Besluit van 29 september 1997, houdende wijziging van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, van 20 maart 1997, nr. RV 97/3572, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83) en op de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 25 april 1996, 28 november 1996 en 22 mei 1997 (protocollen 1996-I-31, 1996-II-16, 1996-II-17, 1996-II-20 en 1997-I-23);

De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 1997, no. W09.97.0154);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, van 22 september 1997, nr. DGG/J-97007931, Directoraat-Generaal Goederenvervoer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 1, zoals dit voor de Rijn in Nederland met inbegrip van de Waal en de Lek van kracht is verklaard bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2.01, tweede lid, komt onderdeel c te luiden:

  • c. een nautisch deskundige die in het bezit is van het grote patent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten.

B

In artikel 19.03 komt onderdeel a te luiden:

  • a. een schipper die houder is van het kanaalspitsenpatent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten;

C

In artikel 20.03, tweede lid, komen de tweede en derde alinea te luiden:

In dit geval moeten de betreffende dokumenten, waaruit de bekwaamheid van de bemanningsleden en hun aantal blijken, aan boord aanwezig zijn. Bovendien moet zich een persoon aan boord bevinden die houder is van het grote patent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten dat geldig is voor het te bevaren riviergedeelte. Na een vaartijd van ten hoogste 14 uren per tijdvak van 24 uren moet deze patenthouder vervangen worden door een andere houder van dat Rijnpatent.

In het logboek moeten de volgende aantekeningen worden gemaakt:

  • a. de namen van de houders van het grote patent die zich aan boord bevinden en het begin en einde van hun diensttijd;

  • b. begin, onderbreking, voortzetting en einde van de vaart met telkens daarbij de vermelding van datum, tijdstip en plaats met aanduiding van de kilometerraai.

D

In artikel 21.03, onderdeel a, wordt «Reglement betreffende het verlenen van Rijnschipperpatenten» vervangen door: Reglement Rijnpatenten.

E

In artikel 23.01, eerste lid, derde alinea, wordt «Rijnschipperspatent» vervangen door: Rijnpatent als vereist in het Reglement Rijnpatenten.

F

In artikel 23.02 komt het tweede lid, onderdeel 2.6, te luiden:

  • 2.6. voor de schipper:

    houder zijn van een Rijnpatent als vereist in het Reglement Rijnpatenten;

G

Artikel 23.03, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Wat de lichamelijke geschiktheid betreft wordt onder meer vereist:

    • a. een voldoende gezichts- en gehoorvermogen overeenkomstig bijlage B1 van het Reglement Rijnpatenten; deze eis geldt evenwel niet voor de functie van machinist;

    • b. het in staat zijn alleen een gewicht van 20 kg op te tillen.

H

Artikel 23.04 komt te luiden:

Arikel 23.04

  • Bewijs van bekwaamheid – Dienstboekje

    1. Het dienstboekje bevat enerzijds gegevens van algemene aard, zoals de medische verklaringen en de bekwaamheid van de houder, als bedoeld in artikel 23.02, en anderzijds de specifieke gegevens betreffende de afgelegde reizen. De plaatselijk bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor het invullen van de gegevens van algemene aard alsmede voor de afstempeling ter controle. Hij kan daartoe het overleggen van vaartijdenboeken dan wel uittreksels daarvan of van andere relevante bescheiden verlangen.

  • 2. Elk lid van de bemanning moet in het bezit zijn van een persoonlijk dienstboekje overeenkomstig het model van bijlage F. Deze persoon wordt als houder van het dienstboekje aangemerkt.

    De houder moet het dienstboekje:

    • a. bij de eerste indiensttreding aan boord overhandigen aan de schipper en

    • b. telkens binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van afgifte, ten minste eenmaal voorleggen en laten afstempelen ter controle, als bedoeld in het eerste lid, door een plaatselijk bevoegde autoriteit.

  • 3. De schipper is verantwoordelijk voor

    • a. het regelmatig invullen in het dienstboekje van alle gegevens overeenkomstig de aanwijzingen en instructies voor het bijhouden vermeld in bijlage F,

    • b. het veilig bewaren van het dienstboekje tot aan het eind van het dienstverband, arbeidscontract dan wel andere regeling;

    • c. het te allen tijde op verzoek van de houder onverwijld teruggeven van het dienstboekje.

  • 4. Bij leden van de bemanning die in het bezit zijn van een groot patent als bedoeld in bijlage A1 dan wel van een voorlopig groot patent als bedoeld in bijlage A2 van het Reglement Rijnpatenten geldt dit patent als dienstboekje.

  • 5. De bekwaamheid voor een functie aan boord moet te allen tijde kunnen worden aangetoond:

    • 5.1. door de schipper door middel van het Rijnpatent dat overeenkomstig het Reglement Rijnpatenten wordt vereist;

    • 5.2. door de overige leden van de bemanning door middel van het dienstboekje of een Rijnpatent als bedoeld onder 5.1.

I

In artikel 23.05 wordt in de noot «van het Rijnschipperspatent» vervangen door: van het overeenkomstig het Reglement Rijnpatenten vereiste Rijnpatent.

J

In artikel 23.10 wordt in de vijfde noot «van het Rijnschipperspatent» vervangen door: van het overeenkomstig het Reglement Rijnpatenten vereiste grote patent.

K

In artikel 23.11 wordt in de vijfde noot «van het Rijnschipperspatent» vervangen door: van het overeenkomstig het Reglement Rijnpatenten vereiste grote patent.

L

Artikel 24.01 komt te luiden als volgt:

Arikel 24.01

  • Toepasselijkheid van de overgangsbepalingen op reeds in bedrijf zijnde vaartuigen en geldigheid van de tot dusver afgegeven certificaten van onderzoek

    1. De artikelen 24.02 tot en met 24.04 zijn slechts van toepassing op vaartuigen, die bij de inwerkingtreding van dit reglement voorzien zijn van een geldig certificaat van onderzoek overeenkomstig het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn of in aanbouw zijn dan wel verbouwd worden.

  • 2. Onverminderd artikel 2.09, tweede lid, blijven de overeenkomstig het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn afgegeven certificaten van onderzoek geldig tot de op deze certificaten aangegeven datum van beëindiging van de geldigheid.

M

Artikel 24.02, eerste lid, komt te luiden als volgt:

  • 1. Onverminderd de artikelen 24.03 en 24.04 moeten vaartuigen, die niet volledig aan de bepalingen van dit reglement voldoen:

    • a. daaraan volgens de in de onderstaande tabel vermelde overgangsbepalingen worden aangepast,

    • b. totdat de aanpassing heeft plaatsgevonden, voldoen aan de bepalingen van het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn.

N

Artikel 24.05 komt te luiden:

Arikel 24.05

  • Afwijkingen van hoofdstuk 23 – Bemanning

    1. Houders van een dienstboekje dat vóór 1 januari 1998 is afgegeven overeenkomstig het tot dat tijdstip geldende model mogen dit blijven gebruiken.

  • 2. In afwijking van artikel 23.04, vijfde lid, mag vaartijd die vóór 1 april 1988 is vervuld tot en met 30 september 1998 worden aangetoond aan de hand van andere dokumenten dan het dienstboekje, voorzover dat nog niet was voorgeschreven.

O

De bijlage F – Model van het Dienstboekje – komt te luiden:

verkleinde afbeelding van stb-1997-494-001.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-002.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-003.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-004.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-005.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-006.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-007.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-008.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-009.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-010.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-011.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-012.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-013.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-014.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-015.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-016.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-017.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-018.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-019.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-020.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-021.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-022.pngverkleinde afbeelding van stb-1997-494-023.png

P

In de Bijlage G – Model van het speciale certificaat voor zeeschepen die de Rijn bevaren komen in het onderdeel Bemanning de tweede en derde alinea van Punt 2 te luiden:

In dit geval moeten de betreffende bescheiden, waaruit de bekwaamheid van de bemanningsleden en hun aantal blijken, aan boord aanwezig zijn. bovendien moet zich een persoon aan boord bevinden die houder is van het grote patent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten dat geldig is voor het te bevaren riviergedeelte. Na een vaartijd van ten hoogste 14 uren per tijdvak van 24 uren moet deze patenthouder vervangen worden door een andere houder van het Rijnpatent.

In het logboek moeten de volgende aantekeningen worden gemaakt:

  • de namen van de houders van het grote patent die zich aan boord bevinden en het begin en einde van hun diensttijd;

  • begin, onderbreking, voortzetting en einde van de vaart met telkens daarbij de vermelding van datum, tijdstip en plaats met aanduiding van de kilometerraai.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 september 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de vierde november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De Centrale Commssie voor de Rijnvaart (CCR) heeft bij resoluties van 25 april en 28 november 1996 (protocollen 1996-I-31 en 1996-II-20) een Reglement betreffende het verlenen van Rijnpatenten (Reglement Rijnpatenten 1998) vastgesteld, dat het oude, van 1976 daterende, Reglement Rijnschipperspatenten heeft vervangen.

Dit betekende dat de in andere regelingen voorkomende verwijzingen naar het oude reglement dienden te worden aangepast. Dit betreft voornamelijk hoofdstuk 23 – Bemanning – van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (ROSR) dat voor de Rijn in Nederland van kracht was verklaard bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (Stb. 1996, 127). Tevens zijn enkele van de in dit verband relevante bepalingen van hoofdstuk 23 verduidelijkt.

Voorts is in CCR verband een geheel nieuw model voor het dienstboekje opgesteld. Dit maakte het noodzakelijk om de bijlage F van het ROSR te vervangen. De tekst hiervan, vastgesteld bij protokol 1996-II-17, werd nog nader door de CCR aangepast bij resolutie van 22 mei 1997 (protokol 1997-I-23).

De betreffende wijzigingen van hoofdstuk 23 ROSR werden door de CCR vastgesteld bij resolutie van 28 november 1996 (protocol 1996-II-17) en treden ingevolge bedoelde resolutie in werking met ingang van 1 januari 1998, dezelfde datum waarop het Reglement Rijnpatenten 1998 van kracht wordt.

Van de gelegenheid is door de CCR tenslotte gebruik gemaakt om de gelding van het hoofdstuk 24 ROSR – Overgangsbepalingen – te verduidelijken. In de praktijk was het voor betrokkenen niet steeds duidelijk dat dit hoofdstuk uitsluitend een overgangsregeling bevat voor schepen die op 31 december 1994 beschikten over een geldig certificaat van onderzoek dat was afgegeven op grond van het op dat moment van kracht zijnde Reglement onderzoek schepen op de Rijn. Met name bestond daarbij het gevaar dat artikel 24.03, dat lichtere eisen bevat voor schepen waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór, uit zijn verband zou worden gelezen. Thans drukt het ROSR duidelijker uit dat derhalve oudere schepen die op 31-12-1994 niet voorzien zijn van een geldig certificaat van onderzoek bij de aanvrage van een certificaat met nieuwe schepen worden gelijkgesteld. Ook deze wijzigingen treden in werking met ingang van 1 januari 1998 (protocol 1996-II-16).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 1997, nr. 237.

Naar boven