Besluit van 22 juli 2002 tot vaststelling van een eenmalige uitkering en tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 10 april 2002, nr. P/2002002157;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2002, nr. W07.02.0162/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 11 juli 2002, nr. P/2002004174;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 TOEKENNING VAN EEN EENMALIGE UITKERING OVER 2001, 2002 EN 2003 AAN HET DEFENSIEPERSONEEL

ARTIKEL I

A. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. militair: de militaire ambtenaar in de zin van artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 die is aangesteld bij het beroepspersoneel, alsmede de geestelijk verzorger die in burgerlijke openbare dienst is aangesteld om bij de krijgsmacht doorlopend werkzaam te zijn;

b. de peildatum: 1 december 2001 onderscheidenlijk 1 december 2002 onderscheidenlijk 1 december 2003;

c. betrokkene:

1°. de militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op de peildatum in werkelijke dienst was;

2°. de burgerlijke ambtenaar defensie die aanspraak heeft op een salaris volgens bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie en die op de peildatum in dienst van het Ministerie van Defensie was;

3°. de burgerlijke ambtenaar defensie, bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie die op de peildatum in dienst van het Ministerie van Defensie was;

4°. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal, die ingevolge artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie op de peildatum in het genot is van wachtgeld of een uitkering, dan wel van een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen geniet;

5°. de gewezen burgerlijke ambtenaar defensie die aanspraak had op salaris volgens bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie en die ingevolge artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie op de peildatum in het genot is van wachtgeld of een uitkering, dan wel van een uitkering op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie;

d. berekeningsbasis:

1°. de over de bij de peildatum bedoelde maand december van het toepasselijke jaar genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

2°. het over de bij de peildatum bedoelde maand december van het toepasselijke jaar genoten salaris volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

3°. het wachtgeld of de uitkering die over de bij de peildatum bedoelde maand december van het toepasselijke jaar op grond van één van de onder c, 4 en 5 genoemde besluiten is genoten na toepassing van de bij of krachtens die besluiten geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

B. De betrokkene, bedoeld in onderdeel A, onder c, 1 tot en met 3, heeft op de peildata aanspraak op een eenmalige uitkering ter grootte van 10,4% in 2001, van 9,1% in 2002 en van 10,4% in 2003 van de voor hem geldende berekeningsbasis.

C. De betrokkene, bedoeld in onderdeel A, onder c, 4 en 5, heeft op de peildata aanspraak op een eenmalige uitkering ter grootte van 9,6% in 2001, van 8,4% in 2002 en van 9,6% in 2003 van de voor hem geldende berekeningsbasis.

D. De eenmalige uitkering als bedoeld onder A en B heeft geen algemeen karakter en wordt niet gerekend tot de bezoldiging of het salaris in de zin van de bezoldigingsvoorschriften en maakt evenmin deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen, de Kaderwet militaire pensioenen dan wel het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 OKTOBER 2001

ARTIKEL II

De tabel behorende bij het Besluit van 20 juni 1956, Stb. 361, bepalende de volgorde van en de verhouding tussen de rangen en standen bij de zee-, de land- en luchtmacht, wordt als volgt gewijzigd:

1. Nummer 20 in de kolom «Landmacht» komt te luiden:

 soldaat der 1e klasse
20 soldaat {soldaat der 2e klasse (marechaussee der 3e klasse)
 soldaat der 3e klasse (marechaussee der 4e klasse)

2. Nummer 20 in de kolom «Luchtmacht» komt te luiden:

 soldaat der 1e klasse
20 soldaat {soldaat der 2e klasse
 soldaat der 3e klasse

ARTIKEL III

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie1 wordt «f 264,–» vervangen door: f 275,–.

ARTIKEL IV

Het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie2 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 7a vervalt.

B. In artikel 15, tweede lid, onderdeel e, wordt «salarisnummer 10» vervangen door: het maximumsalaris.

C. In artikel 16, derde lid, wordt «salarisnummer 10» vervangen door: het maximumsalaris.

D. In artikel 18, tweede lid, onderdeel b, wordt «salarisnummer 10» vervangen door: het maximumsalaris.

E. In artikel 22, tweede lid, wordt «f 279,39» vervangen door: f 290,56 per maand.

F. De bijlage B wordt vervangen door de bijlage B, opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.

ARTIKEL V

Het Inkomstenbesluit militairen3 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 5, derde lid, vervalt.

B. De salarisschaal, opgenomen in artikel 5a, wordt vervangen door onderstaande salarisschaal:

salarisnummermatr3/sld3matr2/sld2
02115,–2157,–
12417,–2466,–
22719,–2774,–
33021,–3082,–
43056,–3128,–

C. Aan het slot van artikel 8 wordt een vierde lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 4. Het salarisnummer van de korporaal van de Koninklijke Landmacht of van de Koninklijke Luchtmacht, die na 1 oktober 2001 wordt bevorderd tot korporaal der eerste klasse, wordt met één verhoogd. Deze verhoging is niet van invloed op de datum van de jaarlijkse verhoging van het salarisnummer, bedoeld in artikel 7, vierde lid, of artikel 8a, tweede lid.

D. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    a. met salarisnummer 0: f 203,39;

    b. met salarisnummer 1: f 232,45;

    c. met salarisnummer 2: f 261,50;

    d. met salarisnummer 3 of hoger: f 290,56.

E. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 2 en 3 bij dit besluit.

F. De tabel 2 van bijlage C vervalt.

G. De tabel 3 van bijlage C wordt vervangen door de tabel 3, opgenomen als bijlage 4 bij dit besluit.

ARTIKEL VI

Artikel 7 van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie4 komt te luiden:

  • 1. Met inachtneming van artikel 4 ontvangt de ambtenaar met een onvolledige werktijd, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD), van meer dan twaalf uur per week, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, behorende bij een volledige werktijd.

  • 2. Met inachtneming van artikel 4 ontvangt de ambtenaar met een onvolledige werktijd, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het BBAD, van twaalf uur of minder per week, een evenredig deel van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, behorende bij een volledige werktijd.

  • 3. De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die op grond van een van de in artikel 4, eerste lid, onder a, b of c, genoemde redenen of uit anderen hoofde aanspraak heeft op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan, maar echter slechts gedurende de helft of minder dan de helft van het aantal dagen van een kalendermaand aanspraak heeft, ontvangt slechts een evenredig deel van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, behorende bij een volledige werktijd.

  • 4. Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste en tweede lid, een echtgenoot of echtgenote heeft, ontvangt de ambtenaar alleen een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, indien de inkomsten van deze echtgenoot of echtgenote lager zijn dan die van de ambtenaar.

ARTIKEL VII

Het Verplaatsingskostenbesluit militairen5 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De militair die bij verplaatsing verhuist naar het woongebied van zijn nieuwe standplaats omdat hij naar zijn oordeel niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten mits de verhuizing plaatsvindt binnen twee jaren na de datum van de verplaatsing, dan wel binnen zes maanden voor de datum van zijn verplaatsing en indien door de verhuizing de reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling met ten minste 50% wordt bekort.

B. In artikel 18 wordt «f 12 000,–» vervangen door: f 11 999,–.

C. Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De militair, die met toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verhuisd naar een buiten Europa gelegen land, heeft, indien de duur van de plaatsing is gesteld voor een periode langer dan twee jaren, gedurende de plaatsingstermijn eenmaal per periode van twee jaren aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de woning in het buitenland en een plaats naar keuze in Nederland voor zichzelf en voor de eveneens in het land van plaatsing gevestigde gezinsleden.

2. Het derde lid vervalt.

HOOFDSTUK 3 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 DECEMBER 2001

ARTIKEL VIII

Het Algemeen militair ambtenarenreglement6 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 61, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel d toegevoegd, luidende:

d. buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg.

B. Artikel 63 komt te luiden:

Artikel 63 Verlenen van verlof

  • 1. Het verlof, bedoeld in artikel 61, tweede lid, onderdelen a tot en met c, waarop de militair ingevolge dit hoofdstuk aanspraak heeft, wordt hem al dan niet op zijn aanvraag verleend.

  • 2. Verlof op aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt, onder vermelding van de redenen, niet verleend voor zover de belangen van de dienst dit, naar het oordeel van degene die bevoegd is het verlof te verlenen, vorderen.

  • 3. Het verlof, bedoeld in artikel 61, tweede lid, onderdeel d, wordt na melding door de militair verleend met inachtneming van de Wet arbeid en zorg en de bepalingen in paragraaf 4b van dit hoofdstuk.

C. Artikel 64, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Wanneer een militair tijdens een hem verleend vakantieverlof, inschepings- of ontschepingsverlof aanspraak kan maken op buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 85 of buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg als bedoeld in paragraaf 4b, wordt het vakantieverlof, inschepings- of ontschepingsverlof als niet verleend aangemerkt, maar, met inachtneming van artikel 85, tweede lid, onderscheidenlijk paragraaf 4b als buitengewoon verlof dan wel buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg aangemerkt, mits hij degene die het verlof heeft verleend, tijdig van de reden voor dat buitengewoon verlof in kennis heeft gesteld.

D. Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65 Intrekken of beëindiging van verleend of aangevangen verlof

  • 1. Verleend verlof als bedoeld in artikel 61, tweede lid, onderdelen a tot en met c, kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien de belangen van de dienst zulks naar het oordeel van degene die het verlof heeft verleend, uitdrukkelijk vorderen.

  • 2. Een dag waarop een militair door een maatregel als bedoeld in het eerste lid slechts voor een gedeelte verlof heeft genoten, wordt niet aangemerkt als een verlofdag.

  • 3. Voorts kan verleend verlof als bedoeld in artikel 61, tweede lid, onderdelen a tot en met c, geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken op aanvraag van de betrokken militair, indien naar het oordeel van degene die het verlof heeft verleend, de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten.

  • 4. Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg eindigt met inachtneming van paragraaf 4b.

E. Het opschrift en het eerste lid van artikel 67 komen te luiden:

Artikel 67 Vergoeding van schade ten gevolge van het niet doorgaan of beëindigen van verlof

  • 1. De militair aan wie een verlof is verleend en die geldelijke schade lijdt als gevolg van het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat verlof krachtens artikel 65, eerste lid, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk beëindigen van dat verlof krachtens artikel 65, vierde lid, of als gevolg van een verbod als bedoeld in artikel 12e van de Militaire Ambtenarenwet 1931, heeft aanspraak op vergoeding van die schade, voor zover hij die redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

F. Artikel 70 komt te luiden:

Artikel 70 Verandering van het aantal uren vakantieverlof

  • 1. Over kalendermaanden gedurende de welke de militair der zeemacht in het geheel geen dienst verricht, heeft hij geen aanspraak op vakantieverlof. Over kalendermaanden gedurende de welke de militair der zeemacht gedeeltelijk dienst verricht, heeft hij slechts aanspraak op vakantieverlof naar evenredigheid van het gedeelte van de werktijd waarop hij feitelijk dienst verricht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    a. in geval geen dienst is verricht wegens verleend verlof, niet zijnde buitengewoon verlof;

    b. in geval geen dienst is verricht wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof, als bedoeld in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg;

    c. in geval gedurende een periode, korter dan 52 weken geen dienst is verricht wegens ziekte die niet aan schuld of nalatigheid van de militair is te wijten, waarbij een hervatting gedurende dertig kalenderdagen of minder geen nieuwe periode van 52 weken inluidt;

    d. in andere gevallen, indien degene die tot het verlenen van het verlof bevoegd is, daartoe aanleiding aanwezig acht.

  • 3. Het vakantieverlof waarop een militair der zeemacht ingevolge artikel 68 of 69 aanspraak maakt:

    a. wordt verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem langer durend zorgverlof als bedoeld in artikel 87c, of ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 87d, is verleend;

    b. kan, naar regels bij ministeriële regeling te stellen, worden verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 of artikel 86, aanhef en onder b, is verleend.

G. Artikel 75, eerste, tweede en derde lid, komen te luiden:

  • 1. Over kalendermaanden gedurende de welke de militair van de landmacht, de luchtmacht of de marechaussee in het geheel geen dienst verricht, heeft hij geen aanspraak op vakantieverlof. Over kalendermaanden gedurende de welke de militair van de landmacht, de luchtmacht of de marechaussee gedeeltelijk dienst verricht, heeft hij slechts aanspraak op vakantieverlof naar evenredigheid van het gedeelte van de werktijd waarop hij feitelijk dienst verricht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    a. in geval geen dienst is verricht wegens verleend verlof, niet zijnde buitengewoon verlof;

    b. in geval geen dienst is verricht wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof, als bedoeld in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg;

    c. in geval gedurende een periode, korter dan 52 weken geen dienst is verricht wegens ziekte die niet aan schuld of nalatigheid van de militair is te wijten, waarbij een hervatting gedurende dertig kalenderdagen of minder geen nieuwe periode van 52 weken inluidt;

    d. in andere gevallen, indien degene die tot het verlenen van het verlof bevoegd is, daartoe aanleiding aanwezig acht.

  • 3. Het vakantieverlof waarop een militair van de landmacht, de luchtmacht of de marechaussee ingevolge artikel 73 of 74 aanspraak maakt:

    a. wordt verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem langer durend zorgverlof als bedoeld in artikel 87c, of ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 87d, is verleend;

    b. kan, naar regels bij ministeriële regeling te stellen, worden verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 of artikel 86, aanhef en onder b, is verleend.

H. Artikel 85, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en i tot en met l vervallen;

2. De onderdelen b tot en met h en m tot en met p worden geletterd a tot en met g respectievelijk h tot en met k.

I. Na artikel 87 wordt een nieuwe paragraafaanduiding ingevoegd, die komt te luiden:

Paragraaf 4b Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg

J. Voor artikel 87a worden onder vernummering van artikel 87a in artikel 87d, drie artikelen, genummerd 87a, 87b en 87c ingevoegd, die komen te luiden:

Artikel 87a Buitengewoon verlof bij calamiteiten en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden

  • 1. Onverminderd artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg wordt aan de militair buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten verleend:

    a. bij plotselinge ziekte van de echtgenote of echtgenoot van de militair, de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- of aanverwanten in de eerste graad of wanneer een andere noodsituatie, waarvoor de militair onverwijld een voorziening moet treffen, ontstaat: voor de duur benodigd voor de eerste opvang en het treffen van verdere voorzieningen, maar voor ten hoogste één werkdag per zich voordoende situatie;

    b. bij de bevalling van zijn echtgenote of de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont;

    c. bij overlijden en lijkbezorging van de echtgenote of echtgenoot van de militair, de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- en aanverwanten in de eerste graad: vanaf het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of de crematie en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten;

    d. bij overlijden van:

    1°. bloed- of aanverwanten in de 2e graad, dan wel van pleegbroers of -zusters: voor ten hoogste 2 werkdagen;

    2°. bloed- of aanverwanten in de 3e of 4e graad of een van zijn huisgenoten: voor 1 werkdag,

    met dien verstande dat indien de militair is belast met de regeling van de begrafenis, de crematie of van de nalatenschap dan wel van beide, het verlof voor ten hoogste 4 werkdagen kan worden verleend en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten.

  • 2. De militair meldt vooraf aan de commandant dat hij het verlof, bedoeld in het eerste lid, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de militair het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan de commandant onder opgave van de reden.

  • 3. Het verlof, bedoeld in het eerste lid, vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra de commandant aan hem kenbaar maakt dat tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend dienstbelang bestaat, dat het belang van de militair daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  • 4. Van een zwaarwegend dienstbelang als bedoeld in het derde lid, is in ieder geval sprake bij het varen, het vliegen en oefeningen en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden als mede de daadwerkelijke inzet van de krijgsmacht en de voorbereiding daarop.

  • 5. De commandant kan achteraf van de militair verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij geen dienst heeft kunnen verrichten wegens een van de redenen, genoemd in het eerste lid.

Artikel 87b Kort durend zorgverlof

Het kort durend zorgverlof, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg, wordt verleend met behoud van militaire inkomsten.

Artikel 87c Langer durend zorgverlof

  • 1. Aan de militair wordt langer durend zorgverlof met behoud van militaire inkomsten verleend voor hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende of stervende echtgenote, echtgenoot of persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 87a, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de militair bij de melding, bedoeld in artikel 87a, tweede lid, ook de omvang, de wijze van opneming en zo mogelijk de vermoedelijke duur van het verlof aangeeft.

K. Artikel 87d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Ouderschapsverlof.

2. Het woord «verlof» wordt in het eerste tot en met derde, vijfde, zesde en achtste tot en met tiende lid telkenmale vervangen door: ouderschapsverlof.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het ouderschapsverlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden en bedraagt per week ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. In afwijking van het vierde lid kan de militair de commandant verzoeken om:

    a. ouderschapsverlof voor een langere periode dan zes maanden, of

    b. het ouderschapsverlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere periode ten minste een maand bedraagt, of

    c. meer uren ouderschapsverlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week, mits daardoor het maximale aantal ouderschapsverlofuren dat op grond van het vierde lid kan worden verleend niet wordt overschreden.

5. In het elfde lid wordt de zinsnede «buitengewoon verlof in verband met ouderschap» wordt vervangen door: ouderschapsverlof.

L. Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «extra verlof» vervangen door: buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg.

2. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:

  • 2. Indien aan de in het eerste lid bedoelde militair met toepassing van artikel 85, 86 of paragraaf 4b buitengewoon verlof onderscheidenlijk buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg wordt verleend kan daarbij:

M. Artikel 120, vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. Het tweede, derde en vierde lid zijn eveneens van toepassing op de gewezen vrouwelijke militair die na afloop van de periode gedurende welke zij in verband met zwangerschap of bevalling aanspraak heeft op een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg nog wegens ziekte arbeidsongeschikt is voor het verrichten van naar aard en omvang soortgelijke arbeid als die welke als militair werd verricht.

ARTIKEL IX

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie7 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende en tiende lid komen te luiden:

  • 9. De vakantie waarop een ambtenaar aanspraak maakt wordt naar evenredigheid verminderd indien hij een aaneengesloten periode van langer dan een maand geheel of gedeeltelijk geen dienst verricht.

  • 10. Het negende lid is niet van toepassing, indien geheel of gedeeltelijk geen dienst wordt verricht wegens:

    a. vakantie;

    b. ziekte, voor zover de verhindering tot dienstverrichting korter duurt dan 52 weken, waarbij een hervatting gedurende dertig kalenderdagen of minder geen nieuwe periode van 52 weken inluidt;

    c. zwangerschaps- en bevallingsverlof als bedoeld in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg;

    d. verblijf in militaire dienst wegens herhalingsoefeningen.

2. Onder vernummering van het elfde in het twaalfde lid, wordt een elfde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

  • 11. De vakantie waarop de ambtenaar aanspraak maakt:

    a. wordt verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem langer durend zorgverlof als bedoeld in artikel 46e, of ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg, is verleend;

    b. kan worden verminderd naar evenredigheid van de tijd gedurende welke hem buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 125c, tweede lid, van de Ambtenarenwet of artikel 45 van dit besluit, is verleend.

B. Artikel 40 vervalt.

C. In artikel 44 vervallen de onderdelen d tot en met f en wordt onderdeel g geletterd d.

D. Na artikel 46 wordt een opschrift ingevoegd, dat komt te luiden:

Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg

E. Na het opschrift «Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg» worden vijf artikelen, genummerd 46a tot en met 46e ingevoegd, die komen te luiden:

Artikel 46a Bezoldiging tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 1. Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg behoudt de vrouwelijke ambtenaar haar aanspraak op bezoldiging.

  • 2. Het bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke ambtenaar door tussenkomst van het bevoegd gezag een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke ambtenaar het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3. Indien de vrouwelijke ambtenaar aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door het bevoegd gezag gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van de bezoldiging als bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4. Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past het bevoegd gezag het derde lid op overeenkomstige wijze toe.

Artikel 46b Bezoldiging tijdens adoptieverlof

  • 1. Gedurende het adoptieverlof op grond van artikel 3:2, eerste tot en met derde lid, van de Wet arbeid en zorg behoudt de ambtenaar zijn aanspraak op bezoldiging.

  • 2. Het bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat de ambtenaar door tussenkomst van het bevoegd gezag een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de ambtenaar het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3. Indien de ambtenaar aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door het bevoegd gezag gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4. Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering, als bedoeld in het derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past het bevoegd gezag het derde lid op overeenkomstige wijze toe.

Artikel 46c Buitengewoon verlof bij calamiteiten en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden

  • 1. Onverminderd artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg wordt door het bevoegd gezag aan de ambtenaar buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend:

    a. bij plotselinge ziekte van de echtgenote of echtgenoot van de ambtenaar, de persoon met wie de ambtenaar ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- of aanverwanten in de eerste graad of wanneer een andere noodsituatie, waarvoor de ambtenaar onverwijld een voorziening moet treffen, ontstaat: voor de duur benodigd voor de eerste opvang en het treffen van verdere voorzieningen, maar voor ten hoogste één werkdag per zich voordoende situatie;

    b. bij de bevalling van zijn echtgenote of de persoon met wie de ambtenaar ongehuwd samenwoont;

    c. bij overlijden en lijkbezorging van de echtgenote of echtgenoot van de ambtenaar, de persoon met wie de ambtenaar ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- en aanverwanten in de eerste graad: vanaf het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of de crematie en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten;

    d. bij overlijden van:

    1°. bloed- of aanverwanten in de 2e graad, dan wel van pleegbroers of -zusters: voor ten hoogste 2 werkdagen;

    2°. bloed- of aanverwanten in de 3e of 4e graad of een van zijn huisgenoten: voor 1 werkdag,

    met dien verstande dat indien de ambtenaar is belast met de regeling van de begrafenis, de crematie of van de nalatenschap dan wel van beide, het verlof voor ten hoogste 4 werkdagen kan worden verleend en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten.

  • 2. De ambtenaar meldt vooraf aan het bevoegd gezag dat hij het verlof, bedoeld in het eerste lid, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de ambtenaar het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag onder opgave van de reden.

  • 3. Het bevoegd gezag kan achteraf van de ambtenaar verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij geen dienst heeft kunnen verrichten wegens een van de redenen genoemd in het eerste lid.

Artikel 46d Kort durend zorgverlof

Het kort durend zorgverlof, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg, wordt door het bevoegd gezag verleend met behoud van volle bezoldiging.

Artikel 46e Langer durend zorgverlof

  • 1. Aan de ambtenaar wordt door het bevoegd gezag langer durend zorgverlof met behoud van volle bezoldiging verleend voor hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende of stervende echtgenote, echtgenoot of persoon met wie de ambtenaar ongehuwd samenwoont, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen.

  • 2. De ambtenaar meldt vooraf aan het bevoegd gezag dat hij het verlof, bedoeld in het eerste lid, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de ambtenaar het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag onder opgave van de reden. Bij de melding geeft de ambtenaar ook de omvang, de wijze van opneming en zo mogelijk de vermoedelijke duur van het verlof aan.

  • 3. Het verlof vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra het bevoegd gezag aan de ambtenaar kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend dienstbelang heeft, dat het belang van de ambtenaar daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  • 4. Het bevoegd gezag kan achteraf van de ambtenaar verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij geen dienst heeft kunnen verrichten wegens de reden genoemd in het eerste lid.

  • 5. Het bevoegd gezag wijst de ambtenaar op de mogelijkheden tot het aanvragen van een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

  • 6. Indien de ambtenaar aan wie verlof als bedoeld in het eerste lid, is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, wordt door het bevoegd gezag gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van de bezoldiging, als bedoeld in het eerste lid, toegepast welke overeenkomt met het bedrag van bedoelde financiële tegemoetkoming.

  • 7. Indien aan de in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar geen financiële tegemoetkoming is toegekend omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, kan het bevoegd gezag het zesde lid op overeenkomstige wijze toepassen. In dat geval wordt rekening gehouden met de financiële tegemoetkoming die aan de ambtenaar zou zijn toegekend indien hij wel een aanvraag zou hebben ingediend.

F. Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47 Ouderschapsverlof

  • 1. Over de uren waarop de ambtenaar door het bevoegd gezag ouderschapsverlof, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg, is verleend, behoudt hij 75% van zijn bezoldiging.

  • 2. De ambtenaar kan door het bevoegd gezag worden verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging over de genoten ouderschapsverlofuren wanneer hem tijdens de verlofperiode of binnen één jaar na afloop van het ouderschapsverlof ontslag wordt verleend op aanvraag dan wel niet op aanvraag op grond van aan de ambtenaar te wijten omstandigheden of, wanneer hij is aangesteld in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd of voor een proeftijd, ter zake van het verstrijken van die tijd. De verplichting tot terugbetaling wordt beperkt tot een bedrag dat evenredig is aan het aantal maanden dat ontbreekt aan de periode van één jaar. Indien het ontslag verband houdt met een aanstelling als militair ambtenaar of indiensttreding bij een andere overheidssector bestaat geen verplichting tot terugbetaling.

  • 3. Het bevoegd gezag wijst de ambtenaar, aan wie ouderschapsverlof wordt verleend, in voorkomend geval op de mogelijkheden tot het aanvragen van een financiële tegemoetkoming op basis hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

  • 4. Indien de ambtenaar aan wie ouderschapsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, wordt door het bevoegd gezag gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, toegepast welke overeenkomt met het bedrag van bedoelde financiële tegemoetkoming, voor zover dat bedrag het bedrag overeenkomend met 100% van de bezoldiging te boven gaat.

  • 5. Indien aan de in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar geen financiële tegemoetkoming is toegekend omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, kan het bevoegd gezag het vierde lid op overeenkomstige wijze toepassen. In dat geval wordt rekening gehouden met de financiële tegemoetkoming die aan de ambtenaar zou zijn toegekend indien hij wel een aanvraag zou hebben ingediend.

G. Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. Indien de ambtenaar zijn arbeid gedurende een bepaalde tijd voor ten minste 45% verricht, dan wel zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, wordt de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden met die bepaalde tijd, dan wel met dat verlof verlengd.

  • 3. Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden verstreken is, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

2. Aan het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.

H. Artikel 59a komt te luiden:

Artikel 59a Samenloop van bezoldiging en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of bovenwettelijke regeling

  • 1. Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 59, ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering(en) in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 59 recht heeft.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde ambtenaar uit hoofde van twee of meer betrekkingen recht heeft op één uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid toegerekend aan de betrekking ter zake waarvan zijn bezoldiging wordt doorbetaald naar rato van de bezoldiging uit hoofde van de desbetreffende betrekkingen.

  • 3. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.

I. Artikel 61a komt te luiden:

Artikel 61a Sancties

  • 1. Geen aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59 bestaat:

    a. indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen;

    b. Indien de ambtenaar de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

    c. indien de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na het geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 10 en tevens blijkt, dat de ambtenaar onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.

  • 2. De aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59 vervalt, indien en gedurende de tijd dat de ambtenaar:

    a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    b. zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften die hem door de behandelende arts gegeven zijn, met dien verstande dat voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard hierbij zijn uitgezonderd;

    c. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    d. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;

    e. in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige dienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate zijn arbeid te hervatten, tenzij hij daarvoor een door deze dienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    f. zonder deugdelijke grond weigert hem aangeboden passende arbeid, dan wel gangbare arbeid, waartoe de bedrijfsgeneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.

  • 3. De aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59, kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard, indien de ambtenaar de voorschriften overtreedt die ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld.

  • 4. De ambtenaar kan aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst worden onderworpen ter beantwoording van de vraag of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het eerste of tweede lid, onderdeel b of c, van dit artikel. De ambtenaar is gehouden aan een zodanig onderzoek zijn medewerking te verlenen.

  • 5. In de gevallen, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.

  • 6. Indien de ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg, is in plaats van het eerste tot en met vierde lid het verplichtingen- en sanctieregime van de desbetreffende wet op hem van toepassing.

  • 7. Indien ten aanzien van de uitkering die de ambtenaar geniet op grond van een werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door het bevoegd gezag zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomende sanctie toegepast, op het bedrag waarop de ambtenaar recht heeft ingevolge artikel 59, eerste lid, na toepassing van artikel 59a, eerste lid.

J. In artikel 62, negende lid, wordt de zinsnede «een uitkering op grond van een werknemersverzekering, dan wel een bovenwettelijke uitkering wegens onvrijwillige werkloosheid» vervangen door: een uitkering op grond van een werknemersverzekering, een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg, dan wel een bovenwettelijke uitkering wegens onvrijwillige werkloosheid.

K. Artikel 66 vervalt.

L. In de laatste volzin van artikel 69 wordt «61a» vervangen door: 61.

M. Artikel 121, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Voor het bepalen van het in het derde lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van twee jaar worden tijdvakken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken en bij de vaststelling van het tijdvak van twee jaar blijven perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg buiten beschouwing.

ARTIKEL X

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. Indien de militair tijdens de in het eerste lid genoemde termijn gedurende zekere tijd voor ten minste 45% van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht, dan wel zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, wordt die termijn voor de toepassing van het eerste lid met die tijd, dan wel dat verlof verlengd.

  • 3. Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde termijn – in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid – wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting als voortzetting van de voorgaande verhindering beschouwd, indien niet meer dan vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop de militair de dienst volledig heeft hervat. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschapsof bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

2. In het vierde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.

3. Na het vierde lid worden vier leden toegevoegd, die komen te luiden:

  • 5. De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft geen aanspraak op inkomsten, indien hij naar het oordeel van de bevelhebber:

    a. de ziekte heeft voorgewend, althans zodanig overdreven heeft voorgesteld, dat verhindering tot dienstverrichting niet kan worden aangenomen;

    b. de verhindering tot dienstverrichting opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

    c. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek door of vanwege de militair geneeskundige dienst of, ná voor zo'n onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    d. zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen of zich niet houdt aan de hem door de behandelend arts gegeven voorschriften, met dien verstande dat hij geen medewerking behoeft te verlenen aan een ingreep van heelkundige aard;

    e. zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    f. tijdens de verhindering tot dienstverrichting voor zichzelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit door de militair geneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wordt geacht;

    g. in gebreke blijft op het door de commandant – op advies van de militair geneeskundige dienst – bepaalde tijdstip en in de door hem bepaalde mate de dienst te hervatten, tenzij de militair daarvoor een inmiddels opgekomen, door de commandant als geldig erkende reden heeft opgegeven.

  • 6. De aanspraak op doorbetaling van inkomsten ingevolge dit artikel vervalt, indien de militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden passende, dan wel gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.

  • 7. In bijzondere gevallen kan de bevelhebber in de situaties, genoemd in het vijfde en zesde lid, bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

  • 8. Het vijfde tot en met zevende lid is niet van toepassing indien sprake is van samenloop, bedoeld in artikel 17a, met een uitkering op grond van en werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg.

B. Artikel 17a komt te luiden:

Artikel 17a Samenloop tijdens ziekte van inkomsten en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke regeling

  • 1. Indien de militair, bedoeld in artikel 17, ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering(en) in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 17 recht heeft.

  • 2. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de militair de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 3. Indien ten aanzien van de wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.

  • 4. In bijzondere gevallen kan de bevelhebber bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

C. Na artikel 17a worden drie artikelen, genummerd 17b, 17c en 17d ingevoegd, die komen te luiden:

Artikel 17b Inkomsten tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 1. Indien aan de vrouwelijke militair zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend, behoudt zij haar aanspraak op inkomsten.

  • 2. De commandant draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3. Indien de vrouwelijke militair aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling als bedoeld in het vierde lid toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4. Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het tweede lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het tweede lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17c Inkomsten tijdens adoptieverlof

  • 1. Indien aan de militair door de commandant adoptieverlof op basis van artikel 3:2, eerste tot en met derde lid, van de Wet arbeid en zorg is verleend behoudt hij zijn aanspraak op inkomsten.

  • 2. De commandant draagt ervoor zorg dat de militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3. Indien de militair aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4. Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17d Samenloop inkomsten en financiële tegemoetkoming loopbaanonderbreking op basis van de Wet arbeid en zorg

  • 1. De commandant wijst de militair, aan wie buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg met geheel of gedeeltelijk behoud van inkomsten op basis van paragraaf 4b van hoofdstuk 8 van het Algemeen militair ambtenarenreglement is verleend, in voorkomend geval op de mogelijkheden tot het aanvragen van een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

  • 2. Indien de militair gedurende het verlof, bedoeld in eerste lid, of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van die inkomsten toegepast.

    De inhouding bedraagt maximaal het bedrag van de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming en voor zover in totaal door de samenloop 100% van de inkomsten wordt overschreden.

  • 3. Indien aan de in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar door toedoen van de militair geen financiële tegemoetkoming is toegekend, kan het tweede lid op overeenkomstige wijze worden toegepast. In dat geval wordt rekening gehouden met de financiële tegemoetkoming die aan de militair zou zijn toegekend indien hij wel een aanvraag zou hebben ingediend.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2002

ARTIKEL XI

Artikel 27 van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid vervalt de laatste volzin.

2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, wordt een zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vierde lid kan, indien de militair een functie wordt toegewezen in het kader van een vredesoperatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, de bij de functie behorende rang tijdelijk, voor de duur van de functievervulling, worden toegekend indien de militair niet voldoet aan de in artikel 22 bedoelde eisen.

3. Na het zevende lid wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien een militair die een rang tijdelijk bekleedt, overlijdt, wordt hij geacht die tijdelijke rang effectief bekleed te hebben op het tijdstip van zijn overlijden.

ARTIKEL XII

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «f 275,–» vervangen door: € 124,79.

ARTIKEL XIII

Het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3a vervalt.

B. In artikel 3b wordt «f 145,26» vervangen door: € 65,92.

C. In artikel 21a, eerste lid, wordt «0,6%» vervangen door: 0,8%.

D. In artikel 22, tweede lid, wordt «f 290,56» vervangen door: € 131,85.

E. De bijlage B wordt vervangen door de bijlage B, opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit.

ARTIKEL XIV

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 30db komt te luiden:

Artikel 30db Tijdelijke verkorting van de arbeidsduur

  • 1. De ambtenaar van wie het rooster is gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week, kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur tijdelijk gedurende een kalenderjaar met 2 uren per week te verkorten, onder handhaving van de arbeidsduur waarvoor hij is aangesteld.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verkorting van de arbeidsduur wordt verwerkt in het voor de betrokken ambtenaar geldende rooster dan wel wordt toegekend in de vorm van 8 spaaruren per maand.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij het bevoegd gezag.

  • 4. Het bevoegd gezag wijst een aanvraag als bedoeld in het eerste en vijfde lid toe.

  • 5. Indien de ambtenaar op een andere functie wordt tewerkgesteld vervalt met ingang van de datum van tewerkstelling de toewijzing bedoeld in het vierde lid. In dat geval kan de ambtenaar in afwijking van de datum genoemd in het derde lid een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen. Bij toewijzing geldt de verkorting van de arbeidsduur voor het resterende gedeelte van het lopende kalenderjaar.

  • 6. Voor het deel dat de arbeidsduur wordt verkort, wordt maandelijks een inhouding toegepast. Deze inhouding bedraagt 2 maal het voor de betrokken ambtenaar geldende salaris per uur.

B. Na artikel 30db worden twee artikelen, genummerd 30dc en 30dd ingevoegd, die komen te luiden:

Artikel 30dc Opname van spaaruren

  • 1. De spaaruren, bedoeld in artikel 30db, tweede lid, worden geheel of gedeeltelijk in een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren en ten hoogste 960 spaaruren opgenomen.

  • 2. Indien de ambtenaar op een andere functie wordt tewerkgesteld kan het bevoegd gezag op aanvraag van de ambtenaar afwijken van het gestelde in het eerste lid dat de spaaruren in een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren worden opgenomen. Indien met een dergelijke aanvraag wordt ingestemd, dan wordt het gehele tegoed aan spaaruren opgenomen bij functiewisseling, voorafgaand aan de datum van tewerkstelling op de nieuwe functie.

  • 3. Een aanvraag voor de opname van spaaruren wordt ten minste 6 maanden voorafgaande aan de gewenste datum van aanvang van de opnameperiode, ingediend bij het bevoegd gezag.

  • 4. Het bevoegd gezag wijst een aanvraag als bedoeld in het derde lid toe, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

  • 5. De in een kalenderjaar opgebouwde spaaruren vervallen na een periode van 10 kalenderjaren, te rekenen vanaf de dag van aanvang van het daarop volgende kalenderjaar.

  • 6. Indien vanwege dienstbelang dan wel persoonlijke omstandigheden de ambtenaar gedurende de periode van 10 jaar bedoeld in het vijfde lid niet in de gelegenheid is gesteld de spaaruren op te nemen, maakt het bevoegd gezag in afwijking van het vijfde lid met de ambtenaar afspraken over de opname van de spaaruren binnen de 2 daaropvolgende kalenderjaren.

  • 7. Ten aanzien van de opname van spaaruren zijn artikel 33, zevende lid, en artikel 91a van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30dd Spaaruren en ontslag

Indien de ambtenaar op de datum dat hem ontslag is verleend nog een tegoed aan spaaruren heeft, dan wordt voor elk spaaruur een vergoeding toegekend van 1/165 deel van het voor de betrokken ambtenaar geldende maandsalaris, zoals dit gold direct voorafgaande aan de datum dat hem ontslag is verleend.

C. Artikel 127, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van overlijden. Artikel 30dd en artikel 34, eerste lid, worden voorts overeenkomstig toegepast.

ARTIKEL XV

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3a vervalt.

B. In artikel 3b wordt «f 139,84» vervangen door: € 63,46.

C. De salarisschaal, opgenomen in artikel 5a, wordt vervangen door onderstaande salarisschaal:

salarisnummermatr3/sld3matr2/sld2
0€ 959,75€ 978,80
1€ 1096,79€ 1119,02
2€ 1233,83€ 1258,79
3€ 1370,87€ 1398,55
4€ 1386,75€ 1419,42

D. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    a. met salarisnummer 0: € 92,29;

    b. met salarisnummer 1: € 105,48;

    c. met salarisnummer 2: € 118,66;

    d. met salarisnummer 3 of hoger: € 131,85.

E. In artikel 15 wordt «0,6%» vervangen door: 0,8%.

F. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 6 en 7 bij dit besluit;

G. De tabel 3 van bijlage C wordt vervangen door de tabel 3, opgenomen als bijlage 8 bij dit besluit.

ARTIKEL XVI

In artikel 18 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen worden de bedragen «f 5 000,–» en «f 11 999,–» vervangen door: € 2 268,90 onderscheidenlijk € 5 445.

HOOFDSTUK 5 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JULI 2002

ARTIKEL XVII

In de bijlagen A en B van het Inkomstenbesluit militairen wordt het salarisbedrag «€ 8028,73» in de kolommen vice-admiraal en luitenant-generaal gewijzigd in: € 8068,87 en wordt het salarisbedrag «€ 8558,29» in de kolommen van de luitenant-admiraal en generaal gewijzigd in: € 8601,08.

HOOFDSTUK 6 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 NOVEMBER 2002

ARTIKEL XVIII

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 124,79» vervangen door: € 129,78.

ARTIKEL XIX

Het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 22, tweede lid, wordt «€ 131,85» vervangen door: € 137,12.

B. De bijlage B wordt vervangen door de bijlage B, opgenomen als bijlage 9 bij dit besluit.

ARTIKEL XX

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. De salarisschaal, opgenomen in artikel 5a, wordt vervangen door onderstaande salarisschaal:

salarisnummermatr3/sld3matr2/sld2
0€ 997,99€ 1018,14
1€ 1140,56€ 1163,59
2€ 1283,13€ 1309,04
3€ 1425,70€ 1454,49
4€ 1442,22€ 1476,20

B. Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    a. met salarisnummer 0: € 95,98;

    b. met salarisnummer 1: € 109,70;

    c. met salarisnummer 2: € 123,41;

    d. met salarisnummer 3 of hoger: € 137,12.

C. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 10 en 11 bij dit besluit.

D. De tabel 3 van bijlage C wordt vervangen door de tabel 3, opgenomen als bijlage 12 bij dit besluit.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE WIJZIGINGEN

ARTIKEL XXI

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 54a, onderdeel m, komt te luiden

m. oefening: elk door defensiepersoneel in de praktijk brengen van onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van aan de krijgsmacht opgedragen operationele taken te verwerven, te vergroten of te onderhouden.

B. Aan het slot van artikel 70 wordt na het derde lid een vierde lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 4. Het vakantieverlof waarop een militair der zeemacht ingevolge artikel 68 of 69 aanspraak maakt wordt naar evenredigheid verminderd indien hem op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid wordt verleend. In geval van vermeerdering van de arbeidsduur op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen wordt de in de vorige volzin genoemde verminderde aanspraak op vakantieverlof naar evenredigheid vermeerderd.

C. Na artikel 75, derde lid, wordt, onder gelijktijdige vernummering van het vierde in het vijfde lid, een vierde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

  • 4. Het vakantieverlof waarop een militair van de landmacht, de luchtmacht of de marechaussee ingevolge artikel 73 of 74 aanspraak maakt, wordt naar evenredigheid verminderd indien hem op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid wordt verleend. In geval van vermeerdering van de arbeidsduur op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen wordt de in de vorige volzin genoemde verminderde aanspraak op vakantieverlof naar evenredigheid vermeerderd.

D. Artikel 76, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Aan de militair dient in elk kalenderjaar ten minste 120 uren vakantieverlof te worden verleend, waarvan ten minste 80 uren aaneengesloten of tot in evenredigheid lagere getallen indien de militair buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid is verleend op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen.

E Artikel 80, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Niet verleend vakantieverlof, waaronder eventueel van vorige jaren overgeboekt vakantieverlof, wordt overgeboekt naar het volgende kalenderjaar tot een maximum van 80 uren of tot een evenredig lager getal indien de militair buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid is verleend op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen.

ARTIKEL XXII

Na artikel 6 van het Besluit klachtrecht militairen8 wordt een artikel 6a ingevoegd, dat komt te luiden:

6a Grondslag

Dit besluit berust op artikel 9, vierde lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931.

ARTIKEL XXIII

Artikel 30a, onderdeel k, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie komt te luiden:

k. oefening: elk door defensiepersoneel in de praktijk brengen van onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van aan de krijgsmacht opgedragen operationele taken te verwerven, te vergroten of te onderhouden.

ARTIKEL XXIV

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, derde lid, vervalt.

B. In artikel 13, tweede lid, wordt «De minister» vervangen door: Onze Minister.

C. In artikel 14, vierde lid, vervalt de zinsnede «, onder a,».

D. Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15 Eindejaarsuitkering

De militair respectievelijk de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,6% van de door hem genoten bezoldiging respectievelijk de door hem genoten uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen of het door hem genoten wachtgeld of uitkering als bedoeld in artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie na toepassing van de bij of krachtens die wet respectievelijk die regeling geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

E. Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a Eindejaarsuitkering en eenmalige uitkering topfunctionarissen

  • 1. De militair respectievelijk de gewezen militair met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,4% van de door hem genoten bezoldiging respectievelijk de door hem genoten uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen of het door hem genoten wachtgeld of uitkering als bedoeld in artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie na toepassing van de bij of krachtens die wet respectievelijk die regeling geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan de eindejaarsuitkering, bedoeld in het eerste lid, worden verhoogd met een nominaal bedrag overeenkomstig de desbetreffende vaststelling bij overige overheidssectoren.

  • 3. De in het eerste lid genoemde militair die op 1 december 2001 in werkelijke dienst is, heeft op die datum aanspraak op een eenmalige uitkering van f 1000,= (€ 453,78).

ARTIKEL XXV

In artikel 3a van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht9 wordt «artikel 3, tweede lid, onder a tot en met d» vervangen door: artikel 3, derde lid, onder a tot en met d.

ARTIKEL XXVI

De Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel10 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, onder b, wordt «Wet op de Inkomstenbelasting 1964» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

B. Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. gewezen personeel als bedoeld onder a, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een uitkering op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie.

C. In artikel 7a wordt in de eerste regel de zinsnede «burgerpersoneel verstaan» vervangen door: burgerpersoneel, na aftrek van een door Defensie of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, verstaan.

D. In artikel 8, eerste lid, wordt de zinsnede «met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7» vervangen door: met dien verstande dat de kosten, bedoeld in de artikelen 7 en 7a.

E. In artikel 9, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, wordt telkenmale «inkomen» vervangen door: inkomsten.

F. In artikel 9, tweede lid, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door: bedoeld in artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGSBEPALINGEN

ARTIKEL XXVII

A. In afwijking van artikel 8, vierde lid, van het Inkomstenbesluit militairen wordt het salarisnummer van de korporaal der eerste klasse van de Koninklijke Landmacht of van de Koninklijke Luchtmacht op 1 oktober 2001 met één verhoogd. Deze verhoging is niet van invloed op de datum van de jaarlijkse verhoging van het salarisnummer, bedoeld in artikel 7, vierde lid, of artikel 8a, tweede lid.

B. Buitengewoon verlof dat reeds is verleend voor de datum van inwerkingtreding van de artikelen VIII en IX op basis van een artikel in het Algemeen militair ambtenarenreglement of het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, zoals deze op dat moment luidde, wordt geacht te zijn verleend op basis van het toepasselijke artikel in dit besluit zoals dat luidt na inwerkingtreding daarvan.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XXVIII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. de hoofdstukken 1 en 2 terugwerken tot en met 1 oktober 2001;

b. hoofdstuk 3 terugwerkt tot en met 1 december 2001;

c. hoofdstuk 4 terugwerkt tot en met 1 januari 2002;

d. hoofdstuk 5 terugwerkt tot en met 1 juli 2002;

e. artikel XXI, onderdeel A, en artikel XXIII terugwerken tot en met 4 juli 2002;

f. hoofdstuk 6 in werking treedt met ingang van 1 november 2002;

g. artikel XXIV, onderdelen A tot en met C, en artikel XXV terugwerken tot en met 1 juni 2000;

h. artikel XXIV, onderdelen D en E, en artikel XXVI terugwerken tot en met 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Uitgegeven de twaalfde september 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ondergetekende heeft met de centrales van overheidspersoneel in de Sectorcommissie Defensie overeenstemming bereikt over een pakket maatregelen betreffende het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de sector Defensie voor de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2003. Voor zover de maatregelen leiden tot wijzigingen van regelingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur zijn deze in dit besluit opgenomen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele wijzigingen en technische aanpassingen aan te brengen. Hieronder volgt een beknopte opsomming van deze maatregelen.

Primaire inkomensontwikkeling

De salarissen van het defensiepersoneel zijn per 1 oktober 2001 met 4% verhoogd en per 1 november 2002 met nogmaals 4%. Deze verhogingen werken door naar de ontslaguitkeringen van het gewezen defensiepersoneel, zoals wachtgelden, een uitkering op grond van functioneel leeftijdsontslag (FLO) of op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW). De indexering van de pensioenen en VUT/FPU-uitkeringen vindt plaats overeenkomstig de ter zake geldende voorschriften. Daarnaast ontvangt het actief dienende defensiepersoneel, alsmede degenen die met leeftijdsontslag zijn en een uitkering genieten op grond van de UKW, of vanwege FLO en degenen die een wachtgeld genieten in december 2001 en 2003 (peildatum 1 december 2001 en 2003) een eenmalige uitkering ter grootte van 0,8% van het jaarsalaris, als mede in december 2002 (peildatum 1 december 2002) een eenmalige uitkering ter grootte van 0,7% van het jaarsalaris. De eindejaarsuitkering voor het actieve defensiepersoneel, alsmede voor gewezen militairen, voor zover zij een uitkering genieten ingevolge de UKW, dan wel een wachtgeld in de zin van artikel 22 van het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een uitkering op grond van het Besluit uitkering functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, is gerekend van 1 januari 2002 structureel verhoogd van 0,6% naar 0,8%.

Militairen met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de primaire inkomensontwikkeling van de sector Rijk. De salarissen van deze militairen zijn per 1 oktober 2001 met 3,6% verhoogd en per 1 juli 2002 met 0,5%. Daarnaast is het procentuele deel van de eindejaarsuitkering met terugwerkende kracht naar 1 januari 2001 verhoogd tot 0,4% en is een eenmalige uitkering van bruto f 1000,– in december 2001 vastgesteld.

Wet arbeid en zorg

De regelgeving voor het Defensiepersoneel is aangepast aan de invoering van de Wet arbeid en zorg (WAZ) met ingang van 1 december 2001. Dit houdt in het bijzonder in dat bepalingen in de Defensievoorschriften, die tevens zijn opgenomen in de WAZ, zijn geschrapt. Bepalingen in de Defensierechtspositie die afwijken, zijn, voor zover de WAZ daartoe de mogelijkheid biedt, gehandhaafd. Voorts kan aan een aantal bepalingen van de WAZ nader invulling worden gegeven of worden uitgebreid om uitvoeringstechnische redenen. De bepalingen die zijn gehandhaafd of waarmee invulling of uitbreiding is gegeven aan de WAZ zijn, om de herkenbaarheid en duidelijkheid te bevorderen, gegroepeerd in een afzonderlijke paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg». Deze herziening leidt niet tot negatieve wijzigingen van bestaande aanspraken. Een en ander noopt tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD) en het Inkomstenbesluit militairen (IBM).

Deeltijdarbeid militairen

Bij de totstandkoming van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen is de Regeling deeltijd-verlof ingetrokken. Daarmee is het werken in deeltijd voor militairen, met gebruikmaking van het instrument buitengewoon verlof zonder behoud van militaire inkomsten, voortaan gebaseerd op dat Besluit. Het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen is gebaseerd op de Wet aanpassing arbeidsduur en niet op het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR).

In zijn algemeenheid geldt dat in geval van deeltijd de aan de arbeidsduur gerelateerde overige rechtspositionele aanspraken naar evenredigheid worden aangepast. Voorheen gebeurde dit voor wat betreft de vakantieverlofaanspraken voor militairen via de Regeling deeltijdverlof, die was gebaseerd op artikel 86, aanhef en onder b, van het AMAR, en de artikelen 70, derde lid, respectievelijk 75, derde lid, van het AMAR. Om elk misverstand te voorkomen wordt nu een expliciete bepaling over de evenredige vermindering van vakantieverlofaanspraken in geval van buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid op grond van het Besluit aanpassing arbeidsduur militairen in het AMAR opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Het defensiepersoneel ontvangt in december 2001, in december 2002 en in december 2003 een eenmalige uitkering. De hoogte van de uitkering bedraagt 0,8% van het jaarsalaris in 2001, 0,7% in 2002 en 0,8% in 2003. Aangezien het een eenmalige uitkering betreft, wordt het peildatumsysteem gehanteerd. Als peildatum geldt december van het betreffende jaar. Dit betekent dat de situatie in die maand bepalend is voor de toekenning van de eenmalige uitkering.

Onderdeel A

In dit onderdeel worden de belanghebbenden en de berekeningsbasis gedefinieerd. De berekeningsbasis is de over de maand december genoten bezoldiging respectievelijk het salaris dan wel het wachtgeld of de uitkering, eventueel na toepassing van de ter zake geldende anticumulatiebepalingen.

Onderdelen B en C

Hierin wordt het bedrag van de eenmalige uitkering vastgesteld. Voor het actief in dienst zijnde defensiepersoneel maakt de vakantie-uitkering (8% van het salaris) afzonderlijk deel uit van de berekeningsgrondslag voor de eenmalige uitkering. Voor dit personeel bedraagt de eenmalige uitkering in 2001 en in 2003 derhalve 10,4% (0,8% x 1,08 x 12 maanden) van de feitelijk genoten bezoldiging of het feitelijk genoten salaris op 1 december van het betreffende jaar. Voor 2002 geldt een percentage van 9,1% (0,7% x 1,08 x 12 maanden). Voor het gewezen defensiepersoneel is de vakantie-uitkering reeds maandelijks in de uitkering respectievelijk het wachtgeld verrekend, zodat de eenmalige uitkering in 2001 en in 2003 9,6% (0,8% x 12 maanden) van de op 1 december genoten uitkering of het wachtgeld bedraagt. Voor 2002 geldt een percentage van 8,4% (0,7% x 12 maanden). Voor zover op de uitkering of het wachtgeld de anticumulatie wegens nevenwerkzaamheden wordt toegepast, wordt over het gekorte bedrag geen eenmalige uitkering berekend.

Artikel II

Bij de Koninklijke Landmacht (KL) en de Koninklijke Luchtmacht (KLu) zijn per 1 oktober 2001 de standen van soldaat en soldaat der 1e klasse vervangen door de standen van soldaat der 3e klasse, soldaat der 2e klasse en soldaat der 1e klasse, naar analogie van de matroos bij de Koninklijke Marine (KM) en de marechaussee bij de Koninklijke marechaussee (KMAR).

Artikel III

De aanspraken op grond van het Besluit personenchauffeurs defensie zijn met 4% verhoogd.

Artikel IV

Onderdeel A

De overgangsbedragen zijn naar aanleiding van het verlagen van de aanvangsalarissen per 1 april 1998 komen te vervallen, aangezien er geen burgerpersoneel meer voor deze bedragen in aanmerking komt.

Onderdelen B, C en D

De hoogte van het uursalaris, dat wordt toegepast bij de berekening van de toelage onregelmatige dienst, de verschuivingstoelage en de consignatietoelage voor burgerpersoneel, is gemaximeerd op het uursalaris behorend bij het maximumsalaris van salarisschaal 7, in plaats van op salarisnummer 10 van die schaal.

Onderdelen E en F

Met ingang van 1 oktober 2001 is een salarisverhoging van 4% van toepassing voor het burgerpersoneel dat wordt bezoldigd volgens het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD). De salarisverhogingen zijn verwerkt in de nieuwe salaristabellen. Tevens is het minimumbedrag vakantie-uitkering met 4% verhoogd.

Artikel V

Onderdelen A en F

De verhoogde salarisbedragen van artikel 5, derde lid, van het IBM zijn voor de korporaal van de KL en de KLu komen te vervallen. De verhoogde salarisbedragen voor de matroos der 1e klasse van de KM, de korporaal der 1e klasse (KL/KLu) en de marechaussee der 1e klasse van de KMar zijn opgenomen in de salarisschalen, waardoor tabel 2 van bijlage C vervalt.

Onderdelen B, D en G

Met ingang van 1 oktober 2001 is een salarisverhoging van 4% van toepassing voor het voor het militair personeel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal. Deze salarisverhogingen zijn verwerkt in de nieuwe salaristabellen. Tevens is het minimumbedrag van de vakantie-uitkering met 4% verhoogd. Militairen met de rang van vice-admiraal of luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de salarisontwikkeling van de sector Rijk.

Onderdelen C en E

Bij de KL de KLu zijn per 1 oktober 2001 de standen van soldaat en soldaat der 1e klasse (sld1) vervangen door de standen van soldaat der 3e klasse (sld3), soldaat der 2e klasse (sld2) en soldaat der 1e klasse met aangepaste bevorderingsmomenten, naar analogie van de matroos bij de Koninklijke marine en de marechaussee bij de Koninklijke marechaussee. De salarisschalen voor soldaat, sld1 en korporaal zijn omgevormd tot nieuwe salarisschalen voor sld3, sld2 en sld1. De salarisschaal van de korporaal der 1e klasse (kpl1) is omgezet in een gemeenschappelijke salarisschaal voor korporaal en kpl1. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de salaristabellen van bijlage B. Bij bevordering van korporaal naar kpl1 wordt voortaan één extra periodiek toegekend zonder wisseling van salarisschaal. Tevens zijn aan de salarisschaal van de sergeant van de KM drie extra salarisbedragen (periodieken) toegevoegd. Deze wijziging is in de salaristabellen verwerkt.

Artikel VI

In artikel 7 van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie (IZBAD) was voorheen geregeld, dat een ambtenaar met een onvolledige werktijd, hierna te noemen deeltijdwerker, slechts aanspraak had op een evenredig deel van de tegemoetkoming in de ziektekosten. Thans is bepaald, dat een deeltijdwerker met een aanstelling van meer dan twaalf uur per week onder voorwaarden aanspraak heeft op een tegemoetkoming behorende bij een volledige werktijd. De nieuwe tekst van artikel 7 IZBAD geeft hieraan uitvoering.

In het eerste lid is geregeld, dat een deeltijdwerker met een aanstelling van meer dan twaalf uur per week, tenzij hij op grond van artikel 4 geen aanspraak heeft op enige tegemoet-koming, een voltijds tegemoetkoming ontvangt. Het tweede lid regelt de evenredige aanspraak van de deeltijdwerker met een aanstelling voor twaalf uur of minder per week, eveneens tenzij deze deeltijdwerker op grond van artikel 4 geen aanspraak heeft op tegemoetkoming. Artikel 4 bepaalt namelijk dat een ambtenaar, over een kalendermaand waarin hij voor meer dan de helft van het aantal dagen uit anderen hoofde dan het IZBAD een aanspraak heeft op tegemoetkoming in de ziektekosten géén aanspraak heeft op grond van het IZBAD. In het geval dat de deeltijdwerker met een werktijd van meer dan twaalf uur wèl uit anderen hoofde, maar voor minder dan de helft van het aantal dagen van de betreffende kalendermaand een aanspraak heeft op tegemoetkoming in de ziektekosten, ontvangt hij – gelijk de deeltijdwerker met een aanstelling van twaalf uur of minder per week – slechts een evenredige tegemoetkoming; dit is geregeld in het derde lid van artikel 7.

In het vierde lid is bepaald, dat alleen de deeltijdwerker die meestverdienende echtgenoot is, aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de ziektekosten voor kinderen. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt, dat op grond van artikel 4, derde lid, voor een echtgenote of ander gezinslid met een eigen aanspraak op een tegemoetkoming in de ziektekosten, geen aanspraak bestaat op een tegemoetkoming op grond van het IZBAD.

Artikel VII

Onderdelen A en B

Met ingang van 1 oktober 2001 is de fiscale randvoorwaarde om in aanmerking te komen voor een onbelaste tegemoetkoming in de verhuiskosten ingevoerd.

Onderdeel C

Met ingang van 1 oktober 2001 is de aanspraak aangepast. Effect is dat de militair die buiten Europa is of wordt geplaatst, onder bepaalde voorwaarde, éénmaal per twee jaar een reiskostenvergoeding krijgt naar Nederland voor zichzelf en zijn eventuele gezinsleden. Strekking van de bepaling is dat indien de plaatsingsperiode een termijn van twee jaren overschrijdt, doch korter is dan vier jaren, in het laatste deel van de plaatsingsperiode ook aanspraak bestaat op een reiskostenvergoeding. De aanspraak vervalt indien deze niet gedurende de plaatsing is genoten. Deze vergoeding betreft ook de alleenstaande militair. De huidige beperking dat de aanspraak vervalt, indien de aanspraak niet binnen twee jaar is genoten, is ingetrokken. Omdat aan de intrekking van deze bepaling geen terugwerkende kracht wordt verleend, heeft de militair die op 1 oktober 2001 langer dan twee jaar buiten Europa is geplaatst, doch in dat tijdvak de aanspraak op reiskostenvergoeding nog niet heeft verzilverd, niet alsnog aanspraak op deze vergoeding heeft.

Artikel VIII

Onderdeel A

Het betreft hier een technische aanpassing. Omdat in de verlofsystematiek voor militairen een nieuwe vorm van buitengewoon verlof wordt geïntroduceerd, te weten het buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg, wordt artikel 61, tweede lid, van het AMAR gewijzigd.

Onderdeel B

Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg wordt verleend onder het regiem van de bepalingen in de WAZ. Daar waar hierbij sprake is van vormen van geclausuleerd verlof wijkt dit regiem af van de wijze van verlening van de andere vormen van het buitengewoon verlof in het AMAR. Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg wordt verleend maar vangt niet aan of eindigt zodra de commandant aan de militair kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof of de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend dienstbelang heeft dat het belang van de militair daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het overige buitengewoon verlof kan worden afgewezen of worden ingetrokken voor zover de belangen van de dienst dit naar het oordeel van degene die bevoegd is het verlof te verlenen dit vorderen. Om misverstanden hierbij te voorkomen wordt dit onderscheid aangegeven in artikel 63 van het AMAR.

Onderdeel C

Zie toelichting bij artikel VIII, onderdeel A.

Onderdelen D en E

De wijziging van de artikelen 65 en 67 van het AMAR ligt in het verlengde van de wijziging van artikel 63 van het AMAR.

Onderdelen F en G

De wijziging van artikel 70 en 75 is meervoudig. Ten eerste is het eerste lid gewijzigd omdat in de praktijk is gebleken dat de tekst onduidelijk was waar het gaat om het verminderen van de aanspraak op vakantieverlof bij het gedeeltelijk geen dienst verrichten gedurende een periode langer dan een maand. Door aansluiting te zoeken bij de tekst van de bepaling zoals die is opgenomen in artikel 32, negende lid, van het BARD wordt deze onduidelijkheid weggenomen en is tegelijkertijd sprake van harmonisatie van regelgeving. Ten tweede heeft in het tweede lid een herschikking plaatsgevonden, waarbij het zwangerschaps- en bevallingsverlof apart is vermeld en daarbij bovendien een verwijzing is opgenomen naar de WAZ. Ten derde is in het derde lid, onder a, het langer durend zorgverlof toegevoegd. Gelet op de aard van deze vorm van buitengewoon verlof en met name de mogelijke duur ervan, mede in relatie tot het al opgenomen ouderschapsverlof, waarvan overigens de artikelnummering wijzigt, ligt het in de rede ook tijdens verleend langer durend zorgverlof de aanspraak op vakantieverlof naar evenredigheid te verminderen.

Onderdelen H en I

De in artikel 85, eerste lid, van het AMAR vervallen onderdelen behelzen hetzij bepalingen die ook in de WAZ zijn opgenomen en onverkort worden gevolgd, hetzij bepalingen die in de WAZ zijn opgenomen en in het AMAR in de nieuwe paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg» nader worden ingevuld dan wel worden uitgebreid. Onderdeel a betreft buitengewoon verlof voor het voldoen aan een wettelijke verplichting of het uitoefenen van het kiesrecht. Dit is ook opgenomen in artikel 4:1 van de WAZ en kan derhalve uit het AMAR worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor het buitengewoon verlof van 2 werkdagen in artikel 85, tweede lid, onder l, van het AMAR bij bevalling van de echtgenote, welke bepaling overeenkomt met het kraamverlof in artikel 4:2 van de WAZ. De overige onderdelen betreffen vormen van buitengewoon verlof die worden opgenomen in de nieuwe paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg», waar zij nader worden ingevuld dan wel worden uitgebreid ten opzichte van de bepalingen hierover in de WAZ. Voor een meer gedetailleerde toelichting wordt daarom verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij die paragraaf.

Onderdeel J

Volgens de Aanwijzingen voor de Regelgeving (Ar 238, eerste lid) is vernummering van artikelen slechts toegestaan als dit noodzakelijk is. Bij de opzet van de nieuwe paragraaf «Buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg» is bij de volgorde van de onderwerpen in de opeenvolgende artikelen uit een oogpunt van consistentie en inzichtelijkheid de volgorde van de bepalingen in de WAZ gehanteerd. Dat nu heeft gevolgen voor de plaats van het al in het AMAR opgenomen artikel 87a over ouderschapsverlof. Het niet vernummeren van artikel 87a zou in dit kader tot redactionele problemen leiden zodat is gekozen voor het bij uitzondering vernummeren van artikel 87a in artikel 87d.

Buitengewoon verlof bij calamiteiten en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 87a AMAR)

In artikel 87a van het AMAR wordt invulling gegeven aan hoofdstuk 4 (calamiteiten- en ander kort verzuimverlof) van de WAZ. Daarbij is om al te grote versnippering van de toepasselijke teksten te voorkomen een aantal bepalingen uit de WAZ overgenomen. In het eerste lid, onder a, wordt invulling gegeven aan het calamiteitenverlof, waarbij de situaties zoals die zijn genoemd in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 207, nr. 3, pagina 52) in de tekst van dit artikel zelf zijn opgenomen. Met nadruk wordt in dit kader gewezen op de clausulering voor militairen, zoals die is opgenomen in artikel 4:3, tweede lid, van de WAZ en zoals die ook is overgenomen in artikel 87a, derde lid, van het AMAR. Wat de invulling van het begrip noodsituatie betreft wordt in eerdergenoemde Memorie van Toelichting aangegeven dat het daarbij (ook) gaat om noodsituaties, anders dan ziekte, die vergen dat de werknemer onverwijld een voorziening treft. Daarbij worden met name genoemd een gesprongen waterleiding, een verstopte riolering en dergelijke. In het eerste lid, onder b, is de bepaling uit artikel 4:1, tweede lid, onder a, van de WAZ overgenomen. De militair heeft aanspraak op buitengewoon verlof voor de bevalling van zijn echtgenote. Het gaat hierbij om de daadwerkelijke bevalling. Om die reden kan hieraan ook geen maximumtermijn worden verbonden. Deze vorm van verlof is overigens niet dezelfde als het kraamverlof, bedoeld in artikel 4:2 van de WAZ, zoals dat voorheen voor militairen was geregeld in artikel 85, tweede lid, onder l, van het AMAR. In het eerste lid, onder c en d, wordt invulling gegeven aan artikel 4.1, tweede lid, onder d, van de WAZ inzake overlijden en lijkbezorging, waar het gaat om de tijdsbepaling en de afbakening van de in het voorkomend geval in het geding zijnde relaties. Daarbij is aansluiting gezocht bij wat hierover was bepaald in artikel 85, tweede lid, onder j en k, van het AMAR. Het tweede, derde en vijfde lid sluiten aan bij artikel 4:3 en 4:4 van de WAZ en het vierde lid bij hetgeen hierover is opgenomen in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 207, nr. 3, pagina 53).

Kort durend zorgverlof (artikel 87b AMAR)

Daar waar in artikel 5:6 van de WAZ wordt bepaald dat het kort durend zorgverlof wordt verleend met behoud van 70% van het (gemaximeerd) loon, wordt in artikel 87b van het AMAR bepaald dat het kort durend zorgverlof, bedoeld in hoofdstuk 5 van de WAZ wordt verleend met (volledig) behoud van militaire inkomsten.

Langer durend zorgverlof (artikel 87c AMAR)

In het AMAR was in artikel 85, tweede lid, onder i, opgenomen het buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten bij ernstige ziekte van zijn echtgenote, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen. Deze vorm van buitengewoon verlof is niet gemaximeerd. Gelet op de inhoud van deze bepaling en de invoering van het kort durend zorgverlof ligt het in de rede om de bepaling in het AMAR over te brengen naar de nieuwe paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg» en deze te laten aansluiten op de bepaling inzake het kort durend zorgverlof. Wat betreft de melding en de clausulering is hierbij aansluiting gezocht bij de in deze paragraaf gehanteerde systematiek en terminologie. Tevens is meer concreet invulling gegeven aan het begrip «bij ernstige ziekte». Dit leidt mede in combinatie met de bepaling in artikel 87b van het AMAR inzake kort durend zorgverlof niet tot een negatieve wijziging van bestaande aanspraken. Het langer durend zorgverlof is bedoeld voor die situaties waarin bij personen uit de kring voor wie het verlof mag worden opgenomen, als gevolg van ernstige fysieke of psychische beperkingen, behoefte bestaat aan langer durende hulp door de militair bij het dagelijks functioneren. Maatstaf in deze is dus niet de ernst van de ziekte of het ongeval, dat immers niet per definitie gepaard gaat met een gelijke ernstige hulpbehoevendheid, maar de mate van hulpbehoevendheid bij het dagelijks functioneren in een bepaalde periode in verband met ernstige fysieke of psychische beperkingen. Uit de gekozen bewoordingen in artikel 87c, eerste lid, van het AMAR, kan voorts worden afgeleid dat het gaat om een tijdelijke voorziening. Dit betekent dat in geval van chronische hulpbehoevendheid een andere oplossing moet worden gezocht. Wel bestaat aanspraak op verlof wanneer sprake is van een tijdelijke extra hulpbehoevendheid van een chronisch zieke. Omdat met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat herziening van het buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg niet zal leiden tot negatieve wijzigingen van bestaande aanspraken, is afgezien van een maximering van de duur van het langer durend zorgverlof.

Onderdeel K

De wijziging van artikel 87d behelst aanpassing aan de uitbreiding van de mogelijkheden het ouderschapsverlof flexibel in te vullen zoals dat ook in de WAZ gebeurt. Het gaat daarbij met name om de mogelijkheid om het ouderschapsverlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere periode ten minste een maand bedraagt. Voor het overige is besloten het artikel in zijn geheel te handhaven met name met het oog op de eerder met de centrales van overheidspersoneel afgesproken en wettelijk toegestane afwijkingen ten opzichte van de wettelijke regeling, te weten de territoriale beperking, de langere meldingstermijn en de opschortingmogelijkheid.

Onderdeel L

De wijziging van artikel 88 van het AMAR is een technische wijziging als gevolg van de introductie van de nieuwe paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg». Daarbij wordt tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt het reeds eerder vervallen maar in dit artikel nog genoemde «extra verlof» (als vorm van beloning) te schrappen.

Artikel IX

Onderdeel A

Zie toelichting bij artikel VIII, onderdelen F en G.

Onderdeel B

Buitengewoon verlof voor het voldoen aan een wettelijke verplichting of het uitoefen van het kiesrecht is opgenomen in artikel 4:1 van de WAZ. Omdat artikel 40 van het BARD niet afwijkt van die bepaling wordt deze geschrapt.

Onderdeel C

De te vervallen onderdelen d tot en met f betreffen buitengewoon verlof bij respectievelijk ernstige ziekte, overlijden en bevalling van de echtgenote. De laatstgenoemde vorm, bij bevalling, stemt overeen met het kraamverlof zoals dat is geregeld in artikel 4:2 van de WAZ en kan derhalve hier vervallen. Deze vorm moet overigens niet worden verward met het buitengewoon verlof voor de daadwerkelijke bevalling, zoals opgenomen in artikel 4:1 van de WAZ en overgenomen in het voorgestelde artikel 46c, eerste lid, onder b, van het BARD (zie voor een toelichting aldaar). Het buitengewoon verlof bij ernstige ziekte en bij overlijden wordt overgeheveld naar de aparte paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg».

Onderdelen D en E

Aan zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof zoals dat is geregeld in de artikelen 3:1 en 3:2 van de WAZ is een uitkering gekoppeld. Deze wordt geregeld in hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de WAZ. De hoogte van deze uitkering wordt in artikel 3:13 van de WAZ gemaximeerd. Op dit moment is zowel bij zwangerschaps- en bevallingsverlof als bij adoptieverlof voor het Defensiepersoneel sprake van verlof met behoud van bezoldiging dan wel inkomsten. Dit betekent dat strikte toepassing van de bepalingen in de WAZ in voorkomend geval kan leiden tot een achteruitgang in inkomsten tijdens het verlof. Dit is niet wenselijk en ook in strijd met de afspraak met centrales van overheidspersoneel dat een en ander niet tot negatieve wijzigingen mag leiden. Daarom is bepaald dat tijdens zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof de bezoldiging voor 100% wordt doorbetaald. Daarbij moet worden voorkomen dat een samenloop optreedt van de doorbetaling van de bezoldiging en de aanspraak op een uitkering op basis van de WAZ. De artikelen 46a en 46b van het BARD dienen daartoe. Hierbij is gekozen voor de systematiek van een inhouding op de bezoldiging ter grootte van genoemde uitkering. Ook wanneer wel aan de voorwaarden voor een wettelijke uitkering is voldaan maar die uitkering niet wordt toegekend omdat geen uitkering is aangevraagd, vindt inhouding plaats. Op die manier wordt voorkomen dat het bevoegd gezag nadeel ondervindt van het niet aanvragen van een uitkering door de ambtenaar. Door de inhouding ondervindt de ambtenaar geen nadeel. Het totale bedrag dat wordt ontvangen tijdens het verlof blijft gelijk. Door de gekozen systematiek van instandhouden van de bezoldiging en een inhouding daarop is er ook geen sprake van nadelen voor de aan de bezoldiging gekoppelde aanspraken zoals de vakantie- en eindejaarsuitkering. Evenmin is er sprake van nadelige gevolgen voor pensioen en sociale zekerheid. Voor het toepassen van deze bepaling is het wel vereist dat aan de ambtenaar voldoende voorlichting wordt gegeven over de diverse bepalingen in de WAZ en het BARD en de gevolgen daarvan, evenals over de gevolgen van het niet meewerken aan een aanvraag voor een uitkering op basis van de WAZ. Als de ambtenaar vervolgens die medewerking weigert is het redelijk dat toch een inhouding wordt toegepast.

Overigens geldt de van de WAZ afwijkende doorbetaling van de bezoldiging niet voor het verlof voor het opnemen van een pleegkind, zoals geregeld in artikel 3.2, vierde lid, van de WAZ. Deze verlofvorm bestond nog niet voor het defensiepersoneel. Het volgen van de WAZ waar het gaat om de uitkering tijdens het verlof betekent derhalve ook geen achteruitgang ten opzichte van de huidige, immers niet bestaande situatie. Dit verlof wordt dus verleend op basis van de WAZ zonder behoud van bezoldiging. Wel bestaat aanspraak op de uitkering op grond van de WAZ tijdens het verlof. Deze uitkering moet door de ambtenaar door tussenkomst van de werkgever worden aangevraagd bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen (LISV).

Buitengewoon verlof bij calamiteiten en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 46c BARD)

In artikel 46c van het BARD wordt invulling gegeven aan hoofdstuk 4 (calamiteiten- en ander kort verzuimverlof) van de WAZ. Daarbij is om al te grote versnippering van de toepasselijke teksten te voorkomen een aantal bepalingen uit de WAZ overgenomen. In het eerste lid, onder a, wordt invulling gegeven aan het calamiteitenverlof, waarbij de situaties zoals die zijn genoemd in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 207, nr. 3, pagina 52) in de tekst van dit artikel zelf zijn opgenomen. Wat de invulling van het begrip noodsituatie betreft wordt in eerdergenoemde Memorie van Toelichting aangegeven dat het daarbij (ook) gaat om noodsituaties, anders dan ziekte, die vergen dat de werknemer onverwijld een voorziening treft. Daarbij worden met name genoemd een gesprongen waterleiding, een verstopte riolering en dergelijke. In het eerste lid, onder b, is de bepaling uit artikel 4:1, tweede lid, onder a, van de WAZ overgenomen. De ambtenaar heeft aanspraak op buitengewoon verlof voor de bevalling van zijn echtgenote. Het gaat hierbij om de daadwerkelijke bevalling. Om die reden kan hieraan ook geen maximumtermijn worden verbonden. Deze vorm van verlof is overigens niet dezelfde als het kraamverlof, bedoeld in artikel 4:2 van de WAZ, zoals dat voorheen voor ambtenaren was geregeld in artikel 44, onder f, van het BARD. In het eerste lid, onder c en d, wordt invulling gegeven aan artikel 4.1, tweede lid, onder d, van de WAZ inzake overlijden en lijkbezorging, waar het gaat om de tijdsbepaling en de afbakening van de in het voorkomend geval in het geding zijnde relaties. Daarbij is aansluiting gezocht bij wat hierover was bepaald in artikel 44, onder e en f, van het BARD. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om deze bepalingen, in navolging van hetgeen ter zake is geregeld voor militair personeel, religieneutraal te maken. Het tweede en derde lid sluiten aan bij artikel 4:3 en 4:4 van de WAZ en het vierde lid bij hetgeen hierover is opgenomen in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 207, nr. 3, pagina 53).

Kort durend zorgverlof (artikel 46d BARD)

Daar waar in artikel 5:6 van de WAZ wordt bepaald dat het kort durend zorgverlof wordt verleend met behoud van 70% van het (gemaximeerd) loon, wordt in artikel 46d van het BARD bepaald dat het kort durend zorgverlof, bedoeld in hoofdstuk 5 van de WAZ wordt verleend met (volledig) behoud van bezoldiging.

Langer durend zorgverlof (artikel 46e BARD)

In het BARD was in artikel 44, onder d, opgenomen het buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging bij ernstige ziekte van zijn echtgenote, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen. Deze vorm van buitengewoon verlof is niet gemaximeerd. Gelet op de inhoud van deze bepaling en de invoering van het kort durend zorgverlof ligt het in de rede om de bepaling in het BARD over te brengen naar de nieuwe paragraaf «buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg» en deze te laten aansluiten op de bepaling inzake het kort durend zorgverlof. Wat betreft de melding en de clausulering is hierbij aansluiting gezocht bij de in deze paragraaf gehanteerde systematiek en terminologie. Tevens is meer concreet invulling gegeven aan het begrip «bij ernstige ziekte». Dit leidt mede in combinatie met de bepaling in artikel 46d van het BARD inzake kort durend zorgverlof niet tot een negatieve wijziging van bestaande aanspraken. Het langer durend zorgverlof is bedoeld voor die situaties waarin bij personen uit de kring voor wie het verlof mag worden opgenomen, als gevolg van ernstige fysieke of psychische beperkingen, behoefte bestaat aan langer durende hulp door de ambtenaar bij het dagelijks functioneren. Maatstaf in deze is dus niet de ernst van de ziekte of het ongeval, dat immers niet per definitie gepaard gaat met een gelijke ernstige hulpbehoevendheid, maar de mate van hulpbehoevendheid bij het dagelijks functioneren in een bepaalde periode in verband met ernstige fysieke of psychische beperkingen. Uit de gekozen bewoordingen in artikel 46e, eerste lid, van het BARD, kan voorts worden afgeleid dat het gaat om een tijdelijke voorziening. Dit betekent dat in geval van chronische hulpbehoevendheid een andere oplossing moet worden gezocht. Wel bestaat aanspraak op verlof wanneer sprake is van een tijdelijke extra hulpbehoevendheid van een chronisch zieke. Omdat met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat herziening van het buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg niet zal leiden tot negatieve wijzigingen van bestaande aanspraken, is afgezien van een maximering van de duur van het langer durend zorgverlof. Wat betreft het bepaalde in de leden 5 tot en met 7 wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 46a en 46b van het BARD, die mutatis mutandis ook van toepassing is op deze bepalingen, met dien verstande dat i.c. geen sprake is van een mogelijke uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de WAZ maar mogelijk van een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de WAZ. Overigens is wat betreft het bepaalde in het zevende lid expliciet gekozen voor een «kan»-bepaling. Immers, met name wanneer sprake is van begeleiding van een terminaal zieke (palliatief verlof) of van een kind met een levensbedreigende ziekte is het zeer goed voorstelbaar dat de ambtenaar niet direct zal denken aan het aanvragen van de financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de WAZ. In beide genoemde gevallen is vervanging geen vereiste voor de financiële tegemoetkoming en zou de ambtenaar daarvoor vrij snel in aanmerking komen. Het bevoegd gezag dient in dit soort gevallen een zorgvuldige afweging te maken waarbij het organisatiebelang niet per definitie zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de ambtenaar.

Onderdeel F

Van artikel 47 van het BARD inzake ouderschapsverlof wordt alleen de afwijking inzake de gedeeltelijke doorbetaling van de bezoldiging alsmede de daaraan gerelateerde mogelijke terugbetalingsverplichting gehandhaafd, voor het overige gelden onverkort de bepalingen in hoofdstuk 6 van de WAZ inzake ouderschapsverlof. Nieuw zijn de bepalingen over de mogelijke financiële tegemoetkoming. Voor een toelichting op deze bepalingen wordt verwezen naar de passages ter zake in de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 46a, 46b en 46e van het BARD. Ter aanvulling daarop wordt erop gewezen dat in geval van verleend ouderschapsverlof bij een eventuele inhouding rekening wordt gehouden met het gegeven dat daarbij sprake is van slechts 75% doorbetaling van de bezoldiging. De inhouding wordt beperkt tot dat gedeelte van de tegemoetkoming waarmee deze, tezamen met de gedeeltelijke doorbetaling van de bezoldiging, het bedrag overeenkomend met 100% van de bezoldiging te boven gaat.

Onderdeel G

Op grond van artikel 59 bestaat ingeval van ziekte aanspraak op door betaling van 100% bezoldiging gedurende 18 maanden en vervolgens bestaat aanspraak op 80%. In het tweede lid is opgenomen in welke gevallen de termijn van 18 maanden verlengd wordt. Aangezien de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof niet langer als ziekte wordt beschouwd, dient de termijn van 18 maanden te worden verlengd met genoemde periode in die gevallen dat tijdens ziekte aanspraak ontstaat op zwangerschaps- en bevallingsverlof. In het derde lid is bepaald dat de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof een onderbreking vormt van de periode van ziekte, in die zin dat de periode van ziekte niet opnieuw aanvangt na einde van genoemd verlof, doch wordt voortgezet. In het vierde lid is opgenomen dat indien gedurende de periode dat ingevolge de rechtspositiebepalingen aanspraak bestaat op 80% van de bezoldiging zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, gedurende dat verlof aanspraak bestaat op 100% van de bezoldiging.

Onderdeel H

Artikel 59a regelt de samenloop tussen bezoldiging, uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en de uitkeringen op grond van een bovenwettelijke regeling.

Onderdeel I

De eerder per 1 januari 2001 vervallen sanctiebepalingen zijn wederom toegevoegd, daar de koppeling met de Ziektewet bij de invoering van de Wet arbeid en zorg nagenoeg geheel is verdwenen en het bij de Ziektewet behorende sanctieregime derhalve in het merendeel van de gevallen geen effect meer heeft.

Onderdelen J en L

Dit betreft technische aanpassingen.

Onderdeel K

Dit artikel vervalt omdat het zwangerschaps- en bevallingsverlof is geregeld in hoofdstuk 3 van de WAZ.

Onderdeel M

Een van de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn alvorens aan een ambtenaar ontslag wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte kan worden verleend, is dat er sprake moet zijn van een ononderbroken periode van 2 jaar van ongeschiktheid. Indien binnen die twee jaar zwangerschaps- en bevallingsverlof op basis van de Wet arbeid en zorg is genoten, dient de periode van 2 jaar verlengd te worden met de duur van dat verlof. De toevoeging van dit vijfde lid houdt verband met het Brown-arrest (arrest van 30 juni 1998 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake M. Brown vs. Rentokil ltd., nr. C-394/96). Een met deze wijziging vergelijkbare bepaling zal worden opgenomen in artikel 870, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2000/01, 27 826) en artikel 11a, tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Kamerstukken II 2000/01, 27 699), Stb. 2002, 65.

Artikel X

Onderdeel A

Op grond van artikel 17 bestaat ingeval van ziekte aanspraak op doorbetaling van 100% bezoldiging gedurende 18 maanden en vervolgens bestaat aanspraak op 80%.

In het tweede lid is opgenomen in welke gevallen de termijn van 18 maanden verlengd wordt. Aangezien de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof niet (langer) als ziekte wordt beschouwd, dient de termijn van 18 maanden te worden verlengd met genoemde periode in die gevallen dat tijdens ziekte aanspraak ontstaat op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

In het derde lid is bepaald dat de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof een onderbreking vormt van de periode van ziekte, in die zin dat de periode van ziekte niet opnieuw aanvangt na einde van genoemd verlof, doch wordt voortgezet.

In het vierde lid is bepaald in welke gevallen er na de termijn van 18 maanden aanspraak bestaat op 100% van de bezoldiging. Aangezien de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof kan vallen in de periode waarin aanspraak bestaat op 80% van de bezoldiging en gedurende dat verlof aanspraak bestaat op 100% bezoldiging, dient een bepaling hieromtrent te worden opgenomen. De aanspraak op 100% bezoldiging schort derhalve voor de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof de aanspraak op bezoldiging bij ziekte op.

In het toegevoegde vijfde en zesde lid worden de eerder vervallen sanctiebepalingen wederom opgenomen, daar de koppeling met de Ziektewet bij de invoering van de Wet arbeid en zorg nagenoeg geheel is verdwenen en het bij de Ziektewet behorende sanctieregime in het merendeel van de gevallen geen effect meer heeft.

Onderdeel B

Artikel 17a regelt de samenloop tussen bezoldiging, uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en de uitkeringen op grond van een bovenwettelijke regeling. Het betreft hier een technische aanpassing.

Onderdeel C

De invoering van de artikelen 17b tot en met 17d van het IBM heeft dezelfde achtergrond als de soortgelijke voorgestelde bepalingen in dit wijzigingsbesluit in de artikelen 46a, 46b, 46e, vijfde tot en met zevende lid, en 47, derde tot en met vijfde lid, van het BARD. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting ter zake bij genoemde artikelen in het BARD. Daarbij wijs ik met nadruk op de toelichting bij artikel 46e, zevende lid, van het BARD waar het gaat om de keuze voor een «kan»-bepaling. Deze bepaling komt overeen met het voorgestelde derde lid van artikel 17d van het IBM.

Artikel XI

Het uitgangspunt bij bevordering, dat aan de militair de rang wordt toegekend die behoort bij de functie die hem is toegewezen, is neergelegd in artikel 27, vierde lid. Het vijfde lid geeft hierop een uitzondering, doch biedt blijkens de toelichting op dat artikel geen grondslag om een militair, aan wie in het kader van een vredesoperatie een functie binnen de reguliere formatie wordt toegewezen, tijdelijk te bevorderen. Om hierin te voorzien wordt in het (nieuwe) zesde lid bepaald, dat indien het in het kader van een vredesoperatie noodzakelijk is om aan een militair een functie toe te wijzen, waar hij op grond van het tot dan toe door hem gevolgde loopbaanpatroon nog niet voor in aanmerking zou komen, hem de rang behorende bij de functie tijdelijk kan worden toegekend.

Artikel XII

Met ingang van 1 januari 2002 wordt de euro ingevoerd. Alle guldenbedragen zijn overeenkomstig de op Europees niveau vastgestelde rekenregels technisch omgezet in euro's. Dit betekent dat het guldenbedrag is gedeeld door 2,20371 waarna het resultaat is afgerond op twee decimalen.

Artikel XIII

Onderdeel A

In verband met de afschaffing van de overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 werden nabetalingen over aanspraken die voor 1 januari 2001 waren ontstaan, maar in 2001 zijn uitbetaald, verhoogd met 1,9%. Deze verhoging komt per 1 januari 2002 te vervallen.

Onderdelen B, D en E

Zie de toelichting bij artikel XII.

Onderdeel C

De eindejaarsuitkering wordt met ingang van 1 januari 2002 verhoogd.

Artikel XIV

Onderdelen A en B

In artikel 30db van het BARD bestaat voor burgerambtenaren, voor zover zij zijn tewerkgesteld volgens een rooster dat is gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week, de mogelijkheid om voor de duur van een kalenderjaar de arbeidsduur met 2 uren per week te verkorten. Een aanvraag voor een tijdelijke verkorting van de arbeidsduur van gemiddeld 38 naar 36 uur wordt altijd door het bevoegd gezag toegestaan. Over de daadwerkelijke invulling van de tijdelijke verkorting van de arbeidsduur wordt in overleg met de functionele chef een werkafspraak gemaakt die vervolgens in het individuele rooster van betrokkene wordt verwerkt. Als uitvloeisel van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003 is het vanaf 1 januari 2002 ook mogelijk om in plaats van directe verroostering de tijdelijke verkorting van de arbeidsduur opzij te zetten in de vorm van 2 spaaruren per week. Per maand zijn dit, uitgaande van 4 weken per maand, 8 spaaruren (zie het nieuwe tweede lid van artikel 30db). Op jaarbasis ontstaat een aanspraak op in totaal 96 spaaruren. Bij deze keuzemogelijkheid wordt het voor betrokken ambtenaar geldende rooster, dat is gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week, derhalve niet gewijzigd.

Uitgangspunt bij de hierboven uiteengezette spaarvariant is dat de burgerambtenaar de spaaruren over een langere periode opspaart om dit spaartegoed op een later moment te kunnen opnemen. In de nieuwe artikelen 30dc en 30dd is de wijze van realisatie van het opgebouwde tegoed aan spaaruren nader uitgewerkt. In het eerste lid van artikel 30dc is bepaald dat het tegoed aan spaaruren geheel of gedeeltelijk in aaneengesloten periodes van minimaal 288 uur (circa 7,5 werkweken) en maximaal 960 uur (circa 25 werkweken) moet worden opgenomen. Dit betekent dat de burgerambtenaar een tegoed van 3 kalenderjaren (3 maal 96 uur) moet opbouwen alvorens hij dit tegoed kan opnemen. Hiermee wordt bereikt dat sprake is van een daadwerkelijk sparen over meerdere jaren. Voorkomen wordt dat in enig kalenderjaar opgebouwd spaartegoed het jaar daarop onmiddellijk wordt opgenomen. Maximaal kan een tegoed aan spaaruren ter grootte van 10 kalenderjaren (10 maal 96 uur) worden opgenomen.

Het tweede lid van artikel 30dc regelt de mogelijkheid af te wijken van het gestelde in het eerste lid dat spaaruren in een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren moeten worden opgenomen. Indien de burgerambtenaar op een andere functie wordt tewerkgesteld én op dat moment nog geen spaartegoed van minimaal 288 uren (3 volle kalenderjaren) heeft opgebouwd, kan met instemming van het bevoegd gezag het gehele tegoed aan spaaruren worden opgenomen bij functiewisseling, voorafgaande aan de datum van tewerkstelling op de nieuwe functie. In een dergelijke situatie dient de burgerambtenaar wel zijn volledige tegoed aan spaaruren op te nemen.

Ingevolge het derde lid bedraagt de aanvraagperiode voor opname van spaaruren ten minste 6 maanden. Vervolgens wordt overeenkomstig het vierde lid de aanvraag door het bevoegd gezag toegewezen, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. In geval van afwijzing wordt in onderling overleg tussen betrokkene en het bevoegd gezag een nieuw opname-moment bepaald dat past in de bedrijfsvoering.

Om te voorkomen dat vanwege het over een lange periode opbouwen van spaaruren ongewenst «spaaruren-stuwmeren» ontstaan, vervallen overeenkomstig het vijfde lid van artikel 30dc de in een kalenderjaar opgebouwde 96 spaaruren, indien deze in de daarop volgende periode van 10 kalenderjaren, na het ontstaan van die spaaruren, niet zijn opgenomen. Van het voorgaande kan ingevolge het zesde lid alleen in bijzondere situaties worden afgeweken.

In het zevende lid van artikel 30dc is geregeld dat voor opgenomen spaaruren enkele vergelijkbare bepalingen van toepassing zijn als voor opgenomen vakantieverlofuren.

Tenslotte voorziet het nieuwe artikel 30dd in de mogelijkheid dat in situaties waarbij de burgerambtenaar de dienst met ontslag verlaat, de nog niet opgenomen spaaruren financieel worden vergoed.

Onderdeel C

In geval van overlijden wordt op basis van artikel 127, eerste lid, van het BARD het nog uitstaande spaarurentegoed op dezelfde wijze vergoed als in geval van ontslag.

Artikel XV

Onderdeel A

Zie de toelichting bij artikel XIII, onderdeel A.

Onderdelen B t/m D, F en G

Zie de toelichting bij artikel XII.

Onderdeel E

Zie de toelichting bij artikel XIII, onderdeel C.

Artikel XVI

Met ingang van 1 januari 2002 wordt de euro ingevoerd. Het bedrag van f 5 000,– is overeenkomstig de op Europees niveau vastgestelde regels, technisch omgezet. Het bedrag f 11 999,– is per 1 januari 2002 conform de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 15a, onderdeel g, vastgesteld op € 5 445.

Artikel XVII

Met ingang van 1 juli 2002 is een salarisverhoging van 0,5% van toepassing voor de militairen met de rang van vice-admiraal/luitenant-admiraal en hoger, die de salarisontwikkeling volgen van de sector Rijk.

Artikel XVIII

De aanspraken op grond van het Besluit personenchauffeurs defensie zijn met 4% verhoogd.

Artikel XIX

Met ingang van 1 november 2002 is een salarisverhoging van 4% van toepassing voor het burgerpersoneel dat wordt bezoldigd volgens het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD). De salarisverhogingen zijn verwerkt in de nieuwe salaristabellen. Tevens is het minimumbedrag vakantie-uitkering met 4% verhoogd.

Artikel XX

Met ingang van 1 november 2002 is een salarisverhoging van 4% van toepassing voor het voor het militair personeel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal. Deze salarisverhogingen zijn verwerkt in de nieuwe salaristabellen. Tevens is het minimumbedrag van de vakantie-uitkering met 4% verhoogd. Militairen met de rang van vice-admiraal of luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de salarisontwikkeling van de sector Rijk.

Artikel XXI

Onderdeel A

In navolging van artikel 2:4, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet (ATW) is in artikel 54a van het AMAR en in artikel 30a van het BARD het begrip «oefening» gedefinieerd. Momenteel is onderwerp van parlementaire behandeling een wijziging van de ATW, waarbij de definitie van het begrip «oefening» in artikel 2:4 wordt gewijzigd (Kamerstukken II 2001/02, 28 146). De voorliggende AMAR- en BARD wijzigingen wordt hiermee in lijn gebracht.

In het oude artikel 2:4 ATW is het begrip «oefening» als volgt gedefinieerd: «elk door defensiepersoneel onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verkrijgen of te onderhouden». Deze begripsbepaling is met name ten aanzien van de termen «oorlogsnabootsende omstandigheden» en «oorlogstaken» niet meer actueel en dient derhalve in overeenstemming te worden gebracht met de verruimde operationele taakstelling van Defensie. Daarom is de aanduiding «onder oorlogsnabootsende omstandigheden» vervallen en is het begrip «oorlogstaken» vervangen door «aan de krijgsmacht opgedragen taken». Met deze laatste aanduiding wordt gedoeld op de nieuwe vormen van inzet van Defensie in het brede spectrum van vredesoperaties en civiele overheidstaken, zoals de politietaken die de Koninklijke Marechaussee zijn opgedragen in de Politiewet 1993. Hiervoor dient immers ook geoefend te worden. Ten aanzien van de procedurele kant van het begrip «oefening» wordt opgemerkt dat ten minste op het niveau van compagnies- of squadroncommandant dan wel het bevoegd gezag wordt bepaald gedurende welke periodes in het jaar oefeningen worden gehouden. Daarbij wordt per oefening het tijdstip van aanvang en einde van de oefening aangegeven. Ook wordt zorg gedragen voor voldoende bekendheid. Dit laat echter onverlet dat de commandant dan wel het bevoegd gezag ten behoeve van het testen van de paraatheid van zijn onderdeel op ad hoc basis alarmoefeningen houdt, zonder dat deze vooraf zijn bekendgesteld.

Onderdelen B en C

In deze onderdelen is expliciet bepaald dat in geval van buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid de aanspraak op vakantieverlof evenredig wordt verminderd. In het logische verlengde daarvan is tevens bepaald dat wanneer sprake is van een aanpassing (of stopzetting) van het buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid in die zin dat de arbeidsduur wordt vermeerderd de aanspraak op vakantieverlof eveneens evenredig wordt verhoogd.

Onderdeel D

Voor de militair die buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid geniet geldt evenzeer dat hem gedurende een kalenderjaar ten minste 3 weken vakantieverlof moet worden verleend waarvan 2 weken aaneengesloten. Hiervoor heeft hij echter minder vakantieverlofuren nodig. Gelet daarop is ook deze bepaling aangepast.

Onderdeel E

Om te voorkomen dat de militair die buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid geniet verhoudingsgewijs meer niet genoten vakantieverlofuren naar een een volgend kalenderjaar kan overboeken en daardoor ten opzichte van de militair die geen deeltijdverlof geniet wordt bevoordeeld, moet het maximum aantal naar het volgend jaar over te boeken niet verleende vakantieverlofuren voor militairen van de land-, luchtmacht en marechaussee in geval van buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid eveneens naar evenredigheid worden aangepast. De beperking ten aanzien van het maximum aantal over te boeken niet verleende vakantieverlofuren geldt in verband met het verschil in vakantieverlofsystematiek alleen voor land-, luchtmacht en marechaussee.

Artikel XXII

Door de intrekking van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen in 1997 en wijzigingen in de Militaire ambtenarenwet 1931 was onduidelijkheid ontstaan over de grondslag – en daarmee de gelding – van het Besluit klachtrecht militairen. Daarom wordt dit besluit alsnog van een duidelijke grondslag voorzien.

Artikel XXIII

Zie de toelichting bij artikel XXI, onderdeel A.

Artikel XXIV

Onderdeel A

Van de mogelijkheid om bij ministeriële regeling af te wijken van het bepaalde in het Inkomstenbesluit militairen voor de gehuwde militair die verblijft buiten Nederland, wordt geen gebruik (meer) gemaakt. De betreffende voorzieningen worden in voorkomend geval gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdeel c.

Onderdeel B

Dit betreft een tekstuele correctie.

Onderdeel C

Dit betreft het herstellen van een omissie, die is ontstaan door een wijziging van artikel 14, tweede lid, per 1 juni 2001.

Onderdeel D en E

Militairen met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de primaire inkomensontwikkeling van de sector Rijk. De verhoging van de eindejaarsuitkering en de vaststelling van een eenmalige uitkering zijn opgenomen in artikel 15a van het IBM.

Artikel XXV

Dit betreft de aanpassing van een verwijzing.

Artikel XXVI

In de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel zijn enkele technische correcties aangebracht, die geen van alle een materiële wijziging beogen. De verwijzingen naar de inmiddels ingetrokken Wet inkomstenbelasting 1964 zijn vervangen door de overeenkomstige verwijzingen naar de Wet Inkomstenbelasting 2001. De niet meer van toepassing zijnde WAO-conforme uitkering is vervangen door de WAO-uitkering. Daarnaast is destijds bij het invoegen van artikel 7a verzuimd in artikel 8 de verwijzing naar artikel 7 uit te breiden met een verwijzing naar het nieuwe artikel 7a. Dit verzuim is hier hersteld. Het niet-gedefinieerde begrip «inkomen» is vervangen door het begrip «inkomsten».

Tenslotte is een passage, die bij de vaststelling van artikel 7a (Stb. 2000, 79) abusievelijk niet is opgenomen, hersteld.

Artikel XXVII

Onderdeel A

Als overgangsmaatregel is aan de kpl1 van de KL en de KLu op 1 oktober 2001 éénmalig een extra periodiek toegekend.

Artikel XXVIII

Het arbeidsvoorwaardenakkoord van de sector Defensie ziet op een periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2003. Hierdoor is het noodzakelijk om aan enkele onderdelen, die overigens alle een begunstigend karakter hebben, terugwerkende kracht te verlenen. Tevens is dit besluit eerst ná 1 oktober 2001 in het Staatsblad geplaatst. In verband met de totstandkoming van de wijziging van de Arbeidstijdenwet (Stb. 2002, 238) van 23 mei 2002 en de inwerkingtreding met ingang van 4 juli 2002, werken artikel XXI, onderdeel A, en artikel XXIII terug tot en met deze datum.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 1 behorende bij artikel IV onder F

Bijlage B (BBAD, artikel 5, derde lid)

van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bevattende het kader (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen aard en niveau van de functies worden bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

Per 1 oktober 2001

HOOFDGROEP I (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
Schaal 1Schaal 2Schaal 3
  104 159
  94 048
 83 82483 938
73 46673 70973 824
63 36363 58963 709
53 27453 46653 589
43 20543 36343 466
33 13833 27433 274
23 08123 13823 138
12 95513 02013 020
02 63002 75902 955
J 212 301J 212 367J 212 660
J 202 038J 202 104J 202 364
J 191 775J 191 841J 192 069
HOOFDGROEP II (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIbNiveaugroep IIcNiveaugroep IId
Schaal 3Schaal 4Schaal 5Schaal 6
 114 374114 596114 815
104 159104 267104 487104 701
94 048 94 159 94 374 94 596
83 938 84 048 84 267 84 487
73 824 73 938 74 159 74 374
63 709 63 824 64 048 64 267
53 589 53 709 53 938 54 159
43 466 43 589 43 824 44 048
33 274 33 363 33 709 33 938
23 138 23 205 23 466 23 709
13 020 13 081 13 274 13 466
02 955 03 020 03 138 03 363
J 212 660J 212 718J 212 824 
J 202 364J 202 416J 202 510 
J 192 069J 192 114J 192 197 
HOOFDGROEP III (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
Schaal 5Schaal 6Schaal 7
114 596114 815115 311
104 487104 701105 185
94 37494 59695 050
84 26784 48784 930
74 15974 37474 815
64 04864 26764 701
53 93854 15954 596
43 82444 04844 487
33 70933 93834 374
23 46623 70924 159
13 27413 46613 938
03 13803 36303 824
J 212 824  
J 202 510  
J 192 197  
HOOFDGROEP III (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe  
Schaal 8Schaal 9  
105 873   
95 770   
85 65786 646  
75 53676 428  
65 41866 190  
55 31155 978  
45 18545 770  
35 05035 536  
24 81525 311  
14 59615 050  
04 37404 815  
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVbNiveaugroep IVc
Schaal 8Schaal 9Schaal 10
  127287
  117060
105 873 106 856
95 770 96 646
85 65786 64686 428
75 53676 42876 190
65 41866 19065 978
55 31155 97855 770
45 18545 77045 536
35 05035 53635 311
24 81525 31125 050
14 59615 05014 815
04 37404 81504 596
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep IVdNiveaugroep IVe  
Schaal 11Schaal 12  
118 500   
108 387109 668  
98 17699 534  
87 95789 260  
77 73879 040  
67 52068 829  
57 28758 610  
47 06048 387  
36 85638 176  
26 64627 957  
16 42817 738  
06 19007 520  
HOOFDGROEP V (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep VaNiveaugroep VbNiveaugroep Vc
Schaal 10Schaal 11Schaal 12
127 287  
117 060118 500 
106 856108 387109 668
96 64698 17699 534
86 42887 95789 260
76 19077 73879 040
65 97867 52068 829
55 77057 28758 610
45 53647 06048 387
35 31136 85638 176
25 05026 64627 957
14 81516 42817 738
04 59606 19007 520
HOOFDGROEP V (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep VdNiveaugroep VeNiveaugroep Vf
Schaal 13Schaal 14Schaal 15
1010 7741011 8901013 064
910 629911 523912 660
810 488811 217812 269
710 356710 919711 890
610 081610 629611 523
59 806510 356511 217
49 534410 081410 919
39 26039 806310 629
29 04029 534210 356
18 82919 260110 081
08 61009 04009 806
HOOFDGROEP VI (maandbedragen in guldens)
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIbNiveaugroep VIcNiveaugroep VId
Schaal 13Schaal 14Schaal 15Schaal 16
1010 7741011 8901013 0641014157
910 629911 523912 660913 911
810 488811 217812 269813 481
710 356710 919711 890713 064
610 081610 629611 523612 660
59 806510 356511 217512 269
49 534410 081410 919411 890
39 26039 806310 629311 523
29 04029 534210 356211 217
18 82919 260110 081110 919
08 61009 04009 806010 629

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 2 behorende bij artikel V onder E

Bijlage A (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 oktober 2001 (maandbedragen in guldens)

salarisnummermatr3matr2matr1kplsgtsmjraooltz3ltz2ltz2ocltz1kltzktzcdrsbnvadmltadm vadm*
01 7601 8342 5282 5872 667            
11 9752 0592 8892 9563 048            
22 2172 3103 2503 3263 429            
32 4862 5913 6113 6953 8103 9774 129          
42 6882 8103 7413 7853 8974 0534 204          
53 0893 1783 8083 8783 9774 1344 279          
63 1243 2263 8823 9464 0534 2104 2984 3954 597        
73 1613 2763 9384 0154 1344 2854 3744 6074 809        
83 1983 3263 9924 0814 2104 3534 4534 8205 020        
93 2353 3754 0464 1514 2854 4284 5324 9745 195        
103 2723 4264 1024 2154 3534 5064 6095 1415 359        
113 3093 4774 1594 2794 4284 5864 6905 3115 514        
12  "  "  "4 3474 5064 6564 7695 4575 677        
13  "  "  "4 4114 5864 7254 8505 6185 8266 186       
14  "  "  "4 4814 6564 7694 9305 7705 9626 331       
15  "  "  "4 5494 7254 8485 0115 9056 1076 482       
16  "  "  "4 6154 8014 9265 099  "6 2226 587       
17  "  "4 2484 6904 8755 0055 187  "6 3326 683       
18  "  "  "  "4 9485 0925 274  "6 4476 7787 175      
19  "  "4 336  "5 0255 1835 349  "6 5496 8837 405      
20  "  "  "  "5 1095 2645 423  "6 7106 9807 6317 844     
21  "  "4 426  "5 1835 3425 504  "6 8537 1307 8498 119     
22  "  "  "  "5 2645 4195 583  "7 0077 2968 0688 329     
23  "  "  "  "5 3425 5005 663  "  "7 4558 2778 552     
24  "  "  "  "  "5 5825 740  "  "7 6128 4988 771     
25  "  "  "  "  "5 6635 812  "  "  "8 7158 982     
26  "  "  "  "  "5 7425 922  "  "  "8 9239 201     
27  "  "  "  "  "5 8166 034  "  "  "9 1109 419     
28  "  "  "  "  "  "6 149  "  "  "9 2979 6389 842    
29  "  "4 517  "  "  "6 265  "  "  "9 4839 85410 374    
30  "  "  "  "  "  "6 380  "  "  "9 66710 07210 621    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "9 75410 29010 869    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "9 84010 45011 101    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "10 07910 64911 46511 86113 620  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "10 84211 83412 44013 998  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "11 10912 33113 26214 675  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "11 51712 84513 66715 366  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "13 37214 42216 071  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "13 90615 19816 79617 69318 860

* vice-admiraal met de functie van bevelhebber der zeestrijdkrachten.

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 3 behorende bij artikel V onder E

Bijlage B (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 oktober 2001 (maandbedragen in guldens)

salarisnummersld3 mar4sld2 mar3sld1mar2kpl/kpl1 mar1sgtsgt1smaootlntelntkapmajlkolkolbgengenmlgen genm**gen lgen*
01 7601 8342 2472 2472 3792 516 2 6162 716          
11 9752 0592 5682 5682 7192 875 2 9893 104          
22 2172 3102 8882 8883 0593 235 3 3633 492          
32 4862 5913 2093 2093 3993 5943 6443 7373 880          
42 6882 8103 2913 2913 5003 7093 7623 8804 036          
53 0893 1783 3763 3763 5613 8243 8803 9774 100          
63 1243 2263 4663 4663 6213 8823 9774 1004 1594 3184 462        
73 1613 2763 5343 5343 6783 9384 0364 1594 2234 5384 684        
83 1983 3263 6023 6023 7393 9954 1004 2234 2854 7534 909        
93 2353 3753 6673 6673 7944 0514 1594 2854 4814 9095 064        
103 2723 4263 7353 7353 8584 1094 2234 3514 5495 0645 239        
113 3093 4773 7983 7983 9154 1634 2854 4134 6155 2395 393        
12  "  "3 8703 8703 9694 2154 3514 4814 6905 3935 548        
13  "  "3 9323 9324 0244 2794 4134 5494 7635 5485 7066 033       
14  "  "  "  "4 0784 3474 4814 6154 8395 7065 8496 162       
15  "  "  "  "4 1344 4114 5494 6904 9155 8495 9786 293       
16  "  "  "  "  "4 4814 6154 7634 991  "6 1176 428       
17  "  "  "  "  "4 5494 6904 8395 068  "6 2526 554       
18  "  "  "  "  "4 6154 7634 9155 165  "6 3916 678       
19  "  "  "  "  "4 6904 8394 9915 241  "6 5246 7987 182      
20  "  "  "  "  "  "4 9155 0685 322  "6 6476 9187 4107 708     
21  "  "  "  "4 223  "4 9915 1655 390  "6 7537 0507 6347 923     
22  "  "  "  "  "  "5 0685 2415 463  "6 8837 1807 8518 142     
23  "  "  "  "4 311  "  "5 3225 539  "  "7 3238 0718 352     
24  "  "  "  "  "  "  "5 3905 620  "  "7 4598 2838 575     
25  "  "  "  "4 401  "  "5 4635 695  "  "  "8 5078 794     
26  "  "  "  "  "  "  "5 5395 816  "  "  "8 7279 005     
27  "  "  "  "  "  "  "5 6205 930  "  "  "8 9399 224     
28  "  "  "  "  "  "  "5 6956 045  "  "  "9 1609 4429 685    
29  "  "  "  "4 492  "  "  "6 164  "  "  "9 3339 69610 255    
30  "  "  "  "  "  "  "  "6 281  "  "  "9 6419 95310 534    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "9 75410 20910 812    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "9 84010 45011 101    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "10 07910 64911 46511 86113 620  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "10 84211 83412 44013 998  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "11 10912 33113 26214 675  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "11 51712 84513 66715 366  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "13 37214 42216 071  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "13 90615 19816 79617 69318 860

* luitenant-generaal met de functie van bevelhebber der landstrijdkrachten of bevelhebber der luchtstrijdkrachten.

** generaal-majoor met de functie van commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 4 behorende bij artikel V onder G

Bijlage C (IBM, artikel 24)

Maandbedragen met ingang van 1 oktober 2001 (in guldens)

Tabel 3: Verlenging salarischaal (IBM, artikel 24)

De salarisschalen worden verlengd met ten hoogste drie verhogingen, elk van hetgeen resulteert in de volgende bedragen:166
tlntelntkap
salarisnummerbedragsalarisnummerbedragsalarisnummerbedrag
166 015237 049257 625
176 181247 215267 791
186 347257 381277 957

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 5 behorende bij artikel XIII onder E

Bijlage B (BBAD, artikel 5, derde lid) van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bevattende het kader (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen aard en niveau van de functies worden bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

Per 1 januari 2002

HOOFDGROEP I (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
Schaal 1Schaal 2Schaal 3
  101 887,27
  91 836,90
 81 735,2681 786,99
71 572,8071 683,0771 735,26
61 526,0661 628,6261 683,07
51 485,6851 572,8051 628,62
41 454,3741 526,0641 572,80
31 423,9631 485,6831 485,68
21 398,1021 423,9621 423,96
11 340,9211 370,4211 370,42
01 193,4401 251,9801 340,92
J 211 044,15J 211 074,10J 211 207,06
J 20924,80J 20954,75J 201 072,74
J 19805,46J 19835,41J 19938,87
HOOFDGROEP II (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIbNiveaugroep IIcNiveaugroep IId
Schaal 3Schaal 4Schaal 5Schaal 6
 111 984,83112 085,57112 184,95
101 887,27101 936,28102 036,11102 133,22
91 836,9091 887,2791 984,8392 085,57
81 786,9981 836,9081 936,2882 036,11
71 735,2671 786,9971 887,2771 984,83
61 683,0761 735,2661 836,9061 936,28
51 628,6251 683,0751 786,9951 887,27
41 572,8041 628,6241 735,2641 836,90
31 485,6831 526,0631 683,0731 786,99
21 423,9621 454,3721 572,8021 683,07
11 370,4211 398,1011 485,6811 572,80
01 340,9201 370,4201 423,9601 526,06
J 211 207,06J 211 233,37J 211 281,48 
J 201 072,74J 201 096,33J 201 138,99 
J 19938,87J 19959,29J 19996,96 
HOOFDGROEP III (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
Schaal 5Schaal 6Schaal 7
112 085,57112 184,95112 410,03
102 036,11102 133,22102 352,85
91 984,8392 085,5792 291,59
81 936,2882 036,1182 237,14
71 887,2771 984,8372 184,95
61 836,9061 936,2862 133,22
51 786,9951 887,2752 085,57
41 735,2641 836,9042 036,11
31 683,0731 786,9931 984,83
21 572,8021 683,0721 887,27
11 485,6811 572,8011 786,99
01 423,9601 526,0601 735,26
J 211 281,48  
J 201 138,99  
J 199 96,96  
HOOFDGROEP III (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe  
Schaal 8 Schaal 9  
102 665,05   
92 618,31   
82 567,0383 015,82  
72 512,1372 916,90  
62 458,5862 808,90  
52 410,0352 712,70  
42 352,8542 618,31  
32 291,5932 512,13  
22 184,9522 410,03  
12 085,5712 291,59  
01 984,8302 184,95  
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVbNiveaugroep IVc
Schaal 8Schaal 9Schaal 10
  123 306,70
  113 203,69
102 665,05 103 111,12
92 618,31 93 015,82
82 567,0383 015,8282 916,90
72 512,1372 916,9072 808,90
62 458,5862 808,9062 712,70
52 410,0352 712,7052 618,31
42 352,8542 618,3142 512,13
32 291,5932 512,1332 410,03
22 184,9522 410,0322 291,59
12 085,5712 291,5912 184,95
01 984,8302 184,9502 085,57
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IVdNiveaugroep IVe  
Schaal 11Schaal 12  
113 857,13   
103 805,85104 387,15  
93 710,1194 326,34  
83 610,7384 202,00  
73 511,3574 102,17  
63 412,4364 006,43  
53 306,7053 907,05  
43 203,6943 805,85  
33 111,1233 710,11  
23 015,8223 610,73  
12 916,9013 511,35  
02 808,9003 412,43  
HOOFDGROEP V (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VaNiveaugroep VbNiveaugroep Vc
Schaal 10Schaal 11Schaal 12
123 306,70  
113 203,69113 857,13 
103 111,12103 805,85104 387,15
93 015,8293 710,1194 326,34
82 916,9083 610,7384 202,00
72 808,9073 511,3574 102,17
62 712,7063 412,4364 006,43
52 618,3153 306,7053 907,05
42 512,1343 203,6943 805,85
32 410,0333 111,1233 710,11
22 291,5923 015,8223 610,73
12 184,9512 916,9013 511,35
02 085,5702 808,9003 412,43
HOOFDGROEP V (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VdNiveaugroep VeNiveaugroep Vf
Schaal 13Schaal 14Schaal 15
104 889,03105 395,45105 928,18
94 823,2395 228,9195 744,86
84 759,2585 090,0585 567,43
74 699,3574 954,8375 395,45
64 574,5664 823,2365 228,91
54 449,7754 699,3555 090,05
44 326,3444 574,5644 954,83
34 202,0034 449,7734 823,23
24 102,1724 326,3424 699,35
14 006,4314 202,0014 574,56
03 907,0504 102,1704 449,77
HOOFDGROEP VI (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIbNiveaugroep VIcNiveaugroep VId
Schaal 13Schaal 14Schaal 15Schaal 16
104 889,03105 395,45105 928,18106 424,17
94 823,2395 228,9195 744,8696 312,54
84 759,2585 090,0585 567,4386 117,41
74 699,3574 954,8375 395,4575 928,18
64 574,5664 823,2365 228,9165 744,86
54 449,7754 699,3555 090,0555 567,43
44 326,3444 574,5644 954,8345 395,45
34 202,0034 449,7734 823,2335 228,91
24 102,1724 326,3424 699,3525 090,05
14 006,4314 202,0014 574,5614 954,83
03 907,0504 102,1704 449,7704 823,23

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 6 behorende bij artikel XV onder F

Bijlage A (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 januari 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummermatr3matr2matr1kplsgtsmjraooltz3ltz2ltz2ocltz1kltzktzcdrsbnvadmltadm vadm*
0798,65832,231 147,161 173,931 210,23            
1896,22934,331 310,971 341,371 383,12            
21 006,031 048,231 474,791 509,271 556,01            
31 128,101 175,741 638,601 676,721 728,901 804,681 873,66          
41 219,761 275,121 697,591 717,561 768,381 839,171 907,69          
51 401,731 442,111 728,001 759,761 804,681 875,931 941,73          
61 417,611 463,891 761,571 790,621 839,171 910,411 950,351 994,362 086,03        
71 434,401 486,581 786,991 821,931 875,931 944,451 984,832 090,572 182,23        
81 451,191 509,271 811,491 851,881 910,411 975,312 020,682 187,222 277,98        
91 467,981 531,511 835,991 883,641 944,452 009,342 056,532 257,102 357,39        
101 484,771 554,651 861,411 912,681 975,312 044,732 091,472 332,882 431,81        
111 501,561 577,791 887,271 941,732 009,342 081,042 128,232 410,032 502,14        
12  "  "  "1 972,582 044,732 112,802 164,082 476,282 576,11        
13  "  "  "2 001,622 081,042 144,112 200,832 549,342 643,722 807,08       
14  "  "  "2 033,392 112,802 164,082 237,142 618,312 705,442 872,88       
15  "  "  "2 064,252 144,112 199,932 273,892 679,572 771,242 941,40       
16  "  "  "2 094,202 178,602 235,322 313,83  "2 823,422 989,05       
17  "  "1 927,662 128,232 212,182 271,172 353,76  "2 873,343 032,61       
18  "  "  "  "2 245,302 310,652 393,24  "2 925,523 075,723 255,87      
19  "  "1 967,59  "2 280,252 351,942 427,27  "2 971,813 123,373 360,24      
20  "  "  "  "2 318,362 388,702 460,85  "3 044,873 167,393 462,803 559,45     
21  "  "2 008,43  "2 351,942 424,092 497,61  "3 109,763 235,453 561,723 684,24     
22  "  "  "  "2 388,702 459,032 533,45  "3 179,643 310,783 661,103 779,54     
23  "  "  "  "2 424,092 495,792 569,76  "  "3 382,933 755,943 880,73     
24  "  "  "  "  "2 533,002 604,70  "  "3 454,183 856,223 980,11     
25  "  "  "  "  "2 569,762 637,37  "  "  "3 954,694 075,85     
26  "  "  "  "  "2 605,612 687,29  "  "  "4 049,084 175,23     
27  "  "  "  "  "2 639,192 738,11  "  "  "4 133,944 274,16     
28  "  "  "  "  "  "2 790,29  "  "  "4 218,794 373,534 466,10    
29  "  "2 049,73  "  "  "2 842,93  "  "  "4 303,204 471,554 707,52    
30  "  "  "  "  "  "2 895,12  "  "  "4 386,694 570,474 819,60    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 426,174 669,404 932,14    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 465,204 742,005 037,41    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 573,654 832,315 202,595 382,296 180,49  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 919,895 370,045 645,036 352,02  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 041,045 595,566 018,036 659,22  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 226,195 828,816 201,816 972,79  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 067,956 544,427 292,70  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 310,276 896,557 621,698 028,738 558,29

* vice-admiraal met de functie van bevelhebber der zeestrijdkrachten.

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 7 behorende bij artikel XV onder F

Bijlage B (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 januari 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummersld3 mar4sld2 mar3sld1mar2kpl/kpl1 mar1sgtsgt1smaootlntelntkapmajlkolkolbgengenmlgen genm**gen lgen*
0798,65832,231 019,641 019,641 079,541 141,71 1 187,091 232,47          
1896,22934,331 165,311 165,311 233,831 304,62 1 356,351 408,53          
21 006,031 048,231 310,521 310,521 388,111 467,98 1 526,061 584,60          
31 128,101 175,741 456,181 456,181 542,401 630,891 653,581 695,781 760,67          
41 219,761 275,121 493,391 493,391 588,231 683,071 707,121 760,671 831,46          
51 401,731 442,111 531,961 531,961 615,911 735,261 760,671 804,681 860,50          
61 417,611 463,891 572,801 572,801 643,141 761,571 804,681 860,501 887,271 959,422 024,77        
71 434,401 486,581 603,661 603,661 669,001 786,991 831,461 887,271 916,312 059,252 125,51        
81 451,191 509,271 634,521 634,521 696,681 812,851 860,501 916,311 944,452 156,822 227,61        
91 467,981 531,511 664,011 664,011 721,641 838,261 887,271 944,452 033,392 227,612 297,94        
101 484,771 554,651 694,871 694,871 750,681 864,581 916,311 974,402 064,252 297,942 377,35        
111 501,561 577,791 723,461 723,461 776,551 889,091 944,452 002,532 094,202 377,352 447,24        
12  "  "1 756,131 756,131 801,051 912,681 974,402 033,392 128,232 447,242 517,57        
13  "  "1 784,261 784,261 826,011 941,732 002,532 064,252 161,362 517,572 589,272 737,66       
14  "  "  "  "1 850,521 972,582 033,392 094,202 195,842 589,272 654,162 796,19       
15  "  "  "  "1 875,932 001,622 064,252 128,232 230,332 654,162 712,702 855,64       
16  "  "  "  "  "2 033,392 094,202 161,362 264,82  "2 775,772 916,90       
17  "  "  "  "  "2 064,252 128,232 195,842 299,76  "2 837,032 974,08       
18  "  "  "  "  "2 094,202 161,362 230,332 343,77  "2 900,113 030,34       
19  "  "  "  "  "2 128,232 195,842 264,822 378,26  "2 960,463 084,803 259,05      
20  "  "  "  "  "  "2 230,332 299,762 415,02  "3 016,283 139,253 362,513 497,74     
21  "  "  "  "1 916,31  "2 264,822 343,772 445,88  "3 064,383 199,153 464,163 595,30     
22  "  "  "  "  "  "2 299,762 378,262 479,00  "3 123,373 258,143 562,633 694,68     
23  "  "  "  "1 956,25  "  "2 415,022 513,49  "  "3 323,033 662,463 789,97     
24  "  "  "  "  "  "  "2 445,882 550,24  "  "3 384,753 758,663 891,17     
25  "  "  "  "1 997,09  "  "2 479,002 584,28  "  "  "3 860,313 990,54     
26  "  "  "  "  "  "  "2 513,492 639,19  "  "  "3 960,144 086,29     
27  "  "  "  "  "  "  "2 550,242 690,92  "  "  "4 056,344 185,67     
28  "  "  "  "  "  "  "2 584,282 743,10  "  "  "4 156,634 284,594 394,86    
29  "  "  "  "2 038,38  "  "  "2 797,10  "  "  "4 235,134 399,854 653,52    
30  "  "  "  "  "  "  "  "2 850,19  "  "  "4 374,904 516,474 780,12    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 426,174 632,644 906,27    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 465,204 742,005 037,41    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 573,654 832,315 202,595 382,296 180,49  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 919,895 370,045 645,036 352,02  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 041,045 595,566 018,036 659,22  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 226,195 828,816 201,816 972,79  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 067,956 544,427 292,70  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 310,276 896,557 621,698 028,738 558,29

* luitenant-generaal met de functie van bevelhebber der landstrijdkrachten of bevelhebber der luchtstrijdkrachten.

** generaal-majoor met de functie van commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 8 behorende bij artikel XV onder G

Bijlage C (IBM, artikel 24)

Maandbedragen met ingang van 1 januari 2002 (in euro's)

Tabel 3: Verlenging salarischaal (IBM, artikel 24)

De salarisschalen worden verlengd met ten hoogste drie verhogingen, elk van hetgeen resulteert in de volgende bedragen:75,33
tlntelntkap
salarisnummerbedragsalarisnummerbedragsalarisnummerbedrag
162 729,49233 198,70253 460,07
172 804,82243 274,02263 535,40
182 880,14253 349,35273 610,73

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 9 behorende bij artikel XIX onder B

Bijlage B (BBAD, artikel 5, derde lid) van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bevattende het kader (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen aard en niveau van de functies worden bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

Per 1 november 2002

HOOFDGROEP I (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
Schaal 1Schaal 2Schaal 3
  101 962,76
  91 910,38
 81 804,6781 858,47
71 635,7171 750,3971 804,67
61 587,1061 693,7661 750,39
51 545,1151 635,7151 693,76
41 512,5441 587,1041 635,71
31 480,9231 545,1131 545,11
21 454,0221 480,9221 480,92
11 394,5611 425,2411 425,24
01 241,1801 302,0601 394,56
J 211 085,92J 211 117,06J 211 255,10
J 20961,79J 20992,94J 201 115,65
J 19837,68J 19868,83J 19976,19
HOOFDGROEP II (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIbNiveaugroep IIcNiveaugroep IId
Schaal 3Schaal 4Schaal 5Schaal 6
 112 064,22112 168,99112 272,35
101 962,76102 013,73102 117,55102 218,55
91 910,3891 962,7692 064,2292 168,99
81 858,4781 910,3882 013,7382 117,55
71 804,6771 858,4771 962,7672 064,22
61 750,3961 804,6761 910,3862 013,73
51 693,7651 750,3951 858,4751 962,76
41 635,7141 693,7641 804,6741 910,38
31 545,1131 587,1031 750,3931 858,47
21 480,9221 512,5421 635,7121 750,39
11 425,2411 454,0211 545,1111 635,71
01 394,5601 425,2401 480,9201 587,10
J 211 255,10J 211 282,72J 211 332,83 
J 201 115,65J 201 140,19J 201 184,74 
J 19976,19J 19997,67J 191 036,64 
HOOFDGROEP III (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
Schaal 5Schaal 6Schaal 7
112 168,99112 272,35112 506,43
102 117,55102 218,55102 446,96
92 064,2292 168,9992 383,25
82 013,7382 117,5582 326,63
71 962,7672 064,2272 272,35
61 910,3862 013,7362 218,55
51 858,4751 962,7652 168,99
41 804,6741 910,3842 117,55
31 750,3931 858,4732 064,22
21 635,7121 750,3921 962,76
11 545,1111 635,7111 858,47
01 480,9201 587,1001 804,67
J 211 332,83  
J 201 184,74  
J 191 036,64  
HOOFDGROEP III (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe  
Schaal 8Schaal 9  
102 771,65   
92 723,04   
82 669,7183 136,45  
72 612,6273 033,58  
62 556,9262 921,26  
52 506,4352 821,21  
42 446,9642 723,04  
32 383,2532 612,62  
22 272,3522 506,43  
12 168,9912 383,25  
02 064,2202 272,35  
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVbNiveaugroep IVc
Schaal 8Schaal 9Schaal 10
  123 438,97
  113 331,84
102 771,65 103 235,56
92 723,04 93 136,45
82 669,7183 136,4583 033,58
72 612,6273 033,5872 921,26
62 556,9262 921,2662 821,21
52 506,4352 821,2152 723,04
42 446,9642 723,0442 612,62
32 383,2532 612,6232 506,43
22 272,3522 506,4322 383,25
12 168,9912 383,2512 272,35
02 064,2202 272,3502 168,99
HOOFDGROEP IV (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep IVdNiveaugroep IVe  
Schaal 11Schaal 12  
114 011,42   
103 958,08104 562,64  
93 858,5194 499,39  
83 755,1684 370,08  
73 651,8074 266,26  
63 548,9364 166,69  
53 438,9754 063,33  
43 331,8443 958,08  
33 235,5633 858,51  
23 136,4523 755,16  
13 033,5813 651,80  
02 921,2603 548,93  
HOOFDGROEP V (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VaNiveaugroep VbNiveaugroep Vc
Schaal 10Schaal 11Schaal 12
123 438,97  
113 331,84114 011,42 
103 235,56103 958,08104 562,64
93 136,4593 858,5194 499,39
83 033,5883 755,1684 370,08
72 921,2673 651,8074 266,26
62 821,2163 548,9364 166,69
52 723,0453 438,9754 063,33
42 612,6243 331,8443 958,08
32 506,4333 235,5633 858,51
22 383,2523 136,4523 755,16
12 272,3513 033,5813 651,80
02 168,9902 921,2603 548,93
HOOFDGROEP V (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VdNiveaugroep VeNiveaugroep Vf
Schaal 13Schaal 14Schaal 15
105 084,59105 611,27106 165,31
95 016,1695 438,0795 974,65
84 949,6285 293,6585 790,13
74 887,3275 153,0275 611,27
64 757,5465 016,1665 438,07
54 627,7654 887,3255 293,65
44 499,3944 757,5445 153,02
34 370,0834 627,7635 016,16
24 266,2624 499,3924 887,32
14 166,6914 370,0814 757,54
04 063,3304 266,2604 627,76
HOOFDGROEP VI (maandbedragen in euro's)
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIbNiveaugroep VIcNiveaugroep VId
Schaal 13Schaal 14Schaal 15Schaal 16
105 084,59105 611,27106 165,31106 681,14
95 016,1695 438,0795 974,6596 565,04
84 949,6285 293,6585 790,1386 362,11
74 887,3275 153,0275 611,2776 165,31
64 757,5465 016,1665 438,0765 974,65
54 627,7654 887,3255 293,6555 790,13
44 499,3944 757,5445 153,0245 611,27
34 370,0834 627,7635 016,1635 438,07
24 266,2624 499,3924 887,3225 293,65
14 166,6914 370,0814 757,5415 153,02
04 063,3304 266,2604 627,7605 016,16

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 10 behorende bij artikel XX onder C

Bijlage A (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 november 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummermatr3matr2matr1kplsgtsmjraooltz3ltz2ltz2ocltz1kltzktzcdrsbnvadmltadm vadm*
0830,60865,521 193,051 220,891 258,64            
1932,07971,701 363,411 395,021 438,44            
21 046,271 090,161 533,781 569,641 618,25            
31 173,221 222,771 704,141 743,791 798,061 876,871 948,61          
41 268,551 326,121 765,491 786,261 839,121 912,741 984,00          
51 457,801 499,791 797,121 830,151 876,871 950,972 019,40          
61 474,311 522,451 832,031 862,241 912,741 986,832 028,362 074,132 169,47        
71 491,781 546,041 858,471 894,811 950,972 022,232 064,222 174,192 269,52        
81 509,241 569,641 883,951 925,961 986,832 054,322 101,512 274,712 369,10        
91 526,701 592,771 909,431 958,992 022,232 089,712 138,792 347,382 451,69        
101 544,161 616,841 935,871 989,192 054,322 126,522 175,132 426,202 529,08        
111 561,621 640,901 962,762 019,402 089,712 164,282 213,362 506,432 602,23        
12  "  "  "2 051,482 126,522 197,312 250,642 575,332 679,15        
13  "  "  "2 081,682 164,282 229,872 288,862 651,312 749,472 919,36       
14  "  "  "2 114,732 197,312 250,642 326,632 723,042 813,662 987,80       
15  "  "  "2 146,822 229,872 287,932 364,852 786,752 882,093 059,06       
16  "  "  "2 177,972 265,742 324,732 406,38  "2 936,363 108,61       
17  "  "2 004,772 213,362 300,672 362,022 447,91  "2 988,273 153,91       
18  "  "  "  "2 335,112 403,082 488,97  "3 042,543 198,753 386,10      
19  "  "2 046,29  "2 371,462 446,022 524,36  "3 090,683 248,303 494,65      
20  "  "  "  "2 411,092 484,252 559,28  "3 166,663 294,093 601,313 701,83     
21  "  "2 088,77  "2 446,022 521,052 597,51  "3 234,153 364,873 704,193 831,61     
22  "  "  "  "2 484,252 557,392 634,79  "3 306,833 443,213 807,543 930,72     
23  "  "  "  "2 521,052 595,622 672,55  "  "3 518,253 906,184 035,96     
24  "  "  "  "  "2 634,322 708,89  "  "3 592,354 010,474 139,31     
25  "  "  "  "  "2 672,552 742,86  "  "  "4 112,884 238,88     
26  "  "  "  "  "2 709,832 794,78  "  "  "4 211,044 342,24     
27  "  "  "  "  "2 744,762 847,63  "  "  "4 299,304 445,13     
28  "  "  "  "  "  "2 901,90  "  "  "4 387,544 548,474 644,74    
29  "  "2 131,72  "  "  "2 956,65  "  "  "4 475,334 650,414 895,82    
30  "  "  "  "  "  "3 010,92  "  "  "4 562,164 753,295 012,38    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 603,224 856,185 129,43    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 643,814 931,685 238,91    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 756,605 025,605 410,695 597,586 427,71  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 116,695 584,845 870,836 606,10  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 242,685 819,386 258,756 925,59  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 435,246 061,966 449,887 251,70  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 310,676 806,207 584,41  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 562,687 172,417 926,568 068,878 601,08

* vice-admiraal met de functie van bevelhebber der zeestrijdkrachten.

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 11 behorende bij artikel XX onder C

Bijlage B (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 november 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummersld3 mar4sld2 mar3sld1mar2kpl/kpl1 mar1sgtsgt1smaootlntelntkapmajlkolkolbgengenmlgen genm**gen lgen*
0830,60865,521 060,431 060,431 122,721 187,38 1 234,571 281,77          
1932,07971,701 211,921 211,921 283,181 356,80 1 410,601 464,87          
21 046,271 090,161 362,941 362,941 443,631 526,70 1 587,101 647,98          
31 173,221 222,771 514,431 514,431 604,101 696,131 719,721 763,611 831,10          
41 268,551 326,121 553,131 553,131 651,761 750,391 775,401 831,101 904,72          
51 457,801 499,791 593,241 593,241 680,551 804,671 831,101 876,871 934,92          
61 474,311 522,451 635,711 635,711 708,871 832,031 876,871 934,921 962,762 037,802 105,76        
71 491,781 546,041 667,811 667,811 735,761 858,471 904,721 962,761 992,962 141,622 210,53        
81 509,241 569,641 699,901 699,901 764,551 885,361 934,921 992,962 022,232 243,092 316,71        
91 526,701 592,771 730,571 730,571 790,511 911,791 962,762 022,232 114,732 316,712 389,86        
101 544,161 616,841 762,661 762,661 820,711 939,161 992,962 053,382 146,822 389,862 472,44        
111 561,621 640,901 792,401 792,401 847,611 964,652 022,232 082,632 177,972 472,442 545,13        
12  "  "1 826,381 826,381 873,091 989,192 053,382 114,732 213,362 545,132 618,27        
13  "  "1 855,631 855,631 899,052 019,402 082,632 146,822 247,812 618,272 692,842 847,17       
14  "  "  "  "1 924,542 051,482 114,732 177,972 283,672 692,842 760,332 908,04       
15  "  "  "  "1 950,972 081,682 146,822 213,362 319,542 760,332 821,212 969,87       
16  "  "  "  "  "2 114,732 177,972 247,812 355,41  "2 886,803 033,58       
17  "  "  "  "  "2 146,822 213,362 283,672 391,75  "2 950,513 093,04       
18  "  "  "  "  "2 177,972 247,812 319,542 437,52  "3 016,113 151,55       
19  "  "  "  "  "2 213,362 283,672 355,412 473,39  "3 078,883 208,193 389,41      
20  "  "  "  "  "  "2 319,542 391,752 511,62  "3 136,933 264,823 497,013 637,65     
21  "  "  "  "1 992,96  "2 355,412 437,522 543,72  "3 186,963 327,123 602,733 739,11     
22  "  "  "  "  "  "2 391,752 473,392 578,16  "3 248,303 388,473 705,143 842,47     
23  "  "  "  "2 034,50  "  "2 511,622 614,03  "  "3 455,953 808,963 941,57     
24  "  "  "  "  "  "  "2 543,722 652,25  "  "3 520,143 909,014 046,82     
25  "  "  "  "2 076,97  "  "2 578,162 687,65  "  "  "4 014,724 150,16     
26  "  "  "  "  "  "  "2 614,032 744,76  "  "  "4 118,554 249,74     
27  "  "  "  "  "  "  "2 652,252 798,56  "  "  "4 218,594 353,10     
28  "  "  "  "  "  "  "2 687,652 852,82  "  "  "4 322,904 455,974 570,65    
29  "  "  "  "2 119,92  "  "  "2 908,98  "  "  "4 404,544 575,844 839,66    
30  "  "  "  "  "  "  "  "2 964,20  "  "  "4 549,904 697,134 971,32    
31  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 603,224 817,955 102,52    
32  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 643,814 931,685 238,91    
33  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "4 756,605 025,605 410,695 597,586 427,71  
34  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 116,695 584,845 870,836 606,10  
35  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 242,685 819,386 258,756 925,59  
36  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "5 435,246 061,966 449,887 251,70  
37  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 310,676 806,207 584,41  
38  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "  "6 562,687 172,417 926,568 068,878 601,08

* luitenant-generaal met de functie van bevelhebber der landstrijdkrachten of bevelhebber der luchtstrijdkrachten.

** generaal-majoor met de functie van commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage 12 behorende bij artikel XX onder D

Bijlage C (IBM, artikel 24)

Maandbedragen met ingang van 1 november 2002 (in euro's)

Tabel 3: Verlenging salarischaal (IBM, artikel 24)

De salarisschalen worden verlengd met ten hoogste drie verhogingen, elk van hetgeen resulteert in de volgende bedragen:78,34
tlntelntkap
salarisnummerbedragsalarisnummerbedragsalarisnummerbedrag
162 838,67233 326,64253 598,48
172 917,01243 404,98263 676,82
182 995,35253 483,32273 755,16

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Stb. 1999, 114, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
2

Stb. 1993, 345, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
3

Stb. 1996, 27, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
4

Stb. 1993, 341, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juni 2001, Stb. 342.

XNoot
5

Stb. 1991, 412, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
6

Stb. 1982, 279, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
7

Stb. 1993, 350, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 juli 2002, Stb. 415.

XNoot
8

Stb. 1991, 535, gewijzigd bij besluit van 14 april 1995, Stb. 292.

XNoot
9

Stb. 1982, 648, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XNoot
10

Stb. 1997, 357, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 oktober 2001, Stb. 511.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Defensie. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 oktober 2002, nr. 193.

Naar boven