Besluit van 4 augustus 2001, houdende instelling
van de Raad van advies kilometerheffing
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 13 juli
2001, nr. CDJZ/WBI/2001–781, Centrale Directie Juridische Zaken, gedaan
mede namens Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Er is een Raad van advies kilometerheffing, hierna te noemen: de Raad.
Artikel 2
De Raad heeft tot taak te adviseren over de invoering van de kilometerheffing.
Artikel 3
De Raad bestaat uit ten hoogste acht leden.
Artikel 4
De archiefbescheiden van de Raad worden na opheffing van de Raad, of zo
de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen
aan het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 15
juli 2005.
Artikel 6
Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Raad van advies kilometerheffing.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad
zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 4 augustus 2001
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Financiën,
G. Zalm
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
Uitgegeven de vierde september 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt
door middel van het onderhavige besluit de Raad van advies kilometerheffing
ingesteld.
Deze Raad heeft tot taak te adviseren over de invoering van de kilometerheffing.
Nu de invoering van de kilometerheffing over enige jaren is voorzien, is duidelijk
dat de Raad fungeert als tijdelijk adviescollege.
In het regeringsstandpunt betreffende de uitwerking van een kilometerheffing
(Kamerstukken II 2000/2001, 27 455, nr. 6) is aangekondigd dat voor deze
aangelegenheid een Raad van advies in het leven zal worden geroepen. De snel
gaande – technologische en Europese – ontwikkelingen op het terrein
van betaald rijden, de korte ontwikkelingstijd en het waarborgen van bestuurlijk
en maatschappelijk draagvlak maken het wenselijk om een specifieke Raad van
advies voor de kilometerheffing in te stellen. De Raad fungeert als gezaghebbend
adviescollege en klankbord, gespecialiseerd op dit terrein en kan te allen
tijde tijdens de beleidsontwikkeling worden ingeschakeld.
De Raad brengt eigenstandig advies uit aan de Ministers van Verkeer en
Waterstaat en Financiën over de voorstellen van de projectorganisatie
kilometerheffing, waarvoor genoemde ministers verantwoordelijk zijn. Daarnaast
kan, vanwege de daar geconcentreerde expertise, de Raad ook worden ingeschakeld
door de onder de genoemde ministers ressorterende projectorganisatie kilometerheffing
om te adviseren op bepaalde punten. Deze functie ligt in het verlengde van
de adviesfunctie van de Raad aan de ministers.
Gelet op de specifieke vraagstelling is besloten tot het instellen van
de onderhavige adviesraad. Binnen het sobere en transparante stelsel van adviescolleges
is de instelling van dit college een tijdelijke uitzondering. Er is immers
geen bestaand adviescollege dat nu al op dit brede terrein actief is of op
dit terrein vanuit alle relevante invalshoeken zou kunnen adviseren. Zo is
het taakgebied van de Raad voor Verkeer en Waterstaat of van de VROM-Raad
weliswaar algemeen omschreven maar enerzijds smaller dan in dit geval vereist
en anderzijds onvoldoende toegespitst op de in het geding zijnde adviestaak.
De Raad bestaat uit deskundigen uit maatschappelijke en bestuurlijke organisaties,
de wetenschappelijke wereld en het bedrijfsleven. Zij zullen op persoonlijke
titel deelnemen. Deskundigheid op het gebied van beprijzing, heffingen en
heffingstechnologie, bestuurlijke organisatie, publiek-private samenwerking,
milieu, mobiliteit, wetgeving en handhaving èn inzicht in de praktijk
zijn voor het goed functioneren van de Raad van groot belang. De leden van
de in te stellen adviesraad zullen dan ook op basis van deze specifieke deskundigheden
worden benoemd. De leden mogen geen binding hebben met enig bedrijf dat wil
meedoen aan een tender voor de ontwikkeling, invoering en/of exploitatie van
het systeem.
De adviestaak van de Raad is naar zijn aard tijdelijk. Het bestaan van
de Raad is dan ook beperkt door het tijdstip waarop de beleidsmatige ontwikkeling
voor de invoering van de kilometerheffing naar verwachting kan worden afgerond.
Met inachtneming van de Kaderwet adviescolleges regelt de Raad zijn werkzaamheden
voor het overige naar eigen inzicht. De Raad kan bij de uitvoering van zijn
taakopdracht in overleg treden met deskundigen of belanghebbende partijen.
De Raad wordt bijgestaan door een secretariaat, bestaande uit
ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Financiën
en een of meer personen afkomstig uit de private sector, die voor hun secretariaatswerk
uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de Raad (vgl. artikel 15 Kaderwet
adviescolleges).
De leden van de Raad zullen op basis van artikel 11 van de Kaderwet adviescolleges
bij koninklijk besluit worden benoemd, op voordracht van Onze Ministers van
Verkeer en Waterstaat en van Financiën. Bij ministeriële regeling
zal – met inachtneming van het Vergoedingenbesluit adviescolleges –
het bedrag worden vastgesteld dat de leden van Raad per vergadering als vergoeding
ontvangen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Financiën,
G. Zalm
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries