Beschikking van de Minister van Justitie van 26 juni 1997, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 15 mei 1997, Stb. 212

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel V van de wet van 15 mei 1997, Stb. 212;

Besluit:

de tekst van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 15 mei 1997, Stb. 212, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 26 juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de derde juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TEKST VAN DE WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN, ZOALS DEZE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 15 MEI 1997, STB. 212

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze wet wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

    motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

    bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;

    kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;

    gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;

    adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.

  • 2. In deze wet wordt mede verstaan onder:

    bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;

    kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijd-krachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;

    kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;

    rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED VAN DE WET

Artikel 2

  • 1. Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Provinciewet of de Gemeentewet (Stb. 1992, 96), worden op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties opgelegd. Voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard zijn uitgesloten.

  • 2. Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

  • 3. Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan niet meer zijn dan zevenhonderdvijftig gulden per gedraging.

  • 4. De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Deze algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 6. Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

HOOFDSTUK III ADMINISTRATIEVE SANCTIE

Artikel 3

  • 1. De bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren die met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast, zijn bevoegd, ten einde te kunnen vaststellen of een gedraging is verricht of indien zij hebben vastgesteld dat een gedraging is verricht, de daarbij betrokkene staande te houden en te vorderen dat hij zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboortejaar, geboorteplaats en adres opgeeft. De betrokkene is verplicht aan de vordering te voldoen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.

  • 3. De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daartoe bij besluit de nodige aanwijzingen geven. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.

  • 4. De procureur-generaal bij het gerechtshof houdt binnen het rechtsgebied van het gerechtshof waarbij hij is geplaatst toezicht op de bij deze wet geregelde wijze van handhaving van verkeersvoorschriften.

    Hij geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4

  • 1. De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

  • 2. Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

  • 3. In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.

  • 4. De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

Artikel 5

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hem gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

HOOFDSTUK IV ADMINISTRATIEF BEROEP EN BEZWAAR BIJ DE OFFICIER VAN JUSTITIE

Artikel 6

  • 1. Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welk arrondissement de gedraging is verricht, kan beroep worden ingesteld bij de officier van justitie in het arrondissement van de woonplaats van de betrokkene.

  • 2. Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, en het nummer van zijn giro- of bankrekening, indien hij die heeft.

Artikel 7

  • 1. De artikelen 6:14, tweede lid, 7:16, tweede lid, en 7:26, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.

  • 2. In afwijking van artikel 7:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt de officier van justitie slechts de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid te worden gehoord.

Artikel 8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

c. een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

HOOFDSTUK V BEROEP OP HET KANTONGERECHT

Artikel 9

  • 1. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij het kantongerecht. In afwijking van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het beroepschrift ingediend bij de officier van justitie die ingevolge artikel 6, eerste lid, op het administratief beroep heeft beslist.

  • 2. Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:

    a. de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;

    b. de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;

    c. de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.

  • 3. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van het kantongerecht binnen wiens rechtsgebied de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij het kantongerecht binnen het rechtsgebied van de woonplaats van de betrokkene.

Artikel 11

  • 1. Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan het kantongerecht ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 2. Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

  • 3. De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4. Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van het kantongerecht. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1. De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, degene die het beroep heeft ingesteld en de officier van justitie in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare terechtzitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.

  • 2. Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter terechtzitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.

  • 3. Ter terechtzitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4. De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5. Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 12a

De artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1. Indien het kantongerecht bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart het kantongerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.

  • 2. De beslissing van het kantongerecht is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare terechtzitting uitgesproken.

  • 3. De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Afschrift van de aantekening van de beslissing wordt aan degene die het beroep heeft ingesteld en de officier van justitie toegezonden.

Artikel 13a

  • 1. De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij het kantongerecht redelijkerwijs heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift aan wie ter zake van het beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de toevoegingskosten betaald aan de griffier. Artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b

  • 1. In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.

  • 2. De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

  • 3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.

  • 4. Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

HOOFDSTUK VI BEROEP IN CASSATIE

Artikel 14

  • 1. Degene die bij het kantongerecht beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van het kantongerecht beroep in cassatie instellen.

  • 2. De officier van justitie voegt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, bij de stukken een door hem getekende schriftuur houdende zijn middelen van cassatie.

Artikel 15

Nadat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken, zendt de griffier van het kantongerecht het ingekomen beroepschrift met de op de uitspraak betrekking hebbende stukken, welke onder hem mochten berusten, en na bijvoeging van een afschrift van de beslissing van het kantongerecht, onverwijld ter griffie van de Hoge Raad in.

Artikel 16

  • 1. De griffier van de Hoge Raad zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld aan degene, die mede tot het instellen van beroep in cassatie gerechtigd was.

  • 2. Deze of zijn gemachtigde kan binnen acht weken nadat het afschrift ter post is bezorgd, bij de Hoge Raad een ondertekend vertoogschrift indienen.

  • 3. De griffier van de Hoge Raad zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het vertoogschrift onverwijld aan degene die beroep in cassatie heeft ingesteld.

Artikel 17

  • 1. Indien, hetzij in het beroepschrift, hetzij in het vertoogschrift, hetzij nadien door degene die beroep in cassatie heeft ingesteld, binnen twee weken nadat het afschrift van het vertoogschrift ter post is bezorgd, schriftelijk is verzocht de zaak mondeling te mogen toelichten, bepaalt de voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling neemt, dag en uur waarop de zaak door de advocaat van degene die bij het kantongerecht beroep heeft ingesteld en de officier van justitie in raadkamer zal kunnen worden bepleit.

  • 2. De griffier stelt degene die bij het kantongerecht beroep heeft ingesteld of de door hem aangewezen advocaat, en de officier van justitie ten minste tien dagen te voren hiermede in kennis.

Artikel 17a

De artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

  • 1. Na afloop van de pleidooien of, indien deze niet zijn verzocht, na indiening van de schrifturen door partijen, stelt de griffier, indien de procureur-generaal bij de Hoge Raad de wens om te worden gehoord te kennen heeft gegeven, alle stukken in diens handen.

  • 2. De procureur-generaal brengt zijn schriftelijke conclusie ter kennis van de Hoge Raad.

  • 3. De Hoge Raad beslist in raadkamer.

  • 4. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

  • 5. Afschrift van het arrest wordt door de griffier gezonden aan degenen die tot het instellen van beroep in cassatie gerechtigd waren. Indien de Hoge Raad de uitspraak van het kantongerecht vernietigt, zendt de griffier eveneens een afschrift van het arrest aan de griffier van het kantongerecht.

Artikel 19

Wanneer de Hoge Raad op de in het beroepschrift aangevoerde of op andere gronden de uitspraak van het kantongerecht vernietigt, beslist hij in geval dat mogelijk is bij hetzelfde arrest de zaak, zoals het kantongerecht hetwelk de vernietigde uitspraak heeft gedaan, had behoren te doen. Indien de Hoge Raad de zaak niet zelf kan afdoen kan hij deze naar bevind van omstandigheden hetzij terugverwijzen naar het kantongerecht, wiens uitspraak vernietigd is, hetzij verwijzen naar een ander kantongerecht.

Artikel 20

Nadat de Hoge Raad arrest heeft gewezen, zendt de griffier de door degenen die tot het instellen van beroep in cassatie gerechtigd waren, overgelegde stukken onverwijld aan dezen terug.

HOOFDSTUK VII VERVALLEN ZEKERHEIDSTELLING

Artikel 21

  • 1. De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

HOOFDSTUK VIII DE INNING VAN DE ADMINISTRATIEVE SANCTIE

Artikel 22

  • 1. Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de plaats en de wijze van betaling van de administratieve sanctie alsmede de verantwoording van de ontvangen gelden.

Artikel 23

  • 1. Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moet de administratieve sanctie zijn voldaan.

  • 2. De sanctie wordt van rechtswege met vijfentwintig procent, doch ten minste tien gulden, verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24

Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel 25

  • 1. Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met vijftig procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, doch ten minste vijfentwintig gulden, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.

  • 2. Door de officier van justitie kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 3. Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26

  • 1. Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.

  • 2. Het dwangbevel wordt in naam des Konings uitgevaardigd door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

  • 3. Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij het kantongerecht binnen het rechtsgebied waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.

  • 4. Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. Indien het verschuldigde griffierecht niet voor de aanvang van de zitting is betaald, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij de indiener het verzuim herstelt binnen de door de griffier gestelde termijn.

  • 5. Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffier dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 6. De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

  • 7. Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

  • 8. Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

  • 9. De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten. Zij worden berekend met toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 26a

  • 1. De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van het kantongerecht binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van het kantongerecht beroep in cassatie instellen. Het beroepschrift dient te worden gezonden aan de griffie van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven.

  • 2. Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten en het op grond van artikel 36 verschuldigde griffierecht. De zekerheid wordt bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 3. Nadat de zekerheidstelling heeft plaatsgevonden of nadat de termijn voor het stellen van zekerheid is verstreken, zendt de griffier van het kantongerecht het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken, en na bijvoeging van een afschrift van de beschikking van het kantongerecht, onverwijld ter griffie van de Hoge Raad in. De Hoge Raad beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid. Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van de Hoge Raad gezonden aan degenen die tot het instellen van beroep in cassatie gerechtigd waren.

Artikel 27

  • 1. Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:

    a. inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;

    b. pensioenen, wachtgelden en andere periodieke uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;

    c. het tegoed van een rekening bij een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.

  • 2. Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van het openbaar ministerie dat met de inning van de administratieve sanctie is belast. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van het verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, en betekend aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. In het laatste geval zijn de artikelen 529 tot en met 532 en de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie het verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan de officier van justitie van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. De officier van justitie bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.

  • 4. Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van artikel 33 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.

  • 5. Indien verhaal is genomen op een periodieke uitkering die ingevolge enig wettelijk voorschrift niet vatbaar is voor beslag, kan telkens ten hoogste een tiende gedeelte van de uitkering tot betaling van het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag worden bestemd. Overigens strekt het verhaal zich niet uit tot gelden waarvan de wet bepaald heeft, dat zij niet voor inbeslagneming vatbaar zijn.

  • 6. Iedere belanghebbende kan binnen een week na de betekening van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Een ieder, behoudens degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht desgevorderd onverwijld aan de officier van justitie, die met de inning van de administratieve sanctie is belast, de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van het openbaar ministerie noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8. De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. De kosten van het verhaal, waaronder zijn begrepen de invorderingskosten, bedragen f 50.

Artikel 28

  • 1. De officier van justitie te Leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij het kantongerecht in het kanton waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij het kantongerecht te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.

  • 2. Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

  • 3. De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.

  • 4. De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29

  • 1. Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.

  • 2. De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.

  • 3. Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30

  • 1. Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden, is verplicht op eerste vordering van de officier van justitie het rijbewijs in te leveren op een door de officier van justitie te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.

  • 3. Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is de officier van justitie bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren.

  • 4. De officier van justitie doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

HOOFDSTUK IX VOORLOPIGE MAATREGELEN

Artikel 31

  • 1. Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan.

  • 2. Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie zal worden voldaan.

  • 3. Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie teruggegeven.

  • 4. In het in het eerste en tweede lid bedoelde geval is artikel 29 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in.

Artikel 33

  • 1. Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.

  • 2. Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij het kantongerecht op grond dat

    a. de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;

    b. de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.

  • 3. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 4. Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het kanton waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van het kantongerecht in het kanton waar de inbewaringstelling is geschied.

  • 5. Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan het kantongerecht ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 6. De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.

HOOFDSTUK X OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 34

  • 1. Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    a. hij die niet voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, omschreven vordering;

    b. hij die de gegevens waarop de vordering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, betrekking heeft onjuist opgeeft;

    c. hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.

  • 2. Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36

  • 1. Behoudens in geval van een verzetschrift als bedoeld in artikel 26, derde lid, en een verzetschrift als bedoeld in artikel 27, zesde lid, is op grond van deze wet geen recht verschuldigd in de zin van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

  • 2. Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

HOOFDSTUK XI SLOTBEPALINGEN

Artikel 37

De Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 16, tweede lid, wordt de punt achter «eischen» vervangen door een punt-komma en wordt toegevoegd:

4e aan hem, wiens rijbewijs krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300) is ingenomen.

B

Aan artikel 32 wordt toegevoegd een derde lid, luidende:

  • 3. Het is degene, wiens rijbewijs krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is ingenomen, verboden op een weg een motorrijtuig, voor het besturen waarvan het rijbewijs is afgegeven, te besturen met ingang van het tijdstip, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van die wet.

C

1. Voor de tekst van artikel 34 wordt het cijfer 1 geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. De gedragingen die zijn omschreven in de bijlage bedoeld in artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, zijn niet strafbaar, tenzij daarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

D

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «32» vervangen door: 32, eerste en tweede lid.

2. In het derde lid wordt na «25» ingevoegd: 32, derde lid,

E

Artikel 43a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Indien ter zake van een overtreding van een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift, begaan met een op een weg staand voertuig, proces-verbaal wordt opgemaakt door een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie dan wel ter zake van een gedraging, omschreven in de in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bedoelde bijlage en begaan met een op een weg staand voertuig, door die ambtenaar een administratieve sanctie wordt opgelegd en deze van oordeel is, dat het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer dan wel het vrijhouden van plaatsen, bestemd voor het voertuig van een invalide, de verwijdering van dat voertuig noodzakelijk maakt, is de burgemeester bevoegd dat voertuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen.

2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd de volzin: Als de verwijdering van het voertuig plaatsvond op grond van een gedraging als bedoeld in het eerste lid, wordt van de overbrenging en de inbewaringstelling proces-verbaal opgemaakt, dat wordt ingezonden aan de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging heeft plaatsgevonden.

3. De punt aan het slot van het negende lid wordt vervangen door een komma, en aan de tekst van dat lid wordt toegevoegd de zinsnede: dan wel door degene aan wie ter zake van een krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften omschreven gedraging als bedoeld in het eerste lid een administratieve sanctie is opgelegd.

4. Het tiende lid komt als volgt te luiden:

  • 10. De kosten van overbrenging en bewaring zijn tevens verschuldigd door de bezitter van het voertuig. Deze is de kosten echter niet verschuldigd, indien deze kosten ingevolge het negende lid reeds zijn betaald of indien ter zake van het in het eerste lid bedoelde feit:

    a. de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie onvoorwaardelijk van vervolging heeft afgezien;

    b. een rechterlijke uitspraak, inhoudende vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging onherroepelijk is geworden;

    c. een administratieve sanctie is opgelegd en in beroep onherroepelijk is beslist dat geen bedrag van de sanctie is verschuldigd;

    d. aannemelijk is, dat het is begaan door iemand die tegen de wil van de bezitter van het voertuig gebruik heeft gemaakt en deze dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen beletten.

    In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de gemeente verplicht de bezitter een redelijke schadeloosstelling te betalen. Indien het voertuig ten tijde van de overbrenging in gebruik was bij een ander dan de bezitter, treedt die ander voor de bezitter in de plaats.

5. Het elfde lid komt als volgt te luiden:

  • 11. Indien het voertuig waarmede de overtreding of de in het eerste lid bedoelde gedraging is begaan, door of vanwege de bezitter of degene die anders dan als bezitter het voertuig ten gebruike onder zich heeft wordt verplaatst terwijl ter plaatse van de overtreding of van de gedraging reeds een aanvang is gemaakt met de verwijdering van dat voertuig, zijn het negende, tiende, twaalfde en dertiende lid van overeenkomstige toepassing, waarbij de aan de werkzaamheden ter verwijdering verbonden kosten worden beschouwd als kosten van overbrenging. Van die werkzaamheden wordt aantekening gemaakt in het proces-verbaal, dat ter zake van de overtreding wordt opgemaakt. Indien ter zake van een krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften omschreven gedraging een administratieve sanctie is opgelegd, dient van het doen overbrengen en de inbewaringstelling proces-verbaal te worden opgemaakt.

6. Het dertiende lid komt als volgt te luiden:

  • 13. Degene die de kosten van overbrenging en bewaring heeft voldaan en deze kosten ingevolge het tiende lid verschuldigd is, heeft tegen degene die ter zake van het in het eerste lid bedoelde feit bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld of heeft voldaan aan de voorwaarden, gesteld ter voorkoming van strafvervolging ter zake van dat feit, of tegen degene aan wie terzake van de in het eerste lid bedoelde gedraging een administratieve sanctie is opgelegd, een recht van verhaal voor die kosten.

F

Artikel 43b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Indien ter zake van een overtreding van artikel 9, eerste lid, onder 1e of 2e proces-verbaal wordt opgemaakt door een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie dan wel een op dat voorschrift betrekking hebbende gedraging, omschreven in de in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bedoelde bijlage door hem wordt geconstateerd, begaan met een op de weg stilstaand motorrijtuig, terwijl niet terstond blijkt wie de eigenaar of houder van dat motorrijtuig is, is de burgemeester bevoegd op verzoek van die ambtenaar dat motorrijtuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen.

2. In het tweede lid worden de woorden «de verbaliserende ambtenaar» vervangen door: de in het eerste lid bedoelde ambtenaar

Artikel 38

De Wet op de rechterlijke organisatie (Stb. 1972, 463) wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 59g, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De verkeersschout kan in zaken die uitsluitend betreffen feiten, welke bij of krachtens de Wegenverkeerswet, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften als overtreding strafbaar zijn gesteld, en in andere zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de bevoegdheden uitoefenen, die de wet aan de officier van justitie toekent.

Artikel 39

De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 87 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De gedragingen die zijn omschreven in de bijlage bedoeld in artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300) zijn niet strafbaar, tenzij daarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

Artikel 40

De gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 195 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De gedragingen die zijn omschreven in de bijlage bedoeld in artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300) zijn niet strafbaar, tenzij daarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

Artikel 41

De Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Stb. 1975, 284) wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 5 wordt de punt na onderdeel r gewijzigd in een puntkomma en vervolgens wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

s. beschikkingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300).

Artikel 42

Deze wet is niet van toepassing op gedragingen welke hebben plaatsgevonden voor de dag waarop deze wet in werking treedt.

Artikel 43

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat deze wet slechts van toepassing is op bij dat koninklijk besluit aan te wijzen gedragingen in daarbij aan te wijzen arrondissementen, een arrondissement of een deel van een arrondissement. Behoudens eerdere intrekking vervalt deze aanwijzing twee jaar na het in het eerste lid bedoelde tijdstip.

Artikel 44

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Verklaring van categorie-aanduidingen:

categorie-indeling A:

(gedragingen die betrekking hebben op het Voertuigreglement)

2:Personenauto's;
3:Bedrijfsauto's;
4:Motorfietsen;
5:Driewielige motorrijtuigen;
6:Bromfietsen;
7:Motorrijtuigen met beperkte snelheid;
8:Landbouwtrekkers;
9:Fietsen;
10:Invalidenvoertuigen, uitgerust met een verbrandingsmotor of een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie;
11:Invalidenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;
12:Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;
13:Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;
14:Aanhangwagens achter landbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;
15:Aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);
16:Aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;
17:Wagens.

categorie-indeling B:

(overige gedragingen uitgezonderd snelheid (RVV 1990))

1:Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen;
2:Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;
3:Bromfietsers en bestuurders van invalidenvoertuigen met motor;
4:Fietsers en bestuurders van invalidenvoertuigen zonder motor;
5:Voetgangers;
6:Overige weggebruikers;
7:Schippers;
8:Een ieder.

categorie-indeling C:

(gedragingen met betrekking tot snelheid (RVV 1990))

1:Motorvoertuigen (met uitzondering van vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen (categorie 2));
2:Vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen;
3:Bromfietsen en invalidenvoertuigen met motor;
4:Landbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

Voor de gedragingen zijn de bedragen – in guldens uitgedrukt – als volgt vastgesteld:

Nummerbedrag van de administratieve sanctie
1 10
2 20
3 30
4 40
550
6 60
7 70
8 80
9 90
10100
11110
12120
13130
14140
15150
16160
17170
18180
19190
20200
21210
22220
23230
24240
25250
26260
27270
28280
29290
30300
31310
32320
33330
34340
35350
36360
37370
38380
39390
40400
41410
42420
43430
44440
45450
46460
47470
48480
49490
50500
51510
52520
53530
54540
55550

categorie-indeling B

   Bedrag per gedraging en per categorie
 Gedragingop het verkeer betrekking hebbend voorschrift123 45678
 Nummers K 010 – K 155: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)         
           
K 010als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven12 lid 1 WVW 199417177434  
K 015het motorrijtuig is niet voorzien van een voor dat jaar geldig kentekenbewijs deel III36 lid 3 sub b / 36 lid 4 WVW 199466     6
K 025als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is36 lid 3 sub d WVW 199466      
 het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan40 lid 1 WVW 1994        
K 030a– het motorrijtuig 1111     11
K 030b– de aanhangwagen 1111     11
K 035het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat57 lid 3 WVW 1994       44
 als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven         
K 040a– de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan60 lid 1 sub a WVW 1994       44
K 040b– niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen60 lid 1 sub b WVW 1994       44
K 040c– niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet personenvervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting60 lid 1 sub c WVW 1994       44
K 040d– niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet ambulancevervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting60 lid 1 sub c WVW 1994       44
K 040e– niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften60 lid 2 WVW 1994       44
 voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder         
K 045a– is geen keuringsbewijs afgegeven72 lid 1 WVW 199417      17
K 045b– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren72 lid 2 sub b WVW 199417      17
 het afgegeven keuringsbewijs         
K 050a– voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering72 lid 2 sub a WVW 19946      6
K 050b– is niet behoorlijk leesbaar72 lid 2 sub c WVW 19946      6
 als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs         
K 060a– niet voldoet aan de gestelde eisen107 lid 2 sub a WVW 199466      
K 060b– zijn geldigheid heeft verloren107 lid 2 sub b WVW 199466      
K 060c– niet behoorlijk leesbaar is107 lid 2 sub c WVW 199466      
K 065als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen110 lid 1 WVW 19942828      
K 075rijonderricht geven voor rijbewijs A aan anderen dan aan de bestuurder op wiens motorrijtuig hij zich bevindt110b WVW 1994 jo. 7 sub a RR       44
 op of in een ander motorrijtuig rijonderricht geven voor rijbewijs A:         
K 080a– zonder radiografisch contact aan meer dan één bestuurder110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR       44
K 080b– via radiografisch contact aan meer dan twee bestuurders110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR       44
 rijonderricht geven voor rijbewijs A:         
K 085a– terwijl tegelijkertijd rijonderricht wordt gegeven voor een andere rijbewijscategorie110b WVW 1994 jo. 7 sub c RR       44
K 085b– terwijl het les-motorrijtuig niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding110b WVW 1994 jo. 7 sub d RR       6
 rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het les-motorrijtuig niet is voorzien van:         
K 090a– een dubbele bediening cq een onderbreker110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR       28
K 090b– een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rijinstructeur110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR       28
K 090c– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR       6
 rijonderricht geven voor rijbewijs C, D of E terwijl het les-motorrijtuig niet is voorzien van:         
K 095a– een dubbele bediening cq een onderbreker110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub a RR       28
K 095b– twee of meer buitenspiegels ten behoeve van de rijinstructeur110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub b RR       28
K 095c– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub c RR       6
K 100rijonderricht geven voor rijbewijs C of D terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs B110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub d RR       28
K 105rijonderricht geven voor rijbewijs E terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs geldig voor het besturen van het trekkende motorrijtuig110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub e RR       28
K 106rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt110b WVW 1994       28
K 120het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst131 lid 3 sub b WVW 1994       44
K 130als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl geen certificaat is afgegeven135 lid 1 WVW 1994  11     
K 135als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl het afgegeven certificaat onjuist is ingericht en uitgevoerd dan wel niet behoorlijk leesbaar is135 lid 3 WVW 1994  6     
K 140als houder van een ongeldig verklaard bromfietscertificaat dit certificaat niet inleveren zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden141 lid 3 WVW 1994       11
K 145als bestuurder handelen in strijd met een of meer aan een ontheffing verbonden voorschriften150 lid 2 WVW 199417       
 als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven:160 lid 1/2/3 WVW 1994        
K 150a– het kentekenbewijs 66      
K 150b– het keuringsbewijs 6       
K 150c– het rijbewijs 66      
K 150d– het bromfietscertificaat   3     
K 150e– de ontheffing 6       
K 155niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht160 lid 5 WVW 199417171311    

Categorie-indeling A

      02030405060708091011121314151617
  als bestuurder van een voertuig rijden terwijl:                  
                      
  0 – ALGEMEEN                  
                      
N 004 dan wel stilstaan terwijl ten onrechte een gele, een oranje of een daarop lijkende plaat wordt gevoerd5.1.4 VRN 004 111111
N 010ahet niet in overeenstemming is met de gegevens op het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens5.*.1 VRN 010a2828282828
N 010bhet identificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is5.*.1 VRN 010b1111111141111411
N 010cde kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor en/of achterzijde is/zijn bevestigd5.*.1 VRN 010c1111111111
N 010dhet kenteken niet goed leesbaar is5.*.1 VRN 010d1111111111
N 010ehet na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructieplaat, waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister5.*.1 VRN 010e1111
N 010fhet merk of de fabrieksaanduiding niet aanwezig is5.4.1 VRN 010f11
N 010khet niet is voorzien van een gele of oranje plaat5.6.1 VRN 010k4
N 010lnog geen kentekenbewijs is afgegeven en niet de bevoegdheid tot het voortbewegen in het kentekenbewijs van het trekkend voertuig is aangegeven en de aanhangwagen niet geheel beantwoordt aan deze aanduiding16 WVR (9.4 lid 1 VR)N 010l11
                      
  1 – ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG                  
                      
N 020ahet meerassig is5.15.2 lid 1 VRN 020a17/7
N 020bhet wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as5.15.2 lid 2 VRN 020b17/7
N 030ahet chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont5.*.3 VRN 030a171717171717171717/717
N 030bhet chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie is zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht5.*.3 VRN 030b171717171717171717/717
  het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork N 030c177
N 030c– breuken en of scheuren vertoont5.*.3 lid 1 VRN 030d177
N 030d– is doorgeroest5.*.3 lid 1 VRN 030e177
N 030e– is vervormd5.*.3 lid 1 VRN 030f171777
N 030fde onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd5.*.3 VRN 030g17
N 030ghet frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertonen, is doorgeroest of is vervormd5.5.3 lid 2 VR                  
  het frame                   
N 030h– breuken en of scheuren vertoont5.9.3 VRN 030h4
N 030i– is doorgeroest5.9.3 VRN 030i4
N 030j– is vervormd5.9.3 VRN 030j4
  het chassis, de zelfdragende constructie of het frame met voor- en achtervork                   
N 030k– breuken en of scheuren vertoont5.10.3 VRN 030k7
N 030l– is doorgeroest5.10.3 VRN 030l7
N 030m– is vervormd5.10.3 VRN 030m7
  het frame dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen of het frame met voor- en achtervork                   
N 030n– breuken en of scheuren vertoont5.11.3 VRN 030n7
N 030o– is doorgeroest5.11.3 VRN 030o7
N 030p– is vervormd5.11.3 VRN 030p7
N 030qde onderdelen van het frame of de daarvoor in de plaats tredende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd5.11.3 lid 3 VRN 030q7
N 040ade bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd5.*.4 VRN 040a17171717717171717/717
N 040bde ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is5.*.4 VRN 040b171717171717/717
N 040cde gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd5.*.4 VRN 040c177
N 050 de bedrading niet deugdelijk is bevestigd en niet goed is geïsoleerd5.*.5 VRN 050 111111
                      
  2 – AFMETINGEN EN MASSA'S                   
                      
N 060ahet langer is dan 12 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)5.*.6 VRN 060a171717171717
N 060bhet breder is dan 2,55 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)5.*.6 VRN 060b1717171717
N 060chet hoger is dan 4 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)5.*.6 VRN 060c171717171717171717
N 060dhet rijdende werktuig langer is dan 20 meter5.3.6 lid 2 VRN 060d17
N 060ehet gelede motorrijtuig langer is dan 18 meter5.3.6 lid 2 VRN 060e17
N 060fhet kermis- of circusvoertuig langer is dan 14 meter5.*.6 lid 2 VRN 060f1717
N 060ghet voertuig (niet zijnde een bus) met een toegestane maximum massa van meer dan 10 000 kg of het koelvoertuig met een wanddikte van tenminste 45 mm breder is dan 2,60 meter5.*.6 VRN 060g1717
N 060hhet rijdende werktuig breder is dan 3 meter5.*.6 VRN 060h1717
N 060thet langer is dan 4 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)5.*.6 VRN 060t17177
N 060uhet breder is dan 2 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997, cat. 6; op meer dan 2 wielen)5.*.6 VRN 060u17177
N 060vhet hoger is dan 2,5 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)5.*.6 VRN 060v17177
N 060wde tweewielige bromfiets breder is dan 1 meter5.6.6 VRN 060w7
N 060mhet breder is dan 2,60 meter5.*.6 VRN 060m1717
N 060nhet breder is dan 3 meter5.8.6 VRN 060n17
N 060ohet langer is dan 3,50 meter5.*.6 VRN 060o77
N 060phet breder is dan 1,10 meter, geldt niet voor motorrijtuigen (cat. 10) die voor 1-01-2000 in het verkeer zijn gebracht5.*.6 VRN 060p77
N 060qhet hoger is dan 2,00 meter5.*.6 VRN 060q77
N 060rhet breder is dan 0,75 meter5.9.6 lid 1 VRN 060r4
N 060shet op meer dan twee wielen of met zijspanwagen breder is dan 1,50 meter5.9.6 lid 2 VRN 060s4
N 061ahet, niet zijnde een oplegger, langer is dan 12 meter5.12.6 lid 1 VRN 061a17
N 061bde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg langer is dan 8 meter5.12.6 lid 1 VRN 061b17
N 061cde middenasaanhangwagen die voor 1-07-1967 in gebruik is genomen langer is dan 10 meter5.12.6 lid 3 VRN 061c17
N 061dde middenasaanhangwagen die na 30-06-1967 maar voor 1-01-1987 in gebruik is genomen en waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 2500 kg maar niet meer dan 3500 kg langer is dan 10 meter5.12.6 lid 3 VRN 061d17
N 061ebij de oplegger die na 30-04-1993 in gebruik is genomen en niet is een kermis- of circusvoertuig de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer bedraagt dan 2,04 meter en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer bedraagt dan 12 meter5.12.6 lid 4 VRN 061e17
N 061fde op de voorgeschreven wijze gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger, die voor 1-05-1993 in gebruik is genomen, meer bedraagt dan 2,05 meter5.12.6 lid 4 VRN 061f17
N 061gde horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger, van het kermisof circusvoertuig dat na 30-04-1993 in gebruik is genomen, meer bedraagt dan 17,50 meter5.12.6 lid 5 VRN 061g17
N 061hde aanhangwagen, niet zijnde een middenasaanhangwagen, langer is dan 12 meter5.13.6 VRN 061h17
N 061ide middenasaanhangwagen langer is dan 8 meter5.13.6 VRN 061i17
N 061jde aanhangwagen ten behoeve van de landbouw breder is dan 3 meter5.14.6 VRN 061j17
N 061khet breder is dan 1 meter5.*.6 VRN 061k17/74
N 061lhet hoger is dan 1 meter5.15.6 VRN 061l17/7
N 061mdie bespannen is, breder is dan 2,60 meter5.17.6 lid 1 VRN 061m17
N 061ndie onbespannen is, breder is dan 1,50 meter5.17.6 lid 2 VRN 061n17
  de toegestane asdruk of massa wordt overschreden met                   
N 070a– meer dan 10%5.*.7 VRN 070a22222222
N 070b– meer dan 25%5.*.7 VRN 070b33333333
N 070c– meer dan 50%5.*.7 VRN 070c44444444
N 070d– meer dan 75%5.*.7 VRN 070d55555555
  de toegestane wieldruk of massa wordt overschreden met                   
N 070e– meer dan 10%5.*.7 VRN 070e222222
N 070f– meer dan 25%5.*.7 VRN 070f333333
N 070g– meer dan 50%5.*.7 VRN 070g444444
N 070h– meer dan 75%5.*.7 VRN 070h555555
                      
  3 – MOTOR                  
                      
  de bromfiets voor een snelheid van max 25 km/h te veel vermogen afgeeft5.6.8 lid 1 VR                  
N 080a0,16 tot en met 0,30 KW N 080a11
N 080b0,31 tot en met 0,45 KW N 080b17
N 080c0,46 tot en met 0,60 KW N 080c22
  de bromfiets te veel vermogen afgeeft5.6.8 lid 1 VR                  
N 080e0,45 tot en met 0,79 KW N 080e11
N 080f0,80 tot en met 1,10 KW N 080f17
N 080g1,11 tot en met 1,40 KW N 080g22
N 090ahet brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd5.*.9 lid 1 VRN 090a1717171717
N 090bhet brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd5.*.9 lid 1 VRN 090b1777
N 090chet brandstofsysteem lekkage vertoont5.*.9 lid 2 VRN 090c17171717717177
N 090dhet brandstofsysteem niet deugdelijk is afgesloten5.*.9 lid 3 VRN 090d17171717717177
N 090ehet niet is voorzien van een gaspedaal/gashendel5.10.9 lid 4 VRN 090e7
N 090fhet niet is voorzien van een brandstofniveaumeter (niet verplicht indien voertuig is voorzien van brandstoftank met reservestand)5.10.9 lid 4 VRN 090f7
N 090ghet voertuig dat is uitgerust met een elektromotor niet is voorzien van de vereiste schakelaars en indicatoren5.*.9 VRN 090g77
N 090hde elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd5.11.9 lid 1 VRN 090h7
N 100 de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen5.*.10 VRN 100 17171717
N 110adeze niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat5.*.11 lid 1 VRN 110a17171717717177
N 110bhet uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd5.*.11 lid 2 VRN 110b1717171717177
N 110chet niet voldoet aan de eisen gesteld ten aanzien van luchtverontreiniging, geluidproduktie, geluidsniveau, uitlaatgassen of het stationaire mengsel (geluidsniveau cat. 4 en 6 zie N110 h t/m j)5.*.11 VRN 110c171717177
N 110dde vereiste symbolen niet aanwezig of goed leesbaar zijn5.*.11 VRN 110d1717
N 110ehet uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is5.*.11 VRN 110e1717177
N 110fde uitmonding van de uitlaat hoger is gelegen dan de bovenkant van de zitplaats5.6.11 lid 2 VRN 110f7
N 110gde uitstroomrichting van de uitlaatleiding niet horizontaal en evenwijdig aan het mediaanlangsvlak is5.6.11 lid 3 VRN 110g7
  het niet voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het geluidsniveau                   
N 110h– overschrijding van het niveau tot en met 9 dB(A)5.4.11 VRN 110h17
N 110j– overschrijding tot en met het niveau van 101 dB(A)5.6.11 VRN 110j7
N 120ade accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd5.*.12 lid 1 VRN 120a17171717171777
N 120bde bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd5.*.12 VRN 120b171717177171777
N 120chet voertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt5.*.12 lid 3 VRN 120c22
N 130ade motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd5.*.13 VRN 130a171717177
N 130bde rubbers zijn doorgescheurd/de vulcanisatie is losgeraakt5.*.13 VRN 130b171717177
N 130cde motor niet deugdelijk is bevestigd5.*.13 VRN 130c177
                      
  4 – KRACHTOVERBRENGING                  
                      
N 140ahet met een ledige massa van meer dan 400 kg niet is voorzien van een achteruitrijinrichting5.7.14 VRN 140a11
N 140bhet niet is voorzien van een achteruitrijinrichting5.*.14 VRN 140b114
N 150ahet na 30-06-1960 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter5.*.15 VRN 150a66
N 150ehet na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter5.*.15 VRN 150e66
N 160ade onderdelen van de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd zijn5.*.16 VRN 160a11111111411114
N 160bde koppeling niet deugdelijk is5.*.16 VRN 160b11111111
N 170ade krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken5.10.17 VRN 170a4
N 170bde snelheid niet regelbaar is5.11.17 VRN 170b4
                      
  5 – ASSEN                  
                      
N 180deassen niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.*.18 VRN 180 1111111141111411111111/4
N 190defuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.*.19 VRN 190 1717171717
N 200 de wiellagers niet deugdelijk zijn5.*.20 VRN 200 1111111111
N 210 de wielbasis te veel afwijkt5.*.21 VRN 210 11111111
N 220 de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis en de carrosserie te veel verschillen5.*.22 VRN 220 1717 
N 230 de spoorbreedte te groot is5.*.23 VRN 230 1111
N 240ade wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.*.24 VRN 240a17171717171717/7
N 240bde wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.3.24–26 VRN 240b17
N 240cde wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.*.24 VRN 240c1777
N 240dde wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.12.24 en 26 VRN 240d17
N 250 de wielnaven niet deugdelijk bevestigd zijn5.*.25 VRN 250 1717
                      
  6 – OPHANGING                  
                      
  de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden5.*.27 VR                  
N 270a– 1 band N 270a111111114411/4
N 270b– 2 banden N 270b222222229922/9
N 270c– 3 banden N 270c333333331313
N 270d– 4 banden N 270d444418
  een band/de banden beschadigd of versleten is/zijn.5.*.27 VR                  
N 270e– 1 band N 270e1111114111141111/4
N 270f– 2 banden N 270f2222229222292222/9
N 270g– 3 banden N 270g3333331333331333
N 270h– 4 banden N 270h4444441844
  het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat. Per (band) beschadiging5.*.27 VR                  
N 270i– 1 band N 270i1111111141111111111
N 270j– 2 banden N 270j2222222292222222222
N 270k– 3 banden N 270k33333333133333333333
N 270l– 4 banden N 270l44444444444444
  de band(en) beschadigd of versleten is/zijn of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan5.*.27 VR                  
N 270m– 1 band N 270m1111
N 270n– 2 banden N 270n2222
N 270o– 3 banden N 270o3333
N 270p– 4 banden N 270p4444
  de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden/rupsbanden5.*.27 VR                  
N 271a– 1 band N 271a1111
N 271b– 2 banden N 271b2222
N 271c– 3 banden N 271c3333
N 271d– 4 banden N 271d4444
  de wielen zijn voorzien van niet toegestane banden5.*.27 VR                  
N 271e– 1 band N 271e111111
N 271f– 2 banden N 271f222222
N 271g– 3 banden N 271g333333
N 271h– 4 banden N 271h444444
  de banden op een as niet dezelfde karkasstructuur hebben5.*.27 VR                  
N 271i– 1 as N 271i111111
N 271j– 2 assen N 271j2222
  de luchtbanden op een as niet dezelfde karkasstructuur hebben5.12.27 VR                  
N 271k– 1 as N 271k11
N 271l– 2 assen N 271l22
N 271mde wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)5.17.27 VRN 271m6
N 280 het veersysteem, de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn5.*.28 VRN 280 1717171771771717
                      
  7 – STUURINRICHTING                  
                      
N 290 deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting5.*.29–30 VRN 290 282828281128284111128
                      
  8 – REMINRICHTING                  
                      
N 310ade reminrichting of de onderdelen hiervan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd)5.*.31 VRN 310a222222229222292222
N 310bhet niet is voorzien van een gelijkmatig werkende reminrichting5.13.31 VRN 310b22
N 320ahet remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting5.*.32/33 VRN 320a666
N 320bhet remsysteem niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting (indien verplicht)5.10.32 VRN 320b2
N 340 de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting5.3.34 VRN 340 6
N 350ahet drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten/een goed functionerend N 350a22
  meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen5.3.35 lid 1 VR                  
N 350bhet drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten5.12.35 lid 1 VRN 350b22
N 350cde drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren5.*.35 lid 2 VRN 350c2222
N 350dhet na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat of de regelaars onjuist zijn afgesteld. 5.*.35 lid 3 VR N 350d2222
N 360 de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld5.*.36 VRN 360 2222
N 370ahet één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft5.3.37 VRN 370a22
N 370bhet na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem5.3.37 VRN 370b22
N 370chet na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen5.3.37 VRN 370c22
  niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging                   
N 380a– voertuig na 30-06-1967 in gebruik genomen5.*.38 VRN 380a2828
N 380b– voertuig voor 1-07-1967 in gebruik genomen5.*.38 VRN 380b282828
N 380c– voertuig na 31-12-1994 in gebruik genomen5.3.38 VRN 380c28
N 380d– voertuig na 31-03-1996 in gebruik genomen5.4.38 VRN 380d28
N 380e– voertuig na 26-11-1975 en voor 1-04-1996 in gebruik genomen5.4.38 VRN 380e28
N 380f– voertuig na 30-06-1967 voor 27-11-1975 in gebruik genomen5.4.38 VRN 380f28
N 380g– voertuig na 31-03-1990 in gebruik genomen5.5.38 VRN 380g28
N 380h– voertuig met een ledige massa van meer dan 400 kg na 26-11-1975 voor 1-04-1990 in gebruik genomen5.5.38 VRN 380h28
N 380i– voertuig met een ledige massa van niet meer dan 400 kg na 26-11-1975 voor 1-04-1990 in gebruik genomen5.5.38 VRN 380i28
N 380j– voertuig voor 27-11-1974 in gebruik genomen5.5.38 VRN 380j28
N 380k– voertuig na 31-12-1994 in gebruik genomen5.12.38 VRN 380k28
N 380l– voertuig na 30-09-1971 in gebruik genomen5.12.38 VRN 380l28
N 380mde bedrijfsrem niet gelijkmatig op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van 400 kg of minder)5.*.38 VRN 380m2828281128
N 380nniet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging5.*.38 VRN 380n11282811
N 380ode bedrijfsrem niet gelijkmatig op de wielen van één as remt5.*.38 VRN 380o282811
N 380phet niet is voorzien van een goed werkende reminrichting5.9.38 VRN 380p4
N 380qde reminrichting of de onderdelen hiervan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd)5.11.38 VRN 380q9
N 390ade parkeerrem niet aan de eisen voldoet5.*.39 VRN 390a66666
N 390bvan de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijk vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet5.*.39 VRN 390b22
N 390cde parkeerrem niet aan de eisen voldoet, geldt niet voor motorrijtuigen die voor 1-01-2000 in het verkeer zijn gebracht5.10.39 VRN 390c2
N 390dhet niet voorzien is van een goed bereikbare vastzetinrichting5.11.39 VRN 390d2
N 390ede vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet5.12.39 VRN 390e6
  het afzonderlijke hulpremsysteem van voertuigen die na 30-06-1967 in gebruik zijn genomen5.*.40 VR                  
N 400a– niet goed functioneert N 400a282828
N 400b– niet voldoet aan de vereiste remvertraging N 400b282828
N 400cniet zijnde een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg de reminrichting niet automatisch gaat functioneren bij het verbreken of koppelen van de aanhangwagen aan het trekkende voertuig5.12.40 VRN 400c28
N 400dniet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)5.12.40 VRN 400d28
N 400edie een motor heeft niet is voorzien van een dodemansknop5.17.40 VRN 400e11
                      
  9 – CARROSSERIE                  
                      
N 410ade deuren en de laadkleppen (cat.3) niet goed sluiten of geopend kunnen worden5.*.41 VRN 410a11111111114
N 410bhet slot of de scharnieren aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen5.*.41 VRN 410b111111411
N 410cde scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd5.*.41 VRN 410c111111
N 410dde windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren5.*.41 VRN 410d114
N 410ede windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd5.*.41 VRN 410e114
N 410fde gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang5.*.41 VRN 410f1111
N 410gde nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen5.*.41 VRN 410g1111
N 410hhet slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen5.*.41 VRN 410h111111/4
  de voorruit, de zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit                   
N 420a– is beschadigd of verkleurd5.*.42 VRN 420a11111111114
N 420b– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht belemmeren5.*.42 VRN 420b11111111114
N 420cde ruiten niet voldoen aan de eisen5.10.42 lid 1 VRN 420c4
N 430aniet is voorzien van een goed werkende ruitewisserinstallatie5.*.43 VRN 430a662
N 430bhet na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig met een ledige massa van niet meer dan 400 kg/ het voertuig met een ledige massa van meer dan 400 kg niet is voor zien van een goed werkende ruitewisserinstallatie5.5.43 lid 1 VRN 430b6
N 430cniet is voorzien van een goed werkende automatische ruitewisserinstallatie5.*.43 VRN 430c66
N 430dhet na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende N 430d6
  ruitesproeierinstallatie voor de voorruit5.2.43 lid 2 VR                  
N 430ehet na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende N 430e6
  ruitesproeierinstallatie voor de voorruit5.3.43 lid 2 VR                  
N 430fde na 30–06–85 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende N 430f6
  ruitesproeierinstallatie5.3.43 lid 2 VR                  
N 430ghet na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitesproeierinstallatie voor de voorruit5.5.43 lid 2 VRN 430g6
N 430hhet niet is voorzien van een goed werkende een ruitesproeierinstallatie5.10.43 VRN 430h2
N 440ahet na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit5.*.44 VRN 440a66
N 440bhet na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit5.3.44 VRN 440b6
N 440cde na 30-06-85 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit5.3.44 VRN 440c6
N 440ddeze niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit5.10.44 VRN 440d2
N 450adeze niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels die aan de eisen voldoen5.*.45 VRN 450a11111111114
N 450bhet na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van de linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet5.4.45 VRN 450b11
N 450chet na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of harder kan niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoen5.4.45 VRN 450c11
N 450dhet voor 27-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel5.5.45 VRN 450d11
N 450ehet voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel5.5.45 VRN 450e11
N 450fhet niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien5.5.45 VRN 450f11
N 460ade zitplaatsen niet deugdelijk bevestigd zijn5.*.46 VRN 460a11111144
N 460bde zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet aan de eisen voldoen. 5.2.46 VRN 460b11
N 460cde zitplaatsen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn5.*.46 VRN 460c1111114
N 460dde voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd5.4.46 VRN 460d11
N 460ede zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig met een ledige massa van meer dan 400 kg niet aan de eisen voldoen. 5.5.46 VRN 460e11
N 460fde trappers of de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd5.6.46 VRN 460f4
N 460gde trappers niet deugdelijk zijn (bevestigd)5.9.46 VRN 460g3
N 470ade autogordels van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn5.2.47 VRN 470a11
N 470bde autogordels voor de voorzitplaatsen van tussen 1-01-1971 en 1-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn5.*.47 VRN 470b1111
N 470cde autogordels niet deugdelijk zijn (bevestigd)5.*.47 VRN 470c111111
N 470dde autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn5.3.47 lid 1 VRN 470d11
N 470ede autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van tussen 31-12-1989 en 1-01-1995 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn5.3.47 lid 2 VRN 470e11
N 470fde autogordels voor de voorzitplaatsen, die aan een portier grenzen, van tussen 1-01-1971 en 1-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn5.3.47 lid 3 VRN 470f11
N 470gde autogordels van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet aanwezig zijn5.5.47 VRN 470g11
N 480ahet voertuig scherpe delen heeft5.*.48 VRN 480a171717177171747717171717/717
N 480bhet voertuig uitstekende niet afgeschermde delen heeft5.*.48 VRN 480b1717171717717171717/717
N 480cde wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken5.*.48 VRN 480c1717171777171717/7
N 480dde reservewielhouder niet deugdelijk is (bevestigd)5.*.48 VRN 480d1717177171717/7
N 480egevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buiten zijde5.*.48 VRN 480e1717171771717717171717/7
N 480fde wielen/banden aanlopen5.14.48 VRN 480f17
N 490 het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk die aan vereisten voldoet5.*.49 VRN 490 1717
N 500 aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat5.*.50 VRN 500 66/-
                      
  10 – VERLICHTING                  
                      
  Algemeen:                   
  Zie voor het voeren de bepalingen in het RVV 1990                   
                      
  Specifiek:                   
  – het niet is voorzien van goed werkende/op de juiste plaats aangebrachte                   
N 510a– richtingaanwijzer(s)5.*.51–63 VRN 510a1111111111211111111/-
N 510b– richtingaanwijzer(s) (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 510b112
N 510c– richtingaanwijzer(s) (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510c2
N 510d– waarschuwingsknipperlichten5.*.51–63 VRN 510d66666
N 510e– waarschuwingsknipperlichten (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 510e2
N 510f– waarschuwingsknipperlichten (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510f626
N 510g– zijrichtingaanwijzer(s)5.*.51–63 VRN 510g666
N 510h– zijrichtingaanwijzer(s) (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510h66
N 510i– remlichten5.*.51–63 VRN 510i1111111111211111111/-
N 510j– remlichten (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 510j112
N 510k– remlichten (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510k2
N 510l– kentekenplaatverlichting5.*.51–63 VRN 510l666666
N 510m– rode retroreflectoren5.*.51–63 VRN 510m66666663666666/636
N 510n– achteruitrijlichten5.*.51–63 VRN 510n666
N 510o– achteruitrijlichten (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510o662666
N 510p– markeringslichten (voor- en achterzijde)5.*.51–63 VRN 510p666
N 510q– markeringslichten (voor- en achterzijde) (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 510q666
N 510r– markeringslichten (voor- en achterzijde) (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 510r66
N 510s– zijmarkeringslichten5.*.51–63 VRN 510s66
N 510t– zijmarkeringslichten (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 510t66
N 511a– zijreflectoren5.*.51–63 VRN 511a666666/2
N 511b– zijreflectoren (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 511b6
N 511c– zijreflectoren (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 511c6226
N 511d– witte retroreflectoren5.*.51–63 VRN 511d666
N 511e– witte retroreflectoren (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 511e3
N 511f– witte retroreflectoren (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 511f6226
N 511g– achtermarkering bij meer dan 3500 kg5.*.51–63 VRN 511g66
N 511h– achtermarkering bij meer dan 3500 kg (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 511h6
N 511i– richtlicht (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 511i6666662
N 511j– bermlicht (indien aanwezig)5.*.51–63 VRN 511j6666662
N 511k– wielreflectie5.*.51–63 VRN 511k33
N 511l– trapreflectie (indien verplicht)5.*.51–63 VRN 511l33
N 512ade verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben5.*.51–59 VRN 512a111111114111134411111111/4311
N 512bde glazen van de verlichtingsarmaturen niet aan de gestelde eisen voldoen5.*.55 VRN 512b1111111141111411111111/4
N 560 de dimlichten niet aan de eisen voldoen5.*.56 VRN 560 1111111111114
N 620 niet is voorzien van een controlelampje voor ingeschakelde mistlichten5.*.62 VRN 620 6666662
N 640 het is voorzien van verblindende/knipperende verlichting5.*.64 VRN 640 111111114111134411111111/411
N 650 het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan5.*.65 VRN 650 111111114111134411111111/4311
                      
  11 – VERBINDING TUSSEN TREKKEND VOERTUIG EN AANHANGWAGEN                  
                      
N 660ade koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen5.*.66 VRN 660a2222222222
N 660bde (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is, deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen5.*.66–70 VRN 660b222222
N 660cde middenasaanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling5.*.66 lid 5 VRN 660c66
N 660dde koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen5.15.66–70 VRN 660d22/9
                      
  12 – DIVERSEN                  
                      
N 710ahet niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting5.*.71 VRN 710a666666
N 710bhet niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte5.*.71 VRN 710b22
N 710chet niet is voorzien van een goed werkende bel5.9.71 VRN 710c2
N 710dhet niet is voorzien van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte5.10.71 VRN 710d2
N 720 het aan de voorzijde niet is voorzien van een sleepbevestigingspunt5.*.72 VR                  
  voor 1-01-2000 in het verkeer gebrachte voor het vervoer van invaliden ingerichte motorrijtuigen met een elektromotor of met een verbrandingsmotor van ten hoogste 250 cm3, niet zijnde invalidenvoertuigen 9.1 VRN 720 66
N 800a– gebruikt door een valide N 800a28
N 800b– gebruikt buiten de bebouwde kom N 800b11
                      
                      
  0 – ALGEMEEN                  
                      
P 010ameer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen5.18.1 lid 1 VRP 010a171717177
P 010bmet het geleed motorrijtuig een aanhangwagen wordt voortbewogen5.18.1 lid 2 VRP 010b17
P 010cmet het invalidenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen5.18.1 lid 3 VRP 010c77
P 010dmet de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen5.18.1 lid 4 VRP 010d17
P 020amet het motorrijtuig meer dan één motorrijtuig of samenstel van voertuigen wordt voortbewogen5.18.2 lid 1 VRP 020a1717171771717
P 020bmet het motorrijtuig een tweewielig motorrijtuig wordt voortbewogen5.18.2 lid 2 VRP 020b1717171771717
P 020cmet het tweewielig motorrijtuig, het geleed motorrijtuig of het samenstel van voertuigen, een motorrijtuig of een samenstel van voertuigen wordt voortbewogen5.18.2 lid 3 VRP 020c1717171771717
P 030 hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze5.18.3 VR#P 030 111111114111134411111111/4311
P 040 het niet zodanig is beladen dat hij voldoende uitzicht naar voren, opzij en naar achteren heeft5.18.4 VR#P 040 1111111141111344
P 050 het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt5.18.5 VR#P 050 111111114111134
P 060 het zodanig is beladen dat er gevaar bestaat voor het op de weg vallen van lading bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig;5.18.6 VR                   
   5.18.7 lid 1 VRP 060 222222229222279922222222/9722
P 070a– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager P 070a222222
P 070b– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd P 070b222222
P 070c– de lastdrager inclusief lading niet zijnde fietsen meer dan 0,20 meter buiten de zijkanten uitsteekt P 070c171717
P 070d– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd P 070d171717
P 070e– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee amber gele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd P 070e111111
P 070f– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd P 070f111111
P 070g– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer dan 50 kg P 070g111111
P 070h– de lastdrager het wegdek kan raken P 070h111111
P 070i– de achter gebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig5.18.7 lid 2 VRP 070i111111
P 070j– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager P 070j222222
P 070k– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd P 070k222222
P 070l– de maximale daklast wordt overschreden P 070l171717
P 070m– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd P 070m171717
P 080 de lading van voertuig scherpe delen heeft5.18.8 VRP 080 171717177171747717171717/7417
P 090 de opgeklapte delen niet deugdelijk vergrendeld zijn5.18.9 VRP 090 171717177171747717171717/7417
P 100ade aanhangwagen niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorrijtuig5.18.10 lid 1 VRP 100a1111
P 100bde aanhangwagen niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat5.18.10 lid 2–3 VRP 100b1111
                      
  1 – AFMETINGEN EN MASSA'S                  
                      
  de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen, met inbegrip van de lading niet meer bedraagt dan de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen in onbeladen toestand vermeerderd met 1 meter, waarbij:5.18.12 VR                  
P 120a– de lading meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt en veroorzaakt door een uitschuiflade of laadklep ter ondersteuning van de lading of door een uitschuifbare stootbalk en niet uitsluitend op de uitschuiflade of op de laadklep rustend P 120a1111111111
P 120b– de lading meer dan 5 meter achter de achterste as van het voertuig uitsteekt P 120b1111111111
P 120c– de lading voor het voertuig uitsteekt P 120c1717171717
P 120d– de vereiste stootbalk niet op de juiste wijze is aangebracht de lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermisof circusvoertuigen met inbegrip van in lengte ondeelbare lading, niet zijnde afzetbakken, wissellaadbakken en containers:5.18.13 VRP 120d1111111111
P 130a– meer dan 5 meter achter de achterste as van het voertuig uitsteekt P 130a1111111111
P 130b– meer dan 3,5 meter voor het hart van het stuurwiel uitsteekt P 130b171717
P 130c– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt P 130c1111
P 130d– die voor of meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt aan de voor of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet de lading van een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat wordt gebruikt voor het vervoer van voertuigen, langer dan 20 meter:5.18.13 VRP 130d1111111111
P 130f– meer dan 2 meter achter de aanhangwagen en meer dan 5 meter achter de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt P 130f11
P 130g– meer dan 0,50 meter voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt P 130g17
P 130h– die voor of meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt, aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen P 130h11
P 140dde in de breedte ondeelbare lading, niet zijnde afzetbakken, wissellaadbakken en containers die meer dan 0,10 meter buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering5.18.14 VRP 140d1111111111
P 140ede lading meer dan 0,20 meter buiten elke zijkant van de personenauto of het driewielig motorrijtuig dat na 31-10-1997 in gebruik is genomen, uitsteekt5.18.14 VR                  
  het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger waarvan het laadvlak zich geheel of grotendeels op (nagenoeg) gelijke hoogte als of lager dan de assen boven het wegdek bevindt en niet zijnde een samenstel van kermis- en circusvoertuig, een cirkel in- en doorrijden, waarbij:5.18.16 VR P 140e1717
P 160a– de uitscheermaat meer bedraagt dan 0,80 meter P 160a171717
P 160b– de bestreken baan meer bedraagt dan 7,20 meter het voertuig zodanig is beladen dat de toegestane maximum last van enige as, de maximum last onder de koppeling, dan wel de toegestane maximum massa wordt overschreden met5.18.17 VRP 160b171717
P 170a– meer dan 10% P 170a2222222222
P 170b– meer dan 25% P 170b3333333333
P 170c– meer dan 50% P 170c4444444444
P 170d– meer dan 75%                    
  de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkend motorrijtuig vermeld5.18.18 VRP 170d5555555555
P 180a– meer dan 10% P 180a2222
P 180b– meer dan 25% P 180b3333
P 180c– meer dan 50% P 180c4444
P 180d– meer dan 75% P 180d5555
  de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig aangebrachte identificatie kenmerk of goed- keuringsmerk, of indien zo'n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorrijtuig of meer dan de massa in bedrijfsklare toestand van het trekkend motorrijtuig indien het een personenauto betreft die na 31-12-1994 in gebruik is genomen5.18.18 VR                  
P 180e– meer dan 10% P 180e2222
P 180f– meer dan 25% P 180f3333
P 180g– meer dan 50% P 180g4444
P 180h– meer dan 75% P 180h5555
  de totale massa van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa5.18.18 lid 2a VR                  
P 180i– meer dan 10% P 180i222222
P 180j– meer dan 25% P 180j333333
P 180k– meer dan 50% P 180k444444
P 180l– meer dan 75% P 180l555555
  de totale massa van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan vijf maal de maximum toegestane last onder de aangedreven as(sen) van het trekkend motorrijtuig5.18.18 lid 2b VR                  
P 180m– meer dan 10% P 180m222222
P 180n– meer dan 25% P 180n333333
P 180o– meer dan 50% P 180o444444
P 180p– meer dan 75% P 180p555555
  de totale massa van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan 50 000 kg of 60 000 kg indien het trekkend motorrijtuig een rijdend werktuig is5.18.18 lid 2c VR                  
P 180q– tot en met 10% P 180q555555
P 181ade last onder de bestuurde as(sen) van een motorrijtuig in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand5.18.18 VRP 181a171717
P 181bde last onder de bestuurde as(sen) van een geleed motorrijtuig minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand5.18.18 VRP 181b17
P 181cde last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van aanhangwagens in beladen toestand, niet zijnde middenasaanhangwagens of opleggers, minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand5.18.18 en 24 VRP 181c171717
P 181dde last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand de last onder enig wiel van een voertuig op onverharde wegen meer bedraagt dan 2400 kg5.18.18 VR                   
   5.18.18 en 24 VRP 181d–17 
P 181e– meer dan 10% P 181e22222222222222
P 181f– meer dan 25% P 181f33333333333333
P 181g– meer dan 50% P 181g44444444444444
P 181h– meer dan 75% P 181h55555555555555
P 190ade breedte of de hoogte van de gekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading meer bedraagt dan 1 meter5.18.19 VRP 190a17/-
P 190bde totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende motorfiets vermeerderd met 40 kg5.18.19 VRP 190b17/-
P 190cde afstand van de achteras van de trekkende motorfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 meter5.18.19 VR                  
  de lengte van het voertuig of samenstel met inbegrip van de lading niet meer bedraagt dan de lengte van dat voertuig of samenstel van voertuigen in onbeladen toestand vermeerderd met 1 meter, waarbij: 5.18.21 VRP 190c17/-
P 210a– de lading meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt en veroorzaakt door een uitschuiflade of laadklep ter ondersteuning van de lading of door een uitschuifbare stootbalk en niet uitsluitend op de uitschuiflade laadklep rustend P 210a111111
P 210b– de lading meer dan 5 meter achter de achterste as van het voertuig uitsteekt P 210b111111
P 210c– de lading voor het voertuig uitsteekt P 210c1717
  bij vervoer van in de lengte ondeelbare lading, de lading van het voertuig of samenstel:5.18.21 VR                  
P 210dmeer dan 5 meter achter de achteras van het voertuig uitsteekt P 210d111111
P 210emeer dan 3,5 meter voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt P 210e111111
P 210fmeer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt, terwijl de achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering P 210f111111
P 240ade last onder de bestuurde as(sen) van landbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid minder bedraagt dan 1/5 deel van de ledige massa5.18.24 lid 1 VRP 240a1717
  de totale massa van een wals meer bedraagt dan 8000 kg op onverharde wegen en wegen voorzien van een klinker verharding5.18.24 lid 3 VR                  
P 240b– meer dan 10% P 240b22
P 240c– meer dan 25% P 240c33
P 240d– meer dan 50% P 240d44
P 240e– meer dan 75% P 240e55
  de totale massa van het beladen samenstel van voertuigen meer bedraagt dan 50 000 kg of 60 000 kg indien het trekkend motorrijtuig een rijdend werktuig is5.18.25 VR                  
P 250a– tot en met 10% P 250a5555
P 260ade bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 meter5.18.26 lid 1 VRP 260a7 
P 260bde bromfiets op meer dan twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 2 meter5.18.26 lid 2 VRP 260b7
  de gekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading                   
P 270a– breder is dan 1 meter5.18.27 en 29 VRP 270a–/74
P 270b– hoger is dan 1 meter5.18.27 VRP 270b–/7
P 270cde totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende bromfiets, vermeerderd met 25 kg5.18.27 VRP 270c–/7
P 270dde afstand van de achteras van de trekkende bromfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2 meter5.18.27 VRP 270d–/7
P 280ade fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 meter5.18.28 lid 1 VRP 280a4
P 280bde fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 meter5.18.28 lid 2 VRP 280b4
  het voertuig met inbegrip van de lading:                   
P 300a– breder is dan 1,10 meter5.18.30 lid 1 VRP 300a77
P 300b– breder is dan 1,50 meter5.18.30 lid 2 VRP 300b17
P 300c– in bespannen toestand breder is dan 2,60 meter of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 meter5.18.30 lid 3 VRP 300c17
P 300d– hoger is dan 2 meter5.18.30 lid 4 VRP 300d77
P 300e– hoger is dan 4 meter5.18.30 lid 5 VRP 300e17
  de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12 000 kg meer bedraagt dan de som van aslasten van het trekkend motorrijtuig5.18.31 VR                  
P 310a– meer dan 10% P 310a22
P 310b– meer dan 25% P 310b33
P 310c– meer dan 50% P 310c44
P 310d– meer dan 75% P 310d55
P 310ede koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg en niet neerwaarts is gericht5.18.31 VRP 310e11
P 310fde koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg minder bedraagt dan 1 % van de toegestane maximum massa van het voertuig en minder dan 50 kg5.18.31 VRP 310f11
                      
  3 – REMINRICHTING                  
                      
  de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan:5.18.33 VR                  
P 330ade helft van de massa in bedrijfsklare toestand van de na 31–12–94 in gebruik genomen personenauto P 330a1717
P 330bde helft van de ledige massa vermeerdert met 50 kg van de voor 01–01–95 in gebruik genomen personenauto P 330b1717
P 330c750 kg P 330c17
P 330dde helft van de ledige massa van het trekkend bedrijfsvoertuig / driewielig motorrijtuig P 330d1717
P 340ade aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig5.18.34 lid 1 VRP 340a1717171717
P 340bde losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden5.18.34 lid 2 VRP 340b1111111111
P 350 de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig5.18.35 VRP 350 28282828112828
P 360 de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden5.18.36 VRP 360 1111111111
                      
  4 – VERLICHTING, LICHTSIGNALEN EN RETROREFLECTERENDE VOORZIENINGEN                  
                      
P 370 een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer5.18.37 VRP 370 1111111111
P 380 de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig is aangesloten, dat de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig5.18.38 VRP 380 11111111/43
                      
  5 – VERBINDING TUSSEN VOERTUIGEN                  
                      
P 540 de aanhangwagen niet middels een deugdelijke koppeling met het trekkend voertuig is verbonden5.18.54 VRP 540 22222222922227
P 550 het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig wordt in een uiterste stand tot 90 graden begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling, besturingsonderdelen of, indien aanwezig, de hulpkoppeling5.18.55 VRP 550 1111
P 560ahet trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek5.18.56 lid 1 VRP 560a1111
P 560bde koppelinrichting op het trekkend voertuig niet verticaal beweegbaar is indien de gekoppelde aanhangwagen is voorzien van een trekdriehoek met verzet5.18.56 lid 2 VRP 560b111111
P 560cgeen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van trekker en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt5.18.56 lid 3 VRP 560c11
P 570 de hulpkoppeling van een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg. niet op de vereiste wijze is aangebracht5.18.57 VRP 570 1111
P 580 de koppeling van de gekoppelde aanhangwagen geen bewegingen toelaat om een horizontale en een verticale as, loodrecht op de lengteas van het trekkend voertuig5.18.58 VRP 580 11/4
P 590 de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden5.18.59 VRP 590 3
                      
  6 – DIVERSEN                  
                      
P 600 de uitschuifbare aanhangwagen die is ingericht voor het vervoer van ondeelbare lading niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming5.18.60 VRP 600 17
   Bedrag per gedraging en per categorie
 Gedragingop het verkeer betrekking hebbend voorschrift1234
 Nummers S 005 – S 340 en R 301 – R 628: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)     
       
 Categorie-indeling C:     
       
 hoofdstuk 2. Verkeersregels     
       
 VIII. Maximum snelheid     
       
 a. algemeen     
       
 als bestuurder niet in staat zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is:19 RVV 1990    
S 005a– bij snelheden tot en met 80 km per uur 252510 
       
 b. binnen de bebouwde kom     
       
 overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)20 sub a RVV 1990 (cat 1/2) 20 sub b RVV 1990 (cat 3) 22 sub b RVV 1990 (cat. 4)    
       
S 100a– tot en met 10 km per uur 5555
S 100b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 100c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 100d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 100e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)62 jo. bord A1 RVV 1990    
       
S 110a– tot en met 10 km per uur 5555
S 110b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 110c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 110d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 110e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)62 jo. bord A3 RVV 1990    
       
S 120a– tot en met 10 km per uur 5555
S 120b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 120c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 120d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 120e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 c. (auto)wegen buiten de bebouwde kom     
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)21 sub a RVV 1990 (cat 1) 22 sub a RVV 1990 (cat 2) 21 sub b RVV 1990 (cat 3) 22 sub b RVV 1990 (cat 4)    
       
S 200a– tot en met 10 km per uur 5555
S 200b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 200c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 200d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 200e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)62 jo. bord A1 RVV 1990    
       
S 210a– tot en met 10 km per uur 5555
S 210b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 210c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 210d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 210e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)62 jo. bord A3 RVV 1990    
       
S 220a– tot en met 10 km per uur 5555
S 220b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 71077
S 220c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 12151212
S 220d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 17201717
S 220e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 22252222
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)62 jo. bord A1 RVV 1990    
       
S 230a– tot en met 10 km per uur 1015  
S 230b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 1520  
S 230c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 2025  
S 230d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 2530  
S 230e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 3035  
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)62 jo. bord A3 RVV 1990    
       
S 240a– tot en met 10 km per uur 1015  
S 240b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 1520  
S 240c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 2025  
S 240d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 2530  
S 240e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 3035  
       
 d. autosnelwegen     
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (gedragsregel)21 sub a RVV 1990 (cat 1) 22 sub a RVV 1990 (cat 2)    
       
S 300a– tot en met 10 km per uur 55  
S 300b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 510  
S 300c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 1015  
S 300d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 1520  
S 300e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 2025  
S 300f– meer dan 30 tot en met 35 km per uur 25   
S 300g– meer dan 35 tot en met 40 km per uur 30   
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1)62 jo. bord A1 RVV 1990    
       
S 310a– tot en met 10 km per uur 55  
S 310b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 510  
S 310c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 1015  
S 310d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 1520  
S 310e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 2025  
S 310f– meer dan 30 tot en met 35 km per uur 25   
S 310g– meer dan 35 tot en met 40 km per uur 30   
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A3)62 jo. bord A3 RVV 1990    
       
S 320a– tot en met 10 km per uur 55  
S 320b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 510  
S 320c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 1015  
S 320d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 1520  
S 320e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 2025  
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)62 jo. bord A1 RVV 1990    
       
S 330a– tot en met 10 km per uur 1015  
S 330b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 1520  
S 330c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 2025  
S 330d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 2530  
S 330e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 3035  
       
 overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)62 jo. bord A3 RVV 1990    
       
S 340a– tot en met 10 km per uur 1015  
S 340b– meer dan 10 tot en met 15 km per uur 1520  
S 340c– meer dan 15 tot en met 20 km per uur 2025  
S 340d– meer dan 20 tot en met 25 km per uur 2530  
S 340e– meer dan 25 tot en met 30 km per uur 3035  
   Bedrag per gedraging en per categorie
 Gedragingop het verkeer betrekking hebbend voorschrift12345678
 categorie-indeling A:         
           
 Hoofdstuk 2. Verkeersregels         
           
 I. Plaats op de weg         
           
R 301als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg3 lid 1 RVV 19901717      
R 303als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg3 lid 1 RVV 19901717      
R 304als bestuurder van een ander voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg3 lid 1 RVV 1990  74 2  
R 305als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken4 lid 1 RVV 1990    2   
R 306als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad gebruiken4 lid 2 RVV 1990    2   
R 307als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken4 lid 3 RVV 1990    2   
R 308als fietser niet het verplichte fietspad gebruiken5 lid 1 RVV 1990   4    
R 309als fietser bij gebreke van een verplicht fietspad niet de rijbaan gebruiken5 lid 2 RVV 1990   4    
R 310als bromfietser niet het verplichte fietspad gebruiken6 lid 1 RVV 1990  7     
R 311als bromfietser bij gebreke van een verplicht fietspad niet de rijbaan gebruiken6 lid 2 RVV 1990  7     
R 312als bromfietser met ingeschakelde motor het onverplichte fietspad gebruiken6 lid 3 RVV 1990  7     
R 313als ruiter niet het ruiterpad gebruiken8 lid 1 RVV 1990     2  
R 314als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken8 lid 2 RVV 1990     2  
R 315als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken10 lid 1 RVV 1990        
 – rijdend 1111      
 – stilstaand 88      
R 316als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken10 lid 1 RVV 1990     4  
R 317als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken10 lid 1 RVV 1990     4  
R 318als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken10 lid 1 RVV 1990     2  
R 319als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken10 lid 2 RVV 19901111      
R 320als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken10 lid 2 RVV 1990     4  
R 321als bestuurder van een onbespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken10 lid 2 RVV 1990     2  
R 322als geleider van rij- of trekdieren of vee een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken10 lid 2 RVV 1990     2  
           
 II. Inhalen         
           
R 326als bestuurder niet links inhalen11 lid 1 RVV 1990171774 4  
R 327als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen11 lid 2 RVV 1990171774 4  
R 328als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats12 RVV 19902828114 4  
           
 IV. Oprijden van kruispunten         
           
R 331als bestuurder een kruispunt blokkeren14 RVV 19906644 2  
           
 V. Verlenen van voorrang         
           
R 336als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts15 lid 1 RVV 1990171774 4  
R 337als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg15 lid 2 sub a RVV 1990171774 4  
R 338als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram15 lid 2 sub b RVV 1990171774 4  
R 339als bestuurder op kruispunten van wegen van gelijke orde geen voorrang verlenen aan bestuurders van een motorvoertuig15 lid 2 sub c RVV 1990  74 4  
R 340– als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken15a lid 1 RVV 1990111174 11  
 – als weggebruiker bij een overweg een railvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten15a lid 2 RVV 1990111174 11  
           
 VI. Doorsnijden militaire kolonnes         
           
R 341als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden16 RVV 1990664424  
           
 VII. Afslaan         
           
R 346als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven17 lid 2 RVV 19906644 4  
R 347als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hen op dezelfde weg tegemoet komt, naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt18 lid 1 RVV 1990171774 4  
R 348als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor laten gaan18 lid 2 RVV 1990171774 4  
           
 Stilstaan en parkeren         
           
 IX. Stilstaan         
           
R 396als bestuurder een voertuig laten stilstaan:23 lid 1        
 – op een kruispuntsub a RVV 199088   8  
 – op een fietsstrooksub b RVV 199088   8  
 – op de rijbaan langs een fietsstrooksub b RVV 199088   8  
 – op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvansub c RVV 199088   8  
 – in een tunnelsub d RVV 199088      
        8  
 – bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebrachtsub e RVV 199088   8  
 – op de rijbaan langs een busstrooksub f RVV 199088   8  
 – langs een gele doorgetrokken streep62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 199088   8  
 – op een overweg23 lid 1 sub a RVV 199088   8  
           
 X. Parkeren         
           
R 397als bestuurder een voertuig parkeren:24 lid 1        
 – bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvansub a RVV 199088   8  
 – voor een inrit of uitritsub b RVV 199088   8  
 – buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangswegsub c RVV 199088   8  
 – op een parkeerplaats, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig: niet behoort tot de aangegeven categorie; staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze; staat geparkeerd op het tijdstip dat is aangegevensub d RVV 199088   8  
 – langs een gele onderbroken streep62 jo 24 lid 1 sub e RVV 199088   8  
R 398als bestuurder een voertuig dubbel parkeren24 lid 2 RVV 199088   8  
R 401als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)25 lid 1 RVV 199088   8  
 als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep         
R 399– zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf waarop het tijdstip is aangegeven waarop met parkeren is begonnen25 lid 2 RVV 19908       
R 400– terwijl het einde van de toegestane parkeertijd is verstreken25 lid 2 RVV 19908       
R 402als bestuurder op een invalidenparkeerplaats parkeren anders dan met een invalidenvoertuig, een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige invalidenparkeerkaart of een voertuig dat voor die gereserveerde invalidenparkeerplaats bestemd is26 RVV 19901313   13  
R 415als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeergelegenheid voor vergunninghouders26a RVV 1990        
 – zonder een geldige krachtens plaatselijke verordening afgegeven vergunning 88   8  
 – terwijl de vergunning niet op de juiste wijze is aangebracht 88   8  
R 403als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken dan wel aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerdPl.V.8       
R 404een muntstuk in een parkeermeter werpen op een tijdstip dat niet samenvalt met of onmiddellijk volgt op de feitelijke aanvang van het parkerenPl.V.       8
R 405als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeterPl.V. 833    
R 406een voertuig te doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken5.1.10 model APV88   8  
R 592als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder parkeervergunningPl.V. 88   8  
R 407als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders, zonder dat het voertuig is voorzien van een duidelijk zichtbaar bewijs dat het parkeren op die plaats krachtens vergunning is toegestaan dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaardenPl.V. 88   8  
R 409als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan:Pl.V.        
 – anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze dan wel terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken 88   8  
 – zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen dan wel terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken 88   8  
R 414een voertuig dat, met inbegrip van de lading,         
 – langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen. 5.1.7 lid 1 model-APV8    8  
 – langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte5.1.7 lid 2 model-APV8    8  
 XII. Signalen         
           
R 419signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan31 RVV 1990111142 11 11
           
 XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden         
           
R 421als bestuurder van een motorvoertuig geen dim- of grootlicht voeren32 lid 1 RVV 1990        
 – bij nacht, binnen de bebouwde kom 66      
 – bij nacht, buiten de bebouwde kom 1111      
 – bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 1111      
R 425als bestuurder van een motorvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig32 lid 2 RVV 19901111      
R 426als bestuurder van een motorvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt32 lid 3 RVV 1990        
 – bij nacht, binnen de bebouwde kom 66      
 – bij nacht, buiten de bebouwde kom 1111      
 – bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 1111      
R 428als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt         
 – van een motorvoertuig32 lid 3 RVV 199066      
 – van een motorvoertuig met aanhangwagen33 RVV 199066      
R 431als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren33 RVV 1990        
 – bij nacht, binnen de bebouwde kom 66      
 – bij nacht, buiten de bebouwde kom 1111      
 – bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 1111      
R 432als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet het in het Voertuigreglement voorgeschreven stadslicht voeren33 RVV 1990        
 – bij nacht, binnen de bebouwde kom 66      
 – bij nacht, buiten de bebouwde kom 1111      
 – bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 1111      
R 436als bestuurder van een motorvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter34 lid 2 RVV 19901111      
R 437bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voorlicht, dan wel achterlicht voeren35 RVV 1990        
 – als fietser    2    
 – als bromfietser   3     
 – als bestuurder van een invalidenvoertuig   32    
 – als bestuurder van een wagen      2  
R 438bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren35 RVV 1990        
 – als fietser    4    
 – als bromfietser   7     
 – als bestuurder van een invalidenvoertuig   74    
 – als bestuurder van een wagen      4  
R 445bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt36 RVV 1990        
 – als ruiter      2  
 – als geleider van rij-, trekdieren of vee      2  
           
 XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan         
           
R 451bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren         
 – als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig38 RVV 199011       
 – op een stilstaande aanhangwagen39 RVV 1990       11
R 453bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen40 RVV 1990       4
           
 XV. Bijzondere lichten         
           
R 456als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, richtlicht of markeringslichten41 RVV 1990        
 – bij nacht 6       
 – bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 11       
           
 XVI. Autosnelwegen en autowegen         
           
 a. Autosnelwegen         
           
R 461anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg42 lid 1 RVV 1990171711111111 11
R 462– keren43 lid 1 RVV 19902828      
R 463– achteruitrijden43 lid 1 RVV 19902828      
R 464– een motorvoertuig op de rijbaan daarvan laten stilstaan43 lid 2 RVV 19901717      
R 465behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg:43 lid 3 RVV 1990        
 – over de vluchtstrook of vluchthaven rijden 2828      
 – gebruik maken van de berm 1717      
 – op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan 1717      
R 466als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijkstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken43 lid 4 RVV 199017       
R 467als bestuurder van vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken43 lid 4 RVV 199017       
           
 b. Autowegen         
           
R 468anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 40 kilometer per uur, een autoweg gebruiken als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg42 lid 2 RVV 1990171711111111 11
R 469– keren43 lid 1 RVV 19902828      
R 470– achteruitrijden43 lid 1 RVV 19902828      
R 471– een motorvoertuig op de rijbaan daarvan laten stilstaan43 lid 2 RVV 19901717      
R 472behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg:43 lid 3 RVV 1990        
 – over de vluchtstrook of vluchthaven rijden 2828      
 – gebruik maken van de berm 1717      
 – op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan 1717      
           
 XVII. Erven         
           
R 476als bestuurder binnen een erf sneller rijden dan stapvoets45 lid 1 RVV 1990111174 4  
R 477als bestuurder op een kruising gelegen binnen een erf geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts45 lid 2 RVV 1990171774 4  
R 478als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven46 RVV 199088      
 XIX. Voetgangers         
           
R 481als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok of een persoon die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan49 lid 1 RVV 1990222294 4  
R 482als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan49 lid 2 RVV 1990222294 4  
R 483als bestuurder een bestuurder van een invalidenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan49 lid 2 RVV 1990222294 4  
           
 XX. Voorrangsvoertuigen         
           
R 486als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan50 RVV 199017177424  
           
 XXI. Loslopend vee         
           
R 491rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen51 lid 1 RVV 1990       11
           
 XXII. In- en uitstappende passagiers         
           
R 492als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hun daartoe de gelegenheid te geven52 RVV 1990171774 4  
           
 XIII. Slepen         
           
R 501als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt53 RVV 199066      
           
 XXIV. Bijzondere manoeuvres         
           
R 505als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 506als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 507als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 508als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 509als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 510als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 511als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 512als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan54 RVV 1990171774 4  
R 513als bestuurder van een motorvoertuig bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 514als bestuurder van een motorvoertuig bij het inhalen van een ander motorvoertuig geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 515als bestuurder van een motorvoertuig bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 516als bestuurder van een motorvoertuig bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 517als bestuurder van een motorvoertuig bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 518als bestuurder van een motorvoertuig bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer geven55 RVV 199066      
R 519als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt56 lid 1 RVV 19906642 4  
           
 XXV. Onnodig geluid         
           
R 522als bestuurder van een motorvoertuig of een bromfietser onnodig geluid veroorzaken57 RVV 1990171717     
           
 XXVI. Gevarendriehoek         
           
R 526het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd58 RVV 19906      6
           
 XXVII. Autogordels         
           
R 533als bestuurder van een motorvoertuig of als naast hem gezeten passagier geen gebruik maken van de voor hem beschikbare autogordel59 lid 1 RVV 19908      8
R 534als niet naast de bestuurder van een motorvoertuig gezeten passagier, geen gebruik maken van de voor hem beschikbare autogordel59 lid 2 RVV 1990       8
R 535als bestuurder – de naast hem gezeten passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel59 lid 4 jo. 59 lid 1 RVV 19908       
 – de niet naast hem gezeten passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel, terwijl dit aanwezig is59 lid 4 jo. 59 lid 2 RVV 19908       
 – de niet naast hem gezeten passagier(s) van 3 tot 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van de voor hem/hen beschikbare autogordel omdat voor hem/hen geen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel aanwezig is59 lid 4 jo. 59 lid 2 RVV 19908       
 XXVIII. Helmen         
           
R 536als bestuurder of passagier van een bromfiets op twee wielen of van een motorfiets geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die behoort tot een goedgekeurde soort en is voorzien van een goedkeuringsmerk60 lid 1 RVV 1990 108    8
R 537als bestuurder van een bromfiets op twee wielen of van een motorfiets een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die behoort tot een goedgekeurde soort en is voorzien van een goedkeuringsmerk60 lid 2 RVV 1990 108     
           
 XXIX. Zitplaats kinderen op fietsen en bromfietsen         
           
R 541als bromfietser of fietser een kind beneden acht jaren vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige zitplaats met voldoende steun voor rug, handen en voeten61 RVV 1990  43    
 Hoofdstuk 3. Verkeerstekens         
           
 II. Verkeersborden         
           
R 548als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg62 jo. bord B6 RVV 1990171774 4  
R 549als bestuurder in strijd met bord B762 jo. bord B7 RVV 1990        
 – niet stoppen 111174 4  
 – geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg 171774 4  
 – niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg 171774 4  
R 550als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)62 jo. bord C1 RVV 1990        
 – een weg gebruiken 6643 4  
 – een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken 111174 7  
R 551als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)62 jo. bord C2 RVV 1990        
 – op andere weg dan autoweg of autosnelweg 6643 4  
R 552als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord         
 – C3 (eenrichtingsweg)62 jo. bord C3 RVV 19906643 4  
 – C4 (eenrichtingsweg)62 jo. bord C4 RVV 19906643 4  
R 553als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverkla-ring voor motorvoertuig op meer dan twee wielen)62 jo. bord C6 RVV 1990        
 – een weg gebruiken 6       
 – een weg(gedeelte) bestemd voor carpoolen gebruiken 11       
R 554als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's)62 jo. bord C7 RVV 19906       
R 555als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)62 jo. bord C8 RVV 19906       
R 556als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een fiets, een bromfiets of een invalidenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)62 jo. bord C9 RVV 19906 43 4  
R 557als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)62 jo. bord C10 RVV 199066      
R 558als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)62 jo. bord C11 RVV 1990 6      
R 559als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)62 jo. bord C12 RVV 199066      
R 560als bestuurder van een bromfiets of invalidenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets of invalidenvoertuig met motor)62 jo. bord C13 RVV 1990  4     
R 561als bestuurder van een fiets of invalidenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of invalidenvoertuig zonder motor)62 jo. bord C14 RVV 1990   3    
R 562als bestuurder van een fiets, een bromfiets of invalidenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of invalidenvoertuig)62 jo. bord C15 RVV 1990  43    
R 563als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)62 jo. bord C16 RVV 1990    2   
R 564als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)62 jo. bord C17 RVV 199017    17  
R 565als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)62 jo. bord C18 RVV 199017    17  
R 566als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)62 jo. bord C19 RVV 199017    17  
R 567als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van:62 jo. bord C20 RVV 1990        
 – niet meer dan 10% 17    17  
 – 11% tot en met 20% 22    22  
 – 21% tot en met 30% 55    55  
R 568als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van:62 jo. bord C21 RVV 1990        
 – niet meer dan 10% 17    17  
 – 11% tot en met 20% 22    22  
 – 21% tot en met 30% 55    55  
R 569als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van:62 jo. bord C21 RVV 1990        
 – niet meer dan 10% 17    17  
 – 11% tot en met 20% 22    22  
 – 21% tot en met 30% 55    55  
R 570als bestuurder rijden in strijd met bord 37 Rvv 1966 (aanduiding B-weg, de breedte van het voertuig, de lading meegerekend, de toegestane breedte overschrijdt)62 jo bord 37 Rvv 196617    17  
R 571als bestuurder van een voertuig rijden in strijd met bord 37 RVV 1966 (aanduiding B-weg, de toegestane wieldruk overschrijden) met een overschrijding van:62 jo. bord 37 Rvv 1966        
 – niet meer dan 10% 17    17  
 – 11% tot en met 20% 22    22  
 – 21% tot en met 30% 55    55  
R 572als bestuurder rijden in strijd met bord 38 Rvv 1966 (aanduiding B-weg, de breedte van het voertuig, de lading meegerekend, de toegestane breedte overschrijdt)62 jo bord 38 Rvv 196617    17  
R 573als bestuurder van een voertuig rijden in strijd met bord 38 RVV 1966 (aanduiding B-weg, de toegestane wieldruk overschrijden) met een overschrijding van:62 jo. bord 38 Rvv 1966        
 – niet meer dan 10% 17    17  
 – 11% tot en met 20% 22    22  
 – 21% tot en met 30% 55    55  
R 574als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (verkeersplein; verplichte rijrichting)62 jo. bord D1 RVV 19906643 4  
R 575als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)62 jo. bord D2 RVV 19906643 4  
R 576als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)62 jo. bord D4 RVV 19906643 4  
R 577als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)62 jo. bord D5 RVV 19906643 4  
R 578als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)62 jo. bord D6 RVV 19906643 4  
R 579als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)62 jo. bord D7 RVV 19906643 4  
R 580als bestuurder in strijd met bord 46/47 linksaf slaan op autoweg of autosnelweg62 jo. bord 46/47 Rvv 19661111      
R 581als bestuurder in strijd met bord 46/47 linksaf slaan op andere weg dan autoweg of autosnelweg62 jo. bord 46/47 Rvv 19666643 4  
R 582als bestuurder in strijd met bord 46/47 rechtsaf slaan op autoweg of autosnelweg62 jo. bord 46/47 Rvv 19661111      
R 583als bestuurder in strijd met bord 46/47 rechtsaf slaan op andere weg dan autoweg of autosnelweg62 jo. bord 46/47 Rvv 19666643 4  
R 584als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met bord E1 (parkeerverbod)62 jo. bord E1 RVV 199088   3  
R 585als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)62 jo. bord E2 RVV 199088   3  
R 588als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met bord E5 (taxistandplaats; tevens parkeerverbod voor andere voertuigen)62 jo. bord E5 RVV 199088   3  
R 590als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met bord E7 (parkeergelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen; tevens parkeerverbod voor andere voertuigen)62 jo. bord E7 RVV 199088   3  
R 591als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met bord E8 (parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie die op het bord is aangegeven; tevens parkeerverbod voor andere voertuigen)62 jo. bord E8 RVV 199088   3  
R 593als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)62 jo. bord F1 RVV 19901717      
R 594als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen)62 jo. bord F3 RVV 199017       
R 595als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)62 jo. bord F5 RVV 19906643 4  
R 596als bestuurder in strijd met bord F7 keren (keerverbod)62 jo. bord F7 RVV 19906643 4  
R 597als bestuurder in strijd met bord F10 niet stoppen (stop)62 jo. bord F10 RVV 1990171774 4  
           
 III. Verkeerslichten         
           
R 601als weggebruiker niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 19901111      
R 602als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 199017177434  
R 603als fietser, bromfietser of bestuurder van een invalidenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan62 jo. 68 lid 6 RVV 1990  44    
R 604als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 199017177434  
R 605als fietser, bromfietser of bestuurder van een invalidenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990  44    
R 606als bestuurder van een tram of bus niet stoppen voor rood tram-/buslicht62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3 RVV 199017    17  
R 608als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten62 jo. 71 sub b RVV 199017177434  
R 609als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper-) licht bij bruglichten62 jo. 72 RVV 199017177434  
R 610als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken62 jo. 73 sub b RVV 19901717      
R 611als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken62 jo. 73 sub d RVV 1990111174 6  
R 612als voetganger of bestuurder van een invalidenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990  333   
R 613als voetganger of bestuurder van een invalidenvoer-tuig bij het oversteken het overige verkeer niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 199062 jo. 74 lid 2 RVV 1990  333   
           
 IV. Verkeerstekens op het wegdek         
           
R 616als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in beide richtingen naar links overschrijden of zich links van deze streep bevinden62 jo. 76 lid 1 sub a RVV 1990222274 4  
R 617als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in één richting overschrijden62 jo. 76 lid 1 sub b RVV 1990222274 4  
R 618als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken62 jo. 77 RVV 1990222274 4  
R 619als bestuurder van een motorvoertuig op een kruispunt een richting volgen zonder de voor die richting bestemde voorsorteerstrook te hebben gebruikt62 jo. 78 RVV 19901717      
R 620als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is62 jo. 79 RVV 1990171774 4  
R 621als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg62 jo. 80 RVV 1990171774 4  
R 622als weggebruiker, anders dan bestuurder van een lijnbus, gebruik maken van een busbaan of -strook62 jo. 81 RVV 199011117434  
           
 Hoofdstuk 4. Aanwijzingen         
           
R 626als weggebruiker niet opvolgen van de in de Bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen, gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren82 lid 1 jo. 82 lid 2 ivm Bijlage II RVV 199017177434  
R 628als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken dat bestaat uit een rode lamp dan wel een aan een politievoertuig aangebrachte transparant83 RVV 199017177434  
           
 Nummers R 701 – R 703: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer(BABW)         
           
R 701zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aan te brengen, te doen aanbrengen, aangebracht houden, te verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan weg te nemen55 jo 1 BABW       11
R 702voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwaring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aan te brengen, te doen aanbrengen of aangebracht houden55 jo 2 BABW       11
R 703niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige invalidenparkeerkaart55 jo 51 BABW       11
           
 Nummers K 405 – K 550: Kentekenreglement (Kr)         
           
K 405de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen5 lid 1 en 3 Kr       11
K 410het deel III op een andere plaats in of op het voertuig aanwezig hebben, dan op de aangewezen plaats op de voorruit21 lid 1 Kr       6
           
 Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren         
           
K 415a– deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen26 lid 1 sub a Kr       6
K 415b– deel I en III afgeven terwijl het vrijwarings-bewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen26 lid 1 sub b Kr       22
K 415c– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwarings- bewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen26 lid 1 sub b jo. 18 Kr       22
K 420als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven26 lid 2 Kr       44
K 425het vrijwaringsbewijs en het oude deel II niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven26 lid 4 Kr       6
K 430deel I en III niet aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II26 lid 5 Kr       6
K 435het ontvangstbewijs niet aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwarings-bewijs en het oude deel II26 lid 5 jo. 18 Kr       6
           
 Wijziging van de tenaamstelling: overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad         
           
K 440a– deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen27 lid 2 sub a Kr       6
K 440b– deel I en III afgeven terwijl het vrijwarings-bewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen27 lid 2 sub b Kr       22
K 440c– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwarings- bewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen27 lid 2 sub b jo. 18 Kr       22
K 445deel I en III niet aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II27 lid 6 Kr       6
K 450het ontvangstbewijs niet aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II27 lid 6 jo. 18 Kr       6
           
 Wijziging van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig uit bedrijfsvoorraad         
           
 bedrijfsvoorraad deel II en het overschrijvings-bewijs niet terstond overdragen aan28 lid 1 jo.        
K 455a– de nieuwe eigenaar of houder (particulier)– 26 lid 1 sub a Kr       11
K 455b– het erkende bedrijf– 27 lid 2 sub a Kr       11
           
 als erkend bedrijf deel I en III afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen, van28 lid 1 jo.        
K 460a– een particulier– 26 lid 1 sub b Kr       28
K 460b– een erkend bedrijf– 27 lid 2 sub b Kr       28
K 465als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven28 lid 1 jo. 26 lid 2 Kr       44
K 470als particulier het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven28 lid 1 jo. 26 lid 4 Kr       6
 deel I en III na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II niet afgeven aan28 lid 1 jo.        
K 475a– de nieuwe eigenaar of houder (particulier)– 26 lid 5 Kr       11
K 475b– het erkende bedrijf– 27 lid 6 Kr       11
K 480als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)28 lid 2 Kr       44
           
 Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder         
           
K 485als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven29 lid 1 Kr       44
           
 Verval van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig aan een persoon in het buitenland         
           
K 490a– het (bedrijfsvoorraad) deel II en het overschrijvings- bewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen31 lid 1 sub a en 31 lid 6 jo lid 1 Kr       6
K 490b– deel I en III afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen31 lid 1 sub b Kr       22
K 490c– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen31 lid 1 sub b jo. 18 Kr       22
K 495als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week de vereiste documenten bij de Minister van Verkeer en Waterstaat inleveren31 lid 2 en 31 lid 6 jo lid 2 Kr       44
K 500als nieuwe eigenaar of houder het afschrift van de uitvoerverklaring niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven31 lid 4 Kr       6
K 505als eigenaar of houder deel I en III niet aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring31 lid 5 Kr       6
K 510als eigenaar of houder het ontvangstbewijs niet aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring31 lid 5 jo. 18 Kr       6
K 515als nieuwe eigenaar of houder niet terstond een aangewezen legitimatiebewijs en de uitvoerverklaring inleveren bij het erkende bedrijf dat de uitvoer geautomatiseerd registreert32 lid 2 Kr       44
K 520als kentekenhouder/bij overlijden zijn erfgenaam, niet de vereiste documenten inleveren bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, wanneer het voertuig voorgoed buiten Nederland wordt gebracht33 lid 1 Kr en 33 lid 3 jo lid 1 KR       44
           
 Aanvraag nieuw deel I         
           
K 525niet op de voorgeschreven wijze een nieuw deel I aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I34 lid 1 Kr       28
           
 Inleverplicht deel III         
           
 deel III niet binnen vier weken inleveren35 lid 3 Kr        
K 530a– bij ontvangst, na overdracht van het voertuig        6
K 530b– na ontvangst van een tweede exemplaar        6
           
 Handelaarskenteken         
           
K 535als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken44 Kr       28
K 540het ongeldig verklaarde handelaarskenteken niet onverwijld inleveren45 lid 2 Kr       44
           
 Intrekking erkenning         
           
K 545de verstrekte formulieren en bedrijfslegitimatie-bewijzen niet onverwijld inleveren49 lid 1 Kr       44
           
 Inleverplicht oude bewijzen (overgangsbepaling)         
           
K 550kentekenbewijzen en duplicaten afgegeven op basis van de (oude) Wegenverkeerswet en die hun geldigheid hebben verloren, niet onverwijld inleveren54 lid 2 Kr       44
           
 Reglement rijbewijzen(RR)         
           
K 600als bestuurder van een motottijtuig van de rijbewijscategorie A niet op eerste vordering van het theoriecertificaat dan wel de oproep voor het examen ter inzage geven 2 lid 2 RR 6      
Naar boven