Besluit van 28 november 1996, houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 oktober 1996, AD96/U860, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Gelet op:

– artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,

– artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,

– artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) en

– artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 12 november 1996, nr. W04.96.0488);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van november 1996, nr. AD96/1007, directoraat- generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I WIJZIGING VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT BURGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN 1984

Paragraaf 1

De algemene salarisverhoging per 1 oktober 1995

Artikel I

Het >Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 19841 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21, tweede lid, wordt het bedrag f 238,09 vervangen door: f 239,28.

B

In de bijlage A wordt het bedrag f 14 837,00 telkens vervangen door: f 14 911,00.

C

De bijlage B wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage I.

Artikel II

  • 1. Voor zover de onderdelen B en C van artikel I aanleiding geven tot het wijzigen van de bedragen van toelagen toegekend met toepassing van artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 die ingevolge het bepaalde in artikel 13 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 nog worden gehandhaafd, geschiedt dit door Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te geven richtlijn.

  • 2. Voor zover de onderdelen B en C van artikel I aanleiding geven tot het wijzigen van bijzondere regelingen getroffen met toepassing van artikel 26 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, geschiedt dit bij gemeenschappelijke regeling van Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur en Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel III

  • 1. De bij de onderdelen B en C van artikel I aangebrachte wijzigingen in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel dragen een algemeen karakter.

  • 2. De bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen worden vervangen door onderscheidenlijk f 16 961,00 en f 15 903,00.

  • 3. a. De bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) worden vervangen door onderscheidenlijk f 16 961,00, f 15 903,00 en f 14 911,00;

    b. De bedragen, genoemd in artikel 4, eerste lid, van voornoemde wet van 11 september 1964 worden voor de periode van 1 oktober 1995 tot 1 januari 1996 vervangen door onderscheidenlijk f 15 903,00 en f 13 982,00.

  • 4. De bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman worden vervangen door onderscheidenlijk f 16 961,00 en f 14 911,00.

Paragraaf 2

De algemene salarisverhoging per 1 oktober 1996

Artikel IV

Het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21, tweede lid, wordt het bedrag f 239,28 vervangen door: f 241,08.

B

In de bijlage A wordt het bedrag f 14 911,00 telkens vervangen door: f 15 023,00.

C

De bijlage B wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage II.

Artikel V

  • 1. Voor zover de onderdelen B en C van artikel IV aanleiding geven tot het wijzigen van de bedragen van toelagen toegekend met toepassing van artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 die ingevolge het bepaalde in artikel 13 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 nog worden gehandhaafd, geschiedt dit door Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te geven richtlijn.

  • 2. Voor zover de onderdelen B en C van artikel IV aanleiding geven tot het wijzigen van bijzondere regelingen getroffen met toepassing van artikel 26 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, geschiedt dit bij gemeenschappelijke regeling van Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur en Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel VI

  • 1. De bij de onderdelen B en C van artikel IV aangebrachte wijzigingen in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel dragen een algemeen karakter.

  • 2. De bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen worden vervangen door onderscheidenlijk f 17 088,00 en f 16 022,00.

  • 3. a. De bedragen genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) worden vervangen door onderscheidenlijk f 17 088,00, f 16 022,00 en f 15 023,00;

    b. De bedragen, genoemd in artikel 4, eerste lid, van voornoemde wet van 11 september 1964 worden vervangen door onderscheidenlijk f 17 088,00 en f 15 023,00.

  • 4. De bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman worden vervangen door onderscheidenlijk f 17 088,00 en f 15 023,00.

Paragraaf 3

De herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen per 1 januari 1997

Artikel VII

Het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, eerste lid, onder a en b, wordt de zinsnede «22 jaar» telkens vervangen door: 21 jaar.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met het derde lid komen te luiden:

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die nog niet het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, wordt jaarlijks verhoogd tot het in de schaal naasthogere bedrag, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate functioneert.

  • 2. Het salaris van de ambtenaar die nog niet het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, kan worden verhoogd tot een in de schaal vermeld hoger bedrag, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag meer dan in voldoende mate functioneert dan wel indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere gronden aanleiding bestaat.

  • 3. Indien de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag niet in voldoende mate functioneert, blijft salarisverhoging achterwege.

2. In het vierde lid, onderdelen a en b, en in het zesde lid wordt de zinsnede «22 jaar» respectievelijk «22e verjaardag» vervangen door: 21 jaar respectievelijk 21e verjaardag.

3. Het zevende lid vervalt.

C

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 8, luidend:

Artikel 8
  • 1. Het salaris van de ambtenaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, kan worden verhoogd, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert.

  • 2. Bij een salarisverhoging als bedoeld in het eerste lid wordt het salaris:

    a. voor de ambtenaar voor wie één der salarisschalen 1 tot en met 17 van de bijlage B geldt, vastgesteld op een bedrag vermeld in de naasthogere salarisschaal, met dien verstande dat het maximum van die schaal niet wordt overschreden;

    b. voor de ambtenaar, voor wie salarisschaal 18 van de bijlage B geldt, vastgesteld op één van de volgende bedragen:

    f 14 398,00;

    f 14 710,00;

    f 15 023,00.

  • 3. Indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd, kan het bevoegd gezag de toekenning van de salarisverhoging, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk intrekken.

D

Artikel 12b komt te luiden:

Artikel 12b
  • 1. Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 4, eerste lid, naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert, kan een toelage worden toegekend.

  • 2. De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het voor de ambtenaar geldende salaris.

  • 3. Indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd, kan het bevoegd gezag de toekenning van de toelage, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk intrekken.

E

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «22 jaar» vervangen door: 21 jaar.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de ambtenaar die jonger is dan 21 jaar bedraagt de vakantieuitkering tenminste het in het tweede lid genoemde bedrag verminderd met

    – 15% voor de ambtenaar die 20 jaar is;

    – 25% voor de ambtenaar die 19 jaar is;

    – 35% voor de ambtenaar die 18 jaar is;

    – 45% voor de ambtenaar die jonger dan 18 jaar is, met dien verstande dat het bedrag waarop hij alsdan aanspraak heeft bij een onvolledige werktijd of bij genot van slechts een gedeelte van zijn bezoldiging, op andere gronden dan vermeld in het vierde lid, naar evenredigheid wordt verminderd.

F

De bijlage B wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage III.

Artikel VIII

  • 1. Onverminderd het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt, in voorkomend geval onder aanpassing van het salarisnummer, het salaris van de ambtenaar voor wie op de dag voor de inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel F, reeds één der salaris-schalen van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 gold, vastgesteld op het bedrag dat gelijk is aan het salaris dat voor hem zou hebben gegolden, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 2. In geval de in het eerste lid bedoelde vaststelling van het salaris niet kan plaatsvinden op een gelijk bedrag, wordt, in voorkomend geval onder aanpassing van het salarisnummer, het salaris van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, onverminderd het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgesteld op het naasthogere bedrag van het salaris dat voor hem zou hebben gegolden indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3. Aan de ambtenaar voor wie ingevolge het eerste lid het salaris wordt vastgesteld op een gelijk bedrag dan wel ingevolge het tweede lid op een bedrag dat niet meer dan zeven gulden meer bedraagt dan het salaris dat voor hem zou hebben gegolden, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, wordt een eenmalige uitkering toegekend van f 250,00. Voor de ambtenaar die op 1 januari 1997 een deelbetrekking vervult of een nevenbetrekking welke is te herleiden tot een deelbetrekking, wordt de uitkering in dezelfde verhouding lager vastgesteld als de aan de bedoelde betrekking verbonden bezoldiging zich verhoudt tot die, verbonden aan de betrekking met een volledige werktijd. Voor de ambtenaar, die op 1 januari 1997 wegens ziekte, schorsing of verlof anders dan wegens militaire dienst, een deel van zijn bezoldiging of loon geniet, wordt de uitkering naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld.

  • 4. Voor de ambtenaar voor wie, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, met ingang van 1 januari 1997 een salaris zou hebben gegolden behorende bij salarisnummer 1 van schaal 6 of 7 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het salaris met ingang van 1 januari 1997, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, vastgesteld op het salaris vermeld achter salarisnummer 1 van schaal 6 of 7.

  • 5. De in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde vaststelling van het salaris laat het tijdstip waarop aan de ambtenaar de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, behoudens het bepaalde in het zesde en zevende lid, onverlet.

  • 6. Voor de ambtenaar voor wie ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid met ingang van 1 januari 1997 het salaris komt te gelden dat is vermeld achter salarisnummer 1 van schaal 5 of salarisnummer 2 van schaal 6 of 7 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het tijdstip waarop hem de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met zes maanden vervroegd.

  • 7. Voor de ambtenaar voor wie ingevolge het tweede lid met ingang van 1 januari 1997 het salaris komt te gelden dat is vermeld achter salarisnummer 9 van schaal 14, 15 of 16 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het tijdstip waarop hem de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, gesteld op 1 juli 1997.

Artikel IX

  • 1. Een toelage toegekend op grond van artikel 12b, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft ook na 31 december 1996 gelden tot het moment waarop krachtens het besluit tot toekenning de toelage vervalt.

  • 2. Een toelage toegekend op grond van artikel 12b, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft ook na 31 december 1996 gelden tot het moment dat het bevoegd gezag met betrekking tot die toelage een nadere beslissing heeft genomen doch uiterlijk tot 1 januari 2000.

HOOFDSTUK II BEPALINGEN INZAKE DE EINDEJAARSUITKERING OVER DE JAREN 1995 EN 1996

Artikel X

In afwijking van artikel 20a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bedraagt de eindejaarsuitkering in 1995 0,3% van het salaris dat de ambtenaar geniet in de maanden januari tot en met september 1995 vermeerderd met 2,3% van het salaris dat de ambtenaar geniet in de maanden oktober tot en met december 1995 en in 1996 0,8% van het salaris dat de ambtenaar geniet in het jaar 1996.

Artikel XI

Indien de ambtenaar in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met een ontslag verleend met ingang van een datum gelegen tussen 1 oktober 1995 en 2 januari 1996 aanspraak verkrijgt op een wachtgeld als bedoeld in het Rijkswachtgeldbesluit 1959, een uitkering als bedoeld in de Uitkeringsregeling 1966 of een uitkering als bedoeld in de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, wordt voor de berekening daarvan in afwijking van het bepaalde omtrent de eindejaarsuitkering in respectievelijk artikel 4, eerste lid, van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, artikel 4, eerste lid, van de Uitkeringsregeling 1966 of artikel 2, eerste lid, van de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, rekening gehouden met een eindejaars-uitkering van 0,8%.

HOOFDSTUK III INWERKINGTREDINGSBEPALING

Artikel XII

  • 1. Met uitzondering van hoofdstuk I, paragraaf 3, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug

    – voor wat betreft hoofdstuk I, paragraaf 1, en hoofdstuk II tot en met 1 oktober 1995;

    – voor wat betreft hoofdstuk I, paragraaf 2, tot en met 1 oktober 1996.

  • 2. Hoofdstuk I, paragraaf 3 van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 28 november 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negentiende december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het bijgaande besluit betreft de formalisering van de maatregelen uit paragraaf 1 van de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997. Deze maatregelen zijn:

1. de structurele salarisverhogingen per 1 oktober 1995 en 1 oktober 1996 van respectievelijk 0,5% en 0,75%;

2. de herziening van het beloningsbeleid per 1 januari 1997, waarbij onder meer een herstructurering van de salarisschalen plaatsvindt;

3. de (eenmalige) verhoging van de eindejaarsuitkering voor de jaren 1995 en 1996.

Bij dezerzijdse circulaire van 22 september 1995, AD95/U915 (Stcrt. 1995, 194) werd genoemde overeenkomst bekend gemaakt en werd nader ingegaan op een aantal maatregelen, te weten onder meer de structurele salarisverhoging van 1 oktober 1995 en de verhoging van de eindejaarsuitkering.

De kosten van het totale pakket aan maatregelen, neergelegd in genoemde overeenkomst, zijn gefinancierd uit het voor de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van het personeel voor de sector Rijk beschikbare budget.

In het Sectoroverleg Rijkspersoneel is over dit besluit overeenstemming bereikt.

De structurele salarisverhogingen per 1 oktober 1995 ad 0,5% en per 1 oktober 1996 ad 0,75%

Naast de formalisering van deze structurele salarisverhogingen voor het burgerlijk rijkspersoneel vindt bij bijgaand besluit de aanpassing daaraan plaats van de bezoldigingsbedragen van enkele bij wet bezoldigde functionarissen. Deze doorwerking betreft de bezoldiging van de ministers en de staatssecretarissen, van de vice-president van de Raad van State en van de staatsraden, van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer en van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsman.

De herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen van het BBRA 1984 per 1 januari 1997

De herziening van het beloningsbeleid per 1 januari 1997 heeft als doel de ruimte voor het management om binnen de salarisschalen van het BBRA 1984 in individuele gevallen beloningsbeslissingen te kunnen nemen, te vergroten. Het criterium voor de toekenning van salaris zal, naast de zwaarte van de functie, de wijze van functioneren zijn. Dit nieuwe beloningssysteem wordt zodanig opgezet, dat individuele beloningsbeslissingen zoveel mogelijk via de salarislijn kunnen worden uitgevoerd. Hierbij wordt het mogelijk gemaakt, dat aan de ambtenaar, indien en zolang hij uitstekend functioneert, ook een salaris kan worden toegekend dat hoger is dan het maximumsalaris van de voor hem op grond van de functiezwaarte geldende salarisschaal.

In samenhang hiermee zal de functioneringstoelage, die thans kan worden toegekend op basis van artikel 12b van het BBRA 1984, vervallen voor de ambtenaren voor wie een salarisschaal (opgenomen in de bijlage B van het BBRA 1984) geldt. Deze functioneringstoelage blijft nog wel gelden voor de ambtenaar voor wie geen salarisschaal geldt, maar wiens ambt is ingedeeld in de bijlage A van het BBRA 1984.

Deze herziening van het beloningsbeleid impliceert een herstructurering van de salarisschalen. Bij deze herstructurering zullen de bestaande maximumbedragen van de schalen niet worden verlaagd. In de meeste gevallen zullen de aanvangssalarisbedragen wel worden verlaagd. De bij de invoering van deze herstructurering reeds in dienst zijnde ambtenaren zullen hiervan echter geen nadeel ondervinden. In samenhang met deze herstructurering zal voor de jeugdsalarissen en voor de aanspraak op het minimumbedrag van de vakantieuitkering de zgn. vakvolwassenleeftijd worden verlaagd van 22 naar 21 jaar en zal de wachttijd van de zgn. diensttijduitlopen in de schalen 1 tot en met 5 worden beperkt. In het kader van deze herstructurering wordt de bestaande staffelingsaftrek voor de bepaling van de jeugdsalarissen ter grootte van 10% voor elk leeftijdsjaar aangepast. Voor een 20-jarige bedraagt de aftrek 15%, voor een 19-jarige 25%, voor een 18-jarige 35% en voor de ambtenaar die jonger is dan 18 jaar 45%. In samenhang hiermee wordt deze aangepaste staffeling ook toegepast voor de jeugdigen die in aanmerking komen voor het minimumbedrag van de vakantie-uitkering.

De (eenmalige) verhoging van de eindejaarsuitkering voor de jaren 1995 en 1996

In bovengenoemde overeenkomst is neergelegd dat zowel de eindejaarsuitkering voor het jaar 1995 als die voor het jaar 1996 eenmalig wordt verhoogd met 0,5%. In bovengenoemde circulaire van 22 september 1995 is gepreciseerd dat het gaat om een verhoging met 0,5-procentpunt. Voorts wordt in die circulaire vermeld dat met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijkspersoneel (SOR) een nadere afspraak is gemaakt over de wijze waarop de verhoging voor het jaar 1995 zal plaatsvinden. Deze afspraak houdt in dat de verhoging voor 1995 zal worden gerealiseerd door met ingang van 1 oktober 1995 het geldende percentage van 0,3 voor de periode tot en met de maand december 1995 te verhogen met 2 procentpunt. Hierdoor komt de eindejaarsuitkering voor de maanden oktober tot en met december 1995 uit op 2,3% van het salaris over die maanden. Voor het jaar 1995 bedraagt de eindejaarsuitkering derhalve gedurende negen maanden 0,3% en gedurende drie maanden 2,3%. Het totaal daarvan ad 9,6% is gelijk aan een eindejaarsuitkering van 0,8% gedurende twaalf maanden.

Vervolgens zal voor het gehele jaar 1996 de eindejaarsuitkering 0,8% van het salaris bedragen.

De eenmaligheid van de verhoging impliceert dat met ingang van 1 januari 1997 – bij ongewijzigd beleid – de eindejaarsuitkering weer uitkomt op 0,3% van het salaris.

In genoemde circulaire wordt voorts meegedeeld dat voor de wachtgelden en de uitkeringen met als berekeningsbasis de bezoldiging van één van de maanden oktober, november of december 1995, niet een eindejaarsuitkering ter grootte van 2,3% maar een eindejaarsuitkering van 0,8% zal doorwerken.

Artikelsgewijs

Artikelen I tot en met III; artikelen IV tot en met VI

Met name deze artikelen hebben betrekking op de salarisverhogingen per respectievelijk 1 oktober 1995 en 1 oktober 1996 ter grootte van onderscheidenlijk 0,5% en 0,75%. Bij onderdeel A van artikel I en bij onderdeel A van artikel IV vindt de aanpassing daaraan plaats van het minimumbedrag van de vakantie-uitkering. De salarisverhogingen dragen beide een algemeen karakter. Dit is neergelegd in respectievelijk artikel III, eerste lid, en artikel VI, eerste lid. In verband daarmee worden in de volgende leden van die artikelen de bezoldigingsbedragen van de ministers en de staatssecretarissen, van de vice-president van de Raad van State en staatsraden, van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer en van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsman aan die wijzigingen aangepast. Ik merk op dat de aanpassing per 1 oktober 1995 van de bezoldigingsbedragen van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer bij artikel III, derde lid, onderdeel b, wordt geregeld voor de periode van 1 oktober 1995 tot 1 januari 1996. Dit houdt verband met een wijziging van de bezoldiging voor deze functionarissen ingaande 1 januari 1996 ingevolge artikel XIII van de Wet van 20 december 1995 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (salariswijziging per 1 januari 1995), Stb. 704. De ingevolge deze wet per 1 januari 1996 vastgestelde bezoldigingsbedragen worden bij artikel VI, derde lid, onderdeel b, van bijgaand besluit vervolgens aangepast aan de salarisverhoging voor het burgerlijk rijkspersoneel per 1 oktober 1996.

Artikelen VII tot en met IX

Met name artikel VII heeft betrekking op de herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen per 1 januari 1997. De wijziging bij dit artikel van artikel 6, eerste lid, en van artikel 7, vierde lid, van het BBRA 1984 houden verband met de in het algemene gedeelte van deze toelichting genoemde verlaging van de zgn. vakvolwassenleeftijd van 22 naar 21 jaar.

De wijziging van de eerste drie leden van artikel 7 van het BBRA 1984 bij artikel VII, onderdeel B, van bijgaand besluit houdt in hoofdzaak in een nadere formulering van de eisen waaraan de ambtenaar moet voldoen om in aanmerking te komen voor een verhoging van zijn salaris binnen de voor hem geldende salarisschaal. Het nieuwe eerste lid van artikel 7 houdt in dat het salaris van de ambtenaar, op basis van een in het algemeen jaarlijks door het bevoegd gezag te nemen beslissing, wordt verhoogd tot het naasthogere bedrag in de salarisschaal indien hij in voldoende mate functioneert. Op grond van het nieuwe tweede lid van artikel 7 kan – eventueel naast de in het eerste lid bedoelde jaarlijkse beslissing – het salaris binnen de geldende salarisschaal worden verhoogd (deze verhoging is niet beperkt tot het naasthogere bedrag) indien sprake is van een in meer dan voldoende mate functioneren door de ambtenaar. Het gaat hierbij dus – zoals ook thans overigens reeds het geval dient te zijn – om een bewuste beloningsbeslissing van het bevoegd gezag aan de hand van zijn oordeel over de mate waarin de ambtenaar functioneert. Nieuw bij dit tweede lid is de mogelijkheid dat zo'n salarisverhoging ook kan worden verleend indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere gronden, bijvoorbeeld uit hoofde van managementsoverwegingen, aanleiding bestaat.

Aangezien bij de herstructurering van de salarisschalen, die tot uitdrukking komt bij onderdeel F van artikel VII, de wachttijd van de zgn. diensttijduitlopen in de schalen 1 tot en met 5 wordt beperkt, en wel in die zin dat deze diensttijduitlopen thans kunnen worden beschouwd als normale periodieken binnen de desbetreffende salarisschaal, kan het zevende lid van artikel 7 van het BBRA 1984 vervallen. Dit wordt eveneens geregeld bij artikel VII, onderdeel B.

Onderdeel C van artikel VII bevat het meest kenmerkende onderdeel van de herziening van het beloningsbeleid. Op grond van het daarbij ingevoegde nieuwe artikel 8 in het BBRA 1984 kan, indien de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert, een salaris worden toegekend dat uitgaat boven het maximumbedrag van de aan de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. Hierbij kan het maximumbedrag van de naasthogere salarisschaal echter niet worden overschreden. Indien salarisschaal 18 van toepassing is, kan het vaste salarisbedrag, opgenomen in bijlage A van het BBRA 1984, niet worden overschreden. Op grond van het derde lid van het nieuwe artikel 8 kan de salarisverhoging geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd.

Door dit nieuwe beloningsinstrument kan de mogelijkheid van toekenning van een functioneringstoelage aan de ambtenaren voor wie een salarisschaal geldt, komen te vervallen. Hierop heeft de wijziging van artikel 12b van het BBRA 1984 bij artikel VII, onderdeel D, betrekking. Hierdoor blijft overigens de mogelijkheid van toekenning van een functioneringstoelage aan de ambtenaren voor wie niet een salarisschaal geldt, te weten voor de ambtenaren wier ambt is vermeld in de bijlage A van het BBRA 1984, bestaan.

Artikel VIII en artikel IX houden eveneens verband met de herziening van het beloningsbeleid per 1 januari 1997. Bij artikel VIII vindt de inpassing van de reeds in dienst zijnde ambtenaren plaats in de geherstructureerde salarisschalen, op een zodanige wijze dat ingaande 1 januari 1997 voor hen het salaris wordt vastgesteld op een gelijk bedrag als voor hen zonder deze herstructurering zou gelden, of, indien in de geherstructureerde schaal zo'n gelijk bedrag niet voorkomt, op het naasthogere bedrag. Deze inpassing houdt dus in dat de zittende ambtenaren niet op een lager salarisbedrag kunnen worden ingepast dan voor hen zou gelden indien de herstructurering niet zou plaatsvinden. Op deze algemene inpassingsregel zijn enkele uitzonderingen. Degenen die, zonder herstructurering, per 1 januari 1997 salarisnummer 1 uit de schalen 6 of 7 zouden bereiken, worden in de nieuwe structuur niet ingepast in salarisnummer 0 maar in salarisnummer 1.

Bij de inpassing in de nieuwe, geherstructureerde schalen, wordt in voorkomend geval tevens het salarisnummer aangepast. De inpassing in de nieuwe schalenstructuur brengt in het algemeen geen verandering aan in het tijdstip waarop het salaris van de ambtenaar in de voor hem geldende schaal kan worden verhoogd. Ook hier zijn echter enkele uitzonderingen. Voor degenen, die per 1 januari 1997 worden ingepast in salarisnummer 1 van schaal 5, en salarisnummer 2 van de schalen 6 en 7 (nieuwe structuur) wordt de datum waarop de eerstvolgende periodieke verhoging kan worden toegekend, collectief met zes maanden vervroegd. Dit betekent dat zij in 1997 de eerstvolgende jaarlijkse verhoging een half jaar eerder krijgen, echter nooit eerder dan 1 januari 1997. Ook bij de schalen 14, 15 en 16 doet zich een bijzondere situatie voor. Voor degenen die vanaf het maximum van één van de «oude» schalen 14, 15 en 16 worden ingepast in de geherstructureerde schalen 14, 15 en 16 wordt bepaald (zevende lid) dat het tijdstip waarop de volgende verhoging in de desbetreffende schaal kan worden toegekend – daarmee bereikt men dan het maximumsalaris van de schaal – wordt bepaald op 1 juli 1997.

Daarbij zij erop gewezen dat vorenstaande regels met betrekking tot een eerstvolgende periodieke salarisverhoging onverlet laat dat het management in het kader van bewust belonen hiervan in individuele gevallen in positieve zin kan afwijken met gebruikmaking van artikel 7, tweede lid, van het BBRA 1984.

Bij dit artikel (derde lid) wordt voorts aan de ambtenaren die op een gelijk salarisbedrag worden ingepast dan wel op een bedrag dat maximaal zeven gulden meer bedraagt dan hetgeen zij zouden genieten indien er geen herstructurering zou hebben plaatsgevonden een eenmalige uitkering toegekend van f 250,00 (bruto). Voor de ambtenaren die een lagere bezoldiging genieten in verband met bijvoorbeeld het vervullen van een deeltijdbetrekking of wegens bijzondere omstandigheden, zoals ouderschapsverlof, buitengewoon verlof, verhindering in verband met ziekte of schorsing, wordt de uitkering evenredig lager vastgesteld.

Artikel IX houdt verband met de wijziging van artikel 12b van het BBRA 1984, op grond waarvan tot dusver een functioneringstoelage kon worden toegekend aan de ambtenaren voor wie een salarisschaal geldt. Dit artikel bevat de overgangsbepalingen voor de lopende functioneringstoelagen.

Artikelen X EN XI

Deze artikelen hebben betrekking op de (eenmalige) verhoging van de eindejaarsuitkering voor de jaren 1995 en 1996. Gelet op de inhoud van artikel X zal ingaande 1 januari 1997 de eindejaarsuitkering op grond van artikel 20a van het BBRA 1984 weer 0,3% bedragen.

Bij artikel XI is de gemitigeerde doorwerking van de verhoging van de eindejaarsuitkering over de maanden oktober tot en met december 1995 naar de wachtgelden en de uitkeringen geregeld. Zonder deze mitigering zou – in beginsel structureel – in de wachtgelden en de uitkeringen (het gaat hier om het wachtgeld als bedoeld in het Rijkswachtgeldbesluit 1959, of een uitkering als bedoeld in de Uitkeringsregeling 1966 of de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag) met als berekeningsbasis de bezoldiging over een van de maanden oktober tot en met december 1995, de over die maanden uitbetaalde eindejaarsuitkering ter grootte van 2,3% doorwerken. Met de mitigering tot 0,8% wordt bereikt dat de doorwerking van de verhoogde eindejaarsuitkering in de nieuwe wachtgelden en uitkeringen in overeenstemming is met de verhoging van de eindejaarsuitkering van 0,3% tot 0,8% over de jaren 1995 en 1996.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

BIJLAGE 1

Deze bijlage behoort bij het besluit van 28 november 1996 houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997

BIJLAGE B

van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevattende de indelingsstructuur (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen de zwaarte van de functies wordt bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

HOOFDGROEP I
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
schaal 1schaal 2schaal 3
(maandbedragen in guldens)
    U 153334
    U 133243
  U 133054U 113149
U 122770U 11295563054
U 102697U 92854 52955
U 82639 42770 42854
32584 3269732697
22537 22584 22584
1243412487 12487
02331 02382 02434
J 212098J 212144J 212191
J 201865J 201906J 201947
J 191632J 191667J 191704
J 181399J 181429J 181460
J 171166J 171191J 171217
J 161166J 161191J 161217
J 151166J 151191  
HOOFDGROEP II
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIb Niveaugroep IIcNiveaugroep IId
schaal 3schaal 4schaal 5schaal 6
(maandbedragen in guldens)
  U 163514U 153695103871
U 153334U 143425U 133602 93785
U 133243U 123334 83514 83695
U 113149 73243 73425 73602
63054 63149 63334 63514
5295553054 53243 53425
42854 4295543149 43334
32697 32770 3305433243
22584 22639 22854 23054
12487 12537 12697 12854
0243402487 02584 02770
J 212191J 212238J 212326   
J 201947J 201990J 202067   
J 191704J 191741J 191809  
J 181460J 181492J 181550   
J 171217J 171244J 171292   
J 161217J 161244    
HOOFDGROEP III
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
schaal 5schaal 6schaal 7
(maandbedragen in guldens)
U 153695103871104270
U 1336029378594158
835148369584060
734257360273965
633346351463871
532435342553785
431494333443695
330543324333602
228542305423425
126971285413243
025840277003149
J 212326     
J 202067     
J 191809     
J 181550     
J 171292  
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe 
schaal 8 schaal 9 
(maandbedragen in guldens)
      
104836     
94751     
8465885473  
7455975291  
6446265097  
5437354923   
4427044751   
3415834559  
2396524373   
1378514158   
0360203965  
HOOFDGROEP IV
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVb Niveaugroep IVcNiveaugroep IVd
schaal 8schaal 9schaal 10schaal 11
(maandbedragen in guldens)
    126001   
    115808117016
104836  105636106921
94751  9547396744
84658854738529186560
74559752917509776377
64462650976492366193
54373549235475156001
44270447514455945808
34158345593437335636
23965243732415825473
13785141581396515291
03602039650378505097
Niveaugroep IVe
schaal 12
(maandbedragen in guldens)
107996      
97883       
87653       
77469       
67292       
57108      
46921       
36744       
26560       
16377       
06193      
HOOFDGROEP V
Niveaugroep VaNiveaugroep Vb Niveaugroep VcNiveaugroep VdNiveaugroep Ve
schaal 10schaal 11schaal 12schaal 13schaal 14
(maandbedragen in guldens)
126001        
115808117016       
105636106921107996    
95473 96744 97883   99552
85291 86560 87653 8868489296
75097 76377 77469 7857479046
64923 66193 67292 6834368803
54751 56001 57108 5811258574
44559 45808 46921 4788348343
34373 35636 36744 3765338112
24158 25473 26560 2746927883
13965 15291 16377 1729217653
03785 05097 0619307108 07469
Niveaugroep Vf
schaal 15
(maandbedragen in guldens)
910507        
810178         
79860         
69552         
59296         
49046        
38803         
28574         
18343         
08112        
HOOFDGROEP VI
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIb Niveaugroep VIcNiveaugroep VId
schaal 13schaal 14schaal 15schaal 16
(maandbedragen in guldens)
  99552910507911557
8868489296810178811196
785747904679860710846
683436880369552610507
581125857459296510178
47883483434904649860
37653381123880339552
27469278832857429296
17292176531834319046
07108074690811208803
Niveaugroep VIeNiveaugroep VIf  
schaal 17schaal 18  
(maandbedragen in guldens)
912711913982    
812314813545     
711929713121    
611557612711     
511196512314    
410846411929     
310507311557    
210178211196     
19860110846     
09552010507    

BIJLAGE II

Deze bijlage behoort bij het besluit van 28 november 1996 houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997

BIJLAGE B

van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevattende de indelingsstructuur (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen de zwaarte van de functies wordt bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

HOOFDGROEP I
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
schaal 1schaal 2schaal 3
(maandbedragen in guldens)
    U 153359
    U 133268
  U 133077U 113172
U 122791U 11297863077
U 102717U 92876 52978
U 82659 42791 42876
32604 3271732717
22556 22604 22604
1245212506 12506
02348 02399 02452
J 212113J 212159J 212207
J 201878J 201919J 201962
J 191644J 191679J 191716
J 181409J 181439J 181471
J 171174J 171200J 171226
J 161174J 161200J 161226
J 151174J 151200  
HOOFDGROEP II
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIb Niveaugroep IIcNiveaugroep IId
schaal 3schaal 4schaal 5schaal 6
(maandbedragen in guldens)
  U 163540U 153723103900
U 153359U 143450U 133629 93813
U 133268U 123359 83540 83723
U 113172 73268 73450 73629
63077 63172 63359 63540
5297853077 53268 53450
42876 4297843172 43359
32717 32791 3307733268
22604 22659 22876 23077
12506 12556 12717 12876
0245202506 02604 02791
J 212207J 212255J 212344   
J 201962J 202005J 202083   
J 191716J 191754J 191823  
J 181471J 181504J 181562   
J 171226J 171253J 171302   
J 161226J 161253    
HOOFDGROEP III
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
schaal 5schaal 6schaal 7
(maandbedragen in guldens)
U 153723103900104302
U 13362993813 94190
83540 83723 84090
73450 73629 73995
6335963540 63900
53268 53450 53813
43172 43359 43723
3307733268 33629
22876 23077 23450
12717 12876 13268
0260402791 03172
J 212344     
J 202083     
J 191823     
J 181562     
J 171302  
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe  
schaal 8schaal 9  
(maandbedragen in guldens)
104873    
94787     
84693 85514   
7459375331  
64495 65136   
54406 54960  
44302 44787   
34190 34593   
2399524406   
13813 14190   
03629 03995  
HOOFDGROEP IV
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVb Niveaugroep IVcNiveaugroep IVd
schaal 8schaal 9schaal 10schaal 11
(maandbedragen in guldens)
    126046   
    115851117069
104873  105678106973
94787  9551496795
84693855148533186610
74593753317513676425
64495651366496066240
54406549605478756046
44302447874459345851
34190345933440635678
23995244062419025514
13813141901399515331
03629039950381305136
Niveaugroep IVe
schaal 12
(maandbedragen in guldens)
108056      
97942       
87711       
77525       
67347       
57161      
46973       
36795       
26610       
16425       
06240      
HOOFDGROEP V
Niveaugroep VaNiveaugroep Vb Niveaugroep VcNiveaugroep VdNiveaugroep Ve
schaal 10schaal 11schaal 12schaal 13schaal 14
(maandbedragen in guldens)
126046        
115851117069       
105678106973108056    
955149679597942  99624
8533186610877118874989365
7513676425775257863879114
6496066240673476840568869
5478756046571615817358638
4459345851469734794248405
3440635678367953771138173
2419025514266102752527942
1399515331164251734717711
0381305136062400716107525
Niveaugroep Vf
schaal 15
(maandbedragen in guldens)
910586        
810255         
79934         
69624         
59365         
49114        
38869         
28638         
18405         
08173        
HOOFDGROEP VI
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIb Niveaugroep VIcNiveaugroep VId
schaal 13schaal 14schaal 15schaal 16
(maandbedragen in guldens)
  99624910586911643
8874989365810255811280
786387911479934710927
684056886969624610586
581735863859365510255
47942484054911449934
37711381733886939624
27525279422863829365
17347177111840519114
07161075250817308869
Niveaugroep VIeNiveaugroep VIf  
schaal 17schaal 18  
(maandbedragen in guldens)
912807914086    
812407813646     
712019713220    
611643612807     
511280512407    
410927412019     
310586311643    
210255211280     
19934110927     
09624010586    

BIJLAGE III

Deze bijlage behoort bij het besluit van 28 november 1996 houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997

BIJLAGE B

van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevat-tende de indelingsstructuur (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen de zwaarte van de functies wordt bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren

HOOFDGROEP I
Niveaugroep IaNiveaugroep IbNiveaugroep Ic
schaal 1schaal 2schaal 3
(maandbedragen in guldens)
    133366
  123077123270
  112981113173
102791102886103077
9272892791 92981
82666 82728 82886
72605 72666 72791
6254562605 62728
52485 52545 52666
42426 42485 42605
3236632426 32545
22310 22366 22485
12260 12310 12426
0220902260 02366
J 201878J 201921J 202011
J 191657J 191695J 191775
J 181436J 181469J 181538
J 171215J 171243J 171301
J 161215J 161243J 161301
J 151215J 151243  
HOOFDGROEP II
Niveaugroep IIaNiveaugroep IIb Niveaugroep IIcNiveaugroep IId
schaal 3schaal 4schaal 5schaal 6
(maandbedragen in guldens)
133366       
123270123558123750  
113173113462113654113943
103077103366103558103847
92981 93270 93462 93750
8288683173 83366 83654
72791 7307773270 73558
62728 62981 6317363462
52666 52886 53077 53366
42605 42791 42981 43270
3254532728 32886 33173
22485 2266622791 23077
12426 12605 1272812981
02366 02545 02666 02886
J 202011J 202163J 202266   
J 191775J 191909J 192000   
J 181538J 181654J 181733   
J 171301J 171400J 171466  
J 161301J 161400    
HOOFDGROEP III
Niveaugroep IIIaNiveaugroep IIIbNiveaugroep IIIc
schaal 5schaal 6schaal 7
(maandbedragen in guldens)
123750    
113654113943  
103558103847104325
93462 93750 94172
8336683654 84039
73270 73558 73943
63173 63462 63847
5307753366 53750
42981 43270 43654
32886 33173 33558
2279123077 23462
12728 12981 13366
02666 02886 03270
J 202266    
J 192000     
J 181733     
J 171466  
Niveaugroep IIIdNiveaugroep IIIe  
schaal 8schaal 9  
(maandbedragen in guldens)
104895105536  
94702 95322   
84512 85108   
7432574895  
64172 64702   
5403954512   
43943 44325   
33847 34172  
23750 24039   
13654 13943   
0355803847  
HOOFDGROEP IV
Niveaugroep IVaNiveaugroep IVb Niveaugroep IVcNiveaugroep IVd
schaal 8schaal 9schaal 10schaal 11
(maandbedragen in guldens)
104895105536106177107069
94702953229596396765
84512851088574986461
74325748957553676177
64172647026532265963
54039545125510855749
43943443254489545536
33847341723451235322
23750240392417225108
13654139431394314895
03558038470375004512
Niveaugroep IVe
schaal 12
(maandbedragen in guldens)
108056      
97726       
87397       
77069       
66765       
56461      
46177       
35963       
25749       
15536       
05322      
HOOFDGROEP V
Niveaugroep VaNiveaugroep Vb Niveaugroep VcNiveaugroep VdNiveaugroep Ve
schaal 10schaal 11schaal 12schaal 13schaal 14
(maandbedragen in guldens)
1061771070691080561090461010036
9596396765977269871699706
8574986461873978838689376
7553676177770697805679046
6532265963667656772668716
5510855749564615739758386
4489545536461774706948056
3451235322359633676537726
2417225108257492646127397
1394314895155361617717069
0375004512053220596306765
Niveaugroep Vf
schaal 15
(maandbedragen in guldens)
1011027        
910697         
810366         
710036         
69706        
59376         
49046         
38716         
28386         
18056        
07726        
HOOFDGROEP VI
Niveaugroep VIaNiveaugroep VIb Niveaugroep VIcNiveaugroep VId
schaal 13schaal 14schaal 15schaal 16
(maandbedragen in guldens)
109046101003610110271012017
98716997069 10697911687
88386893768 10366811357
7805679046710036711027
67726687166 9706610697
573975838659376510366
47069480564 9046410036
36765377263871639706
26461273972 838629376
16177170691 805619046
05963067650772608716
Niveaugroep VIeNiveaugroep VIf  
schaal 17schaal 18  
(maandbedragen in guldens)
10130071014086    
912677913726     
812347813366    
712017713007     
611687612677    
511357512347     
411027412017    
310697311687     
210366211357    
110036111027     
09706010697    

XNoot
1

Stb. 1983, 571, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 oktober 1996, Stb. 568.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven