Besluit van 12 februari 2000, houdende wijziging van het Besluit specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 december 1999, kenmerk GVM/Vz/2029994 in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

Gelet op artikel 10a, eerste tot en met vierde lid, van de Welzijnswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2000, nr. W13.00.0004/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 februari 2000 in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage behorende bij het Besluit specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid1 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Lech, 12 februari 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vierentwintigste februari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

BIJLAGE BEHORENDE BIJ HET BESLUIT SPECIFIEKE UITKERINGEN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, VROUWENOPVANG EN VERSLAVINGSBELEID

A. Gemeenten waaraan een uitkering maatschappelijke opvang wordt verstrekt

Alkmaar

Almelo

Almere

Amersfoort

Amsterdam

Apeldoorn

Arnhem

Assen

Bergen op Zoom

Beverwijk

Breda

Delft

Den Bosch

Den Haag

Den Helder

Deventer

Doetinchem

Dordrecht

Ede

Eindhoven

Emmen

Enschede

Geleen

Gouda

Groningen

Haarlem

Harderwijk

Heerlen

Helmond

Hengelo

Hilversum

Hoorn

Leeuwarden

Leiden

Lelystad

Maastricht

Nijmegen

Oss

Purmerend

Roermond

Rotterdam

Smallingerland

Spijkenisse

Terneuzen

Tilburg

Utrecht

Venlo

Vlaardingen

Vlissingen

Zaanstad

Zwolle

B. Gemeenten waaraan een uitkering vrouwenopvang wordt verstrekt

Alkmaar

Almere

Amersfoort

Amsterdam

Apeldoorn

Arnhem

Beverwijk

Breda

Delft

Den Bosch

Den Haag

Den Helder

Dordrecht

Ede

Eindhoven

Emmen

Enschede

Gouda

Groningen

Haarlem

Heerlen

Helmond

Hengelo

Hilversum

Leeuwarden

Leiden

Maastricht

Nijmegen

Rotterdam

Spijkenisse

Tilburg

Utrecht

Venlo

Vlaardingen

Vlissingen

Zaanstad

Zoetermeer

Zwolle

C. Gemeenten waaraan een uitkering verslavingsbeleid wordt verstrekt

Almelo

Almere

Alkmaar

Amersfoort

Amsterdam

Apeldoorn

Arnhem

Assen

Breda

Delft

Den Bosch

Den Haag

Den Helder

Deventer

Dordrecht

Eindhoven

Emmen

Enschede

Gouda

Groningen

Haarlem

Heerlen

Hilversum

Hoorn

Leeuwarden

Leiden

Middelburg

Nijmegen

Rotterdam

Terneuzen

Tilburg

Utrecht

Venlo

Vlissingen

Zaanstad

Zwolle

NOTA VAN TOELICHTING

Bij brief van 22 september 1999 hebben de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en voor Grote Steden- en Integratiebeleid (GSI) de Tweede Kamer het standpunt over het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) aangeboden.1 Het kabinet had de Rfv advies gevraagd over het aantal en de gemeenten welke in aanmerking komen voor uitkeringen op de terreinen van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid. De aanleiding daarvoor was dat zowel met betrekking tot de aanwijzing van gemeenten als met betrekking tot de hoogte van de uitkering, gekomen moest worden tot hantering van andere, objectieve maatstaven.

Overeenkomstig de bestaande regio-indeling voor de Wet ziekenhuisvoorzieningen (Wzv) heeft de Rfv een keuze voor de centrumgemeenten gemaakt. Het advies behelst een aantal toevoegingen, maar ook een aantal schrappingen. In bovengenoemde brief hebben de ministers van VWS en voor GSI aangegeven dat zij het advies van de Rfv over de aanwijzing van gemeenten die in aanmerking komen voor uitkeringen op de terreinen van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overnemen, zij het dat Ede centrumgemeente vrouwenopvang blijft omdat de keuze van de Rfv om Ede niet op te nemen is gebaseerd op de uitkomst van een technische verfijning van de omschrijving van een stadskern, terwijl het qua inwoneraantal wel voldoet aan de gestelde criteria.

Hoewel de Rfv adviseerde om in het deelgebied Westelijk Noord-Brabant Roosendaal aan te wijzen als centrumgemeente voor de uitkering maatschappelijke opvang is besloten vooralsnog de bestaande situatie te handhaven, aangezien daarover op dit moment met de betrokken gemeenten nog geen overeenstemming bestaat.

In het onderhavige besluit is een en ander neergelegd.

Voorzover het advies van de Rfv schrapping van gemeenten betreft zou(den) ingevolge de brief van 22 september 1999 de uitkering(en) aan die gemeenten met ingang van 1 januari 2001 gestopt moeten worden. Op 4 november 1999 heeft over deze brief een Algemeen Overleg plaatsgevonden met de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Tweede Kamer heeft ingestemd met de keuze om vanaf 1 januari 2000 gemeenten toe te voegen. Ten aanzien van de keuze om een aantal gemeenten vanaf 1 januari 2001 niet langer een uitkering te verstrekken is de discussie met de Tweede Kamer nog niet afgerond. In verband hiermee bevat het onderhavige besluit geen wijzigingen op dit punt.

De onderhavige aanpassing betreft derhalve alleen de toevoeging van een aantal gemeenten aan de lijst van de gemeenten die in aanmerking komen voor deze uitkeringen, zoals opgenomen in de Bijlage behorend bij het Besluit specifieke uitkeringen, zij het dat de gemeenten Helmond en Maastricht niet meer zijn opgenomen als centrumgemeente voor verslavingsbeleid. Helmond en Maastricht waren met andere gemeenten in de lijst opgenomen in verband met de tijdelijke toevoeging van de middelen voor het overlastbeleid. Van verstrekking van middelen voor het overlastbeleid is, zoals reeds uit bovengenoemde brief blijkt, immers geen sprake meer.

Er is echter in feite voor Maastricht en Helmond in feite geen sprake van achteruitgang. In het kabinetstandpunt op het advies van de Rfv is aangegeven dat de middelen die bestemd waren voor gemeentelijke overlastprojecten ter beschikking blijven van de gemeenten. Gemeenten zijn, wanneer zij dat willen, in staat deze projecten voort te zetten, hetzij op basis van de ophoging van het budget voor de specifieke uitkeringen, hetzij op basis van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25. Dat laatste is het geval met Helmond en Maastricht.

De overige gemeenten die in verband met de tijdelijke toevoeging van de middelen voor het overlastbeleid aan de specifieke uitkering verslavingsbeleid zijn opgenomen in de lijst van gemeenten die in aanmerking komen voor een uitkering verslavingsbeleid, zijn overeenkomstig het advies van de Rfv aangewezen als centrumgemeente verslavingsbeleid. Zij blijven daarom opgenomen in deze lijst.

Ingevolge artikel 10a, zesde lid, van de Welzijnswet 1994 is het ontwerp-besluit overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal. Hierop is niet gereageerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1998, 614.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Kamerstukken II, 1999–2000, 26 604/25 682, nr. 2.

Naar boven