Wet van 2 december 1999 tot uitvoering van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) (Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) moet worden uitgevoerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De artikelen 634 tot en met 642, 645, 646, 647, 648, 658 en 670, lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op werknemers, die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en wier arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht.

Artikel 2

Een werknemer die tijdelijk buiten Nederland arbeid verricht of heeft verricht in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte kan, ongeacht het recht dat de arbeidsovereenkomst beheerst, met betrekking tot die arbeid aanspraken ontlenen aan het recht dat eerderbedoelde staat heeft vastgesteld ter uitvoering van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L18).

Artikel 3

De Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten1 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 2 worden een zesde en een zevende lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Verbindend verklaarde bepalingen gelden ook ten aanzien van werknemers, die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en wier arbeidsovereenkomst wordt beheerst door een ander recht dan het Nederlandse recht, indien deze bepalingen betrekking hebben op:

    a. maximale werktijden en minimale rusttijden;

    b. het minimum aantal vakantiedagen, gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat;

    c. minimumloon, daaronder begrepen vergoedingen voor overwerk, en daaronder niet begrepen aanvullende bedrijfspensioenregelingen;

    d. voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers;

    e. gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;

    f. beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en van zwangere of pas bevallen werkneemsters;

    g. gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie.

  • 7. Het zesde lid is slechts van toepassing voorzover de arbeid betrekking heeft op de activiteiten, die zijn opgenomen in de bijlage bij de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L18).

Artikel 4

Artikel 98 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In zaken betreffende een arbeidsovereenkomst is, indien de arbeid tijdelijk in Nederland wordt verricht, mede bevoegd de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied de werknemer tijdelijk arbeid verricht, voorzover het betreft een rechtsvordering met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, welke is gegrond op artikel 1 van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid, de artikelen 7 of 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, artikel 2, zesde lid van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, de artikelen 8 of 11 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, alsmede artikel 5, eerste lid, onder b, d, e of f van de Algemene wet gelijke behandeling.

2. In het vierde lid wordt «In zaken betreffende een andere overeenkomst dan die in het eerste en het tweede lid genoemd,» vervangen door: In zaken betreffende een andere overeenkomst dan die in het eerste, het tweede en het derde lid genoemd.

Artikel 5

Een wijziging van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) inclusief de bijlage gaat voor de toepassing van artikel 2 van deze wet en artikel 2, zevende lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 6

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 7

Deze wet wordt aangehaald als: Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 december 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1937, 801, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1999, Stb. 285.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 524.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5979–5990; 1999/2000, blz. 230–232; 363.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 524 (26, 26a, 26b, 26c).

Handelingen I 1999/2000, blz. 201–202.

Naar boven