Besluit van 26 februari 1998 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 6 november 1997 tot aanvulling van de Wet milieubeheer met een regeling ter waarborging dat gesloten stortplaatsen geen of zo min mogelijk gevolgen voor het milieu hebben, alsmede wijziging van de Wet bodembescherming (Stb. 532)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 februari 1998, nr. MJZ98016090, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel V van de wet van 6 november 1997 tot aanvulling van de Wet milieubeheer met een regeling ter waarborging dat gesloten stortplaatsen geen of zo min mogelijk gevolgen voor het milieu hebben, alsmede wijziging van de Wet bodembescherming (Stb. 532);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 6 november 1997 tot aanvulling van de Wet milieubeheer met een regeling ter waarborging dat gesloten stortplaatsen geen of zo min mogelijk gevolgen voor het milieu hebben, alsmede wijziging van de Wet bodembescherming (Stb. 532), treedt in werking met ingang van 1 april 1998.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 februari 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de negentiende maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TOELICHTING

Op 15 januari 1998 is in het Staatsblad gepubliceerd het besluit van 5 januari tot wijziging van het Stortbesluit bodembescherming en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in verband met onder meer de nazorg van stortplaatsen (Stb. 22).

Dit besluit is noodzakelijk voor de inwerkingtreding van de wet van 6 november 1997 tot aanvulling van de Wet milieubeheer met een regeling ter waarborging dat gesloten stortplaatsen geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu hebben, alsmede wijziging van de Wet bodembescherming (Stb. 532) (hierna: nazorgwet).

De nazorgwet en het besluit van 5 januari moeten dus gelijktijdig in werking treden.

Op grond van de Wet milieubeheer moeten er altijd tenminste 28 dagen verlopen tussen plaatsing in het Staatsblad van een besluit als dat van 5 januari, en de inwerkingtreding daarvan. De nazorgwet en het besluit van 5 januari treden met ingang van 1 april 1998 in werking.

Op grond van artikel II, eerste lid, van de nazorgwet hebben provincies vanaf die datum nog maximaal één jaar de tijd om hun provinciale milieuverordeningen aan te passen.

Voor exploitanten van stortplaatsen die per 1 september 1996 nog open waren, geldt dat zij binnen 13 weken na 1 maart 1998 een nazorgplan voor de stortplaats moeten indienen bij Gedeputeerde Staten (artikel II, tweede lid, van de nazorgwet).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Naar boven