Wet van 10 april 1997, houdende een aantal wijzigingen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen op een aantal punten wijziging behoeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De voorlopige machtiging heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden na haar dagtekening, onverminderd het bepaalde in de artikelen 48 en 49.

B

Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het ten uitvoer leggen van een krachtens het eerste lid gegeven beschikking draagt de burgemeester op aan een of meer ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die zich voorzien van de bijstand van een of meer personen met kennis van de zorg voor personen die gestoord zijn in hun geestvermogens. De bedoelde ambtenaren kunnen daartoe elke plaats betreden waar de op te nemen persoon zich bevindt, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de woorden «Indien de met overeenkomstige toepassing van artikel 7 bevoegde officier van justitie» vervangen door: Indien de officier van justitie.

2. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:

  • 3. Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin het ziekenhuis waarin de patiënt is opgenomen, is gelegen. Artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 51, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De artikelen 36 tot en met 41, 44, 56, 57 en 58 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot personen die ter beschikking zijn gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege en met betrekking tot personen aan wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, indien die verpleging dan wel de tenuitvoerlegging van die maatregel plaatsvindt in een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 90, quinquies, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

E

In artikel 54, tweede lid, onder b, worden de woorden «artikel 16, tweede lid» vervangen door: artikel 16, derde lid.

F

In artikel 66, tweede lid, worden de woorden «ambtenaren van rijks- of gemeentepolitie» vervangen door: ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,.

G

Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

De voordracht voor een krachtens artikel 14, 23, 37, 38, 39, 41, 44, 50, 58, 60 of 62 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekend gemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 10 april 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de eerste juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1995, 290, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 592.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 669.

Handelingen II 1996/97, blz. 4261.

Kamerstukken I 1996/97, 24 669 (213, 213a).

Handelingen I 1996/97, blz. 1042.

Naar boven