Wet van 6 maart 2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het verblijf van in bewaring gestelde verdachten alsmede arrestanten in een politiecel (verblijf in politiecellen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen dat in perioden van capaciteitsnood zowel volwassen als jeugdige verdachten ten aanzien van wie de bewaring is bevolen alsmede arrestanten in een politiecel kunnen worden ingesloten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Penitentiaire beginselenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a

In afwijking van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, kan de selectiefunctionaris bepalen dat een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel is gelast en die in een politiecel verblijft, daar voor een periode van maximaal tien dagen zal verblijven, nadat hij heeft vastgesteld dat er voor deze persoon geen plaats is in een inrichting. De politiecel voldoet aan de regels die voor politiecellencomplexen zijn vastgesteld.

ARTIKEL II

De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen2 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

  • 1. In afwijking van artikel 16, eerste lid, eerste volzin, kan de selectiefunctionaris bepalen dat een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel is gelast en die in een politiecel verblijft, daar voor een periode van maximaal tien dagen zal verblijven, nadat hij heeft vastgesteld dat er voor deze persoon geen plaats is in een inrichting. De politiecel voldoet aan de regels die voor politiecellencomplexen zijn vastgesteld.

  • 2. Het eerste lid kan voor een jeugdige in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar worden toegepast, met dien verstande dat de maximale termijn voor verblijf in een politiecel dan drie dagen bedraagt en het verblijf alleen mag worden toegepast in afwachting van het regelen van vervoer naar de plaats in een inrichting.

ARTIKEL III

Artikel 78, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering3 wordt vervangen door:

  • 4. Het bevel kan voorts in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte de plaats vermelden waarin de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan.

ARTIKEL IV

Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 maart 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de zevende maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 430, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 november 2001, Stb. 532.

XNoot
2

Stb. 2000, 481, gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 20.

XNoot
3

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 december 2001, Stb. 2002, 14.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 202.

Handelingen II 2001/2002, blz. 3447–3468; 3472–3493; 3499–3500.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 202 (236).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 5 maart 2002.

Naar boven