Besluit van 5 maart 2002 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen II en III van de wet van 1 november 2001 tot wijziging van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging (Stb. 531)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 26 februari 2002, Directie Wetgeving, nr. 5151251/02/6;

Gelet op artikel IV van de wet van 1 november 2001 tot wijziging van de regelingen betreffende waarborgen rond de vervolging (Stb. 531);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen II en III van de wet van 1 november 2001 tot wijziging van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging (Stb. 531) treden in werking met ingang van 1 mei 2002.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 maart 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de negentiende maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel IV van de wet van 1 november 2001 tot wijziging van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging (Stb. 531) bepaalt: De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het onderhavige besluit doet artikel II, dat betrekking heeft op het Wetboek van Strafvordering, en artikel III, dat een overgangsbepaling bevat, per 1 mei in werking treden. De reden daarvoor is daarin gelegen dat de omschakeling binnen het Openbaar Ministerie op een ander geautomatiseerd systeem het thans niet goed mogelijk maakt, de vervroeging van het doen van schriftelijke mededelingen welke uit het gestelde in onderdeel A van artikel I voortvloeit, thans door te voeren. Naar verwachting zal artikel I in de eerste helft van 2003 in werking kunnen treden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven