Ingevolge artikel 46c, eerste lid, onderdeel c, dat de prijsaanduiding regelt, moet de verkoper aan de wederpartij de prijs van de zaak, met inbegrip van alle belastingen, bekendmaken. In het BW wordt niets geregeld over de vermelding van de prijs per meeteenheid. In de richtlijn wordt echter geen uitzondering gemaakt op de verplichting de prijs per meeteenheid te vermelden bij de verkoop op afstand. Daarom wordt in het tweede lid van het artikel geregeld dat het besluit ook van toepassing is op de prijs per meeteenheid van producten die in het kader van verkoop op afstand worden verkocht.

Artikelen 7 en 8

Omdat dit besluit en de wijziging van de Prijzenwet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, treedt de wijziging van de Prijzenwet tegelijkertijd met het nieuwe besluit in werking. Om deze reden is in dit besluit ook in de inwerkingtreding van de wijziging van de Prijzenwet voorzien.

Omdat het besluit geen beleidsmatige maar slechts wetstechnische aanpassingen bevat, zodat geen invoeringstermijn nodig is, treedt het besluit in werking op de dag nadat het in het Staatsblad is gepubliceerd.

Bijlage I

In bijlage I zijn de producten opgenomen waarvoor een vrijstelling geldt van de verplichting tot prijsaanduiding. In deze bijlage worden de vrijstellingen van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 gehandhaafd, waarbij in onderdeel E enkele redactionele verbeteringen zijn aangebracht. Het gaat om de volgende vrijstellingen:

– Artikel 3, tweede lid, tweede aandachtsstreepje, van de richtlijn, biedt de lidstaten de mogelijkheid antiquiteiten, kunstwerken en producten verkocht op een veiling vrij te stellen van de verplichting tot prijsaanduiding. Van deze mogelijkheid is in de onderdelen A, B en C ten volle gebruik gemaakt.

– Artikel 3, tweede lid, eerste aandachtsstreepje, van de richtlijn, biedt de mogelijkheid om producten die bij een dienstverlening worden verstrekt, vrij te stellen van de verplichting tot prijsaanduiding. In onderdeel D wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Bij producten die bij een dienstverlening worden verstrekt, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan shampoo bij een kapper.

– Het besluit definieert «verkoopprijs» als «de uiteindelijke prijs voor een eenheid van het product of een gegeven hoeveelheid van het product...». Van producten die met behulp van welsprekendheid op een markt worden aangeboden, staat de uiteindelijke prijs in het algemeen niet tevoren vast. Het is in deze situatie dan ook niet mogelijk de verkoopprijs voor dergelijke producten aan te duiden. Het algemene doel van de richtlijn kan bij deze verkoopwijze dan ook niet worden bereikt. Daarom wordt in onderdeel E de vrijstelling opgenomen, die geen afbreuk doet aan aard, strekking en doel van de richtlijn.

Bijlage II

Artikel 5 van de richtlijn staat een lidstaat toe vrijstelling te verlenen van de verplichting de prijs per meeteenheid aan te duiden, indien een dergelijke aanduiding wegens de aard of de bestemming van de producten niet zinvol zou zijn of verwarring kan veroorzaken. In bijlage II zijn de gevallen opgenomen waarin deze vrijstelling geldt. De vrijstellingen in het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 worden gehandhaafd, waarbij enkele redactionele verbeteringen zijn aangebracht en een vrijstelling is ondergebracht in artikel 3, derde lid, onder b.

A. Bij producten die te koop worden aangeboden in fantasieverpakking of in fantasievorm voor speciale gelegenheden is de vorm van de verpakking in de regel belangrijker dan de inhoud. Te denken valt aan een chocolade Sinterklaas. De prijs per meeteenheid is voor de consument dan geen belangrijke overweging bij de aankoopbeslissing.

B. Bij klaargemaakte en klaar te maken maaltijden die te koop worden aangeboden in één verpakking is een verplichting tot aanduiding van de prijs per meeteenheid niet zinvol, omdat maaltijden veelal samengesteld zijn uit meer dan één component (zoals vlees, groenten en aardappelen).

C. Voor producten die gewoonlijk voorverpakt per aantal stuks te koop worden aangeboden, is het voor een goede prijsvergelijking door de consument in het algemeen niet zinvol om de prijs per meeteenheid aan te geven. De bepaling dat de vrijstelling betrekking heeft op producten die gewoonlijk per stuk of aantal stuks te koop worden aangeboden, geeft aan dat een dergelijke verkoopwijze algemeen gebruikelijk dient te zijn. Te denken valt hierbij aan gebakjes of ijzerwaren, zoals bouten en moeren. Voor de vraag of sprake is van verkoop per stuk is niet de verpakking, maar de aard van het goed zelf van belang.

D. Voor producten die door middel van een automaat te koop worden aangeboden is een verplichting de prijs per meeteenheid te vermelden om een aantal redenen niet zinvol. Vaak worden heel verschillende producten, die onderling niet vergelijkbaar zijn, zoals zakjes chips, repen en kauwgom, via één automaat verkocht. Een andere reden is dat een consument die producten uit een automaat koopt, dit vaak onderweg en in der haast doet. In zulke omstandigheden heeft een prijsvergelijking aan de hand van een prijs per meeteenheid voor de consument bij zijn aankoopbeslissing geen functie; deze vergelijking is in die situatie vaak ook niet mogelijk.

E. Indien diverse producten in één verpakking worden aangeboden is aanduiding van de prijs per meeteenheid gezien de aard van de producten niet zinvol, omdat dan onduidelijk is waarop de prijs per meeteenheid nu precies betrekking heeft.

F. Bij producten die gewoonlijk worden verkocht in zeer kleine verpakkingen is de aanduiding van de hoeveelheid niet relevant voor de prijsvergelijking. Het betreft producten die vrijwel uitsluitend in zeer kleine – dikwijls vergelijkbare – verpakkingen worden verkocht. Gedacht kan hierbij worden aan nagellak of oogschaduw. Dergelijke producten zijn overigens deels ook vrijgesteld van de verplichting tot hoeveelheidsaanduiding zoals cosmetica in verpakkingen van minder dan vijf gram of vijf milliliter, waardoor de vergelijking van de prijs door middel van de prijs per meeteenheid tussen de producten die wel en de producten die net niet onder de vrijstelling van de verplichting tot hoeveelheidsaanduiding vallen, onmogelijk wordt. De toevoeging dat het moet gaan om producten die gewoonlijk in deze kleine verpakkingen te koop worden aangeboden, is opgenomen om te voorkomen dat de vrijstelling ook gaat gelden voor producten die zowel in kleine als in grotere verpakkingen worden verkocht. Te denken valt hierbij bij voorbeeld aan kruiden in kleine zakjes en kruiden in grotere potjes.

G. Producten in een etalage zijn dikwijls een selectie van in de winkel verkrijgbare producten en zijn primair bedoeld om te laten zien welk soort producten in de winkel aanwezig is. Vergelijking van de verschillende prijzen door middel van prijs per meeteenheid is bij deze greep uit het assortiment weinig zinvol.

H. Deze vrijstelling voert artikel 6 van de richtlijn uit, dat het mogelijk maakt gedurende een overgangstermijn bepaalde kleine detailhandelszaken vrij te stellen van de verplichting tot vermelding van de prijs per meeteenheid voor andere dan los verkochte producten, indien deze verplichting voor hen een overmatige belasting zou betekenen. De vrijstelling betreft veelal bedrijven met een niet al te groot verkoopvloeroppervlak maar wel een groot aantal producten. De automatiseringsgraad is bij deze kleinere bedrijven laag. Aanduidingen van de prijs per standaardhoeveelheid alsmede wijzigingen daarin bij speciale aanbiedingen zouden dan ook handmatig moeten worden aangebracht. Dit zou een extra belasting opleveren van de beperkte beschikbare menskracht.

Inmiddels wordt een evaluatie van dit artikel van de richtlijn uitgevoerd door de Europese Commissie, maar de resultaten daarvan zijn nog niet bekend. Het ziet er naar uit dat de evaluatie zal leiden tot een verlenging van de uitzondering. Daar op de resultaten van de evaluatie niet langer kan worden gewacht, wordt de vrijstelling in dit besluit gehandhaafd.

Transponeringstabel

RichtlijnBesluit
1Gehele besluit
2 a, b, d en e1
2 c3, vierde lid
3, eerste lid3, eerste en derde lid, onder b
3, tweede lid3, tweede lid/bijlage I
3, derde lid3, vierde lid
3, vierde lid5
4, eerste lid4
4, tweede lid2, tweede lid,
53, derde en vierde lid/bijlage II
6 tot 13 (aanwijzingen aan de lidstaten voor goede implementatie)Geen implementatie nodig

De Minister van Economische Zaken,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 2000, 285.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 2003, nr. 128.

Naar boven